Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Open vensters.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Open vensters.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij nu had in zijne opperzaal opene vensters tegen Jeruzalem aan. DAN. 6 : 11.

Reeds in zijne jeugd is Daniël van Jeruzalem weggevoerd naar Babel, om daar, in den vreemde aan het- Heidensch hof verheven te worden tot des Konings raadgever en te zijn de boetprediker die 't Nebukadnezar toeroept: „Breek, o koning uwe zonden af door gerechtigheid en uwe ongerechtigheden door genade te bewijzen aan de ellendigen".
Na Nebukadnezars dood was Daniels leven, een vijf-en-twintigtal jaren meer verborgen, tot in den nacht, als de hand het voor den verschrikten Belhsasar en diens wijzen onleesbaar schrift op den wand schrijft, en de Heere Zijnen knecht naar voren brengt.
Aan 't hof der Meden is Daniël weldra de eerste. Want van de drie vorsten, die Darius over de honderd en twintig stadhouders stelde zou Daniël de eerste zijn; ja, de koning dacht hem te stellen over het geheele koninkrijk.
Wat? Daniël de eerste aan een goddeloos, heidensch hof? Ja! Mocht dat dan? Droeg dát des Heeren goedkeuring? ja gewis!
Er zijn wel menschen, die alle godvreezenden uit gemeenteraden en provinciale en Generale Staten, uit de regeering des lands willen verwijderd zien, omdat ze meenen, dat voor Gods volk dáár geen plaats is, doch Gods Woord biedt voor die opvatting nóch in Oud-, nóch in Nieuw-Testament eenigen grond. Noem slechts de namen van Jozef; Daniël en diens vrienden; Mordechai; Nehemia; Jozef van Arimathea, Nicodemus; en 't is genoeg, ons te doen zien, dat de Heere door zijn volk in regeeringskringen te plaatsen dikwijls 't goede voor Zijne kerke heeft gewrocht. Te benijden is hun positie echter in menig opzicht niet. In Daniëls leven kwam dat ook veel uit. De Heidensche ambtgenooten toch konden onmogelijk dragen, dat een van de gevankelijke weggevoerden uit Juda, een Jood, een man, die den eenigen God vreesde, boven hen stond. Vorsten en stadhouders sloegen de handen ineen, om Daniël ten val te brengen. Zij speurden nauw zijn gangen na; ze letten op zijn hinken; ze zochten gelegenheid tegen Daniël, vanwege het Koninkrijk. Maar Daniels wandel was recht; hij zocht zich ten koste van anderen niet te verrijken; hij had geen deel in de afpersingen des volks; hij was getrouw in 's Konings dienst. Ze konden dan ook geen gelegenheid noch misdaad vinden, dewijl hij getrouw was, en geen vergrijping noch misdaad in hem gevonden werd. De wereld mocht Daniel bezien. Wat voorrecht!
O, zoo moest 't wel steeds zijn met Gods kinderen. Helaas, zoo is 't altijd niet; en dan smaalt de wereld en schimpt ze het werk Gods. Want nog ziet de wereldling met nijdige oogen het volk aan, dat "God vreest, en van de wereld niet is. Ach, behoede ae Heere ons, dat wij den vijand geen stok in de hand geven, maar zij alleen liegende kwaad, van ons spreken. Dan kwam 't te meer uit, dat de haat alleen de grond is in den afkeer der goddeloozen van de teere vreeze Gods. Zie slechts Daniël.
Toen op diens leven niets aan te merken viel zocht men tegen hem iets te vinden in de wet zijns Gods. 't Moest zóó worden, dat het gebod des konings in strijd kwam met het bevel van Daniëls God. Dan was men er; dan toch zou Daniël òf van God afvallen, òf des konings gebod overtreden; ' t zou hem dan óf geestelijk of tijdelijk leven kosten. 't Was gevonden dus.
Met hoopen kwamen die mannen tot den koning; zij begeerden en verkregen een koninklijk gebod, dat al wie in dertig dagen een verzoek doen zal van eenigen god of mensch, behalve van U, o koning! die zal in den kuil der leeuwen geworpen worden. 't Zou nu nog slechts enkele uren zijn, dat Daniël in hoogheid zat. Daniël toch kón niet nalaten het aangezicht des Heeren te zoeken; beter was 't hem des menschen gunst te derven, dan God te missen; liever de leeuwenkuil, dan afval van den levenden God. Toen nu Daniël verstond, dat dit schrift geteekend was, ging hij in zijn huis, en hij knielde drie tijden 's daags op zijne knieën, en hij bad, en deed belijdenis voor zijn God". En dat deed hij nu niet stil en verborgen; neen voor aller oog, ganschelijk gelijk hij vóór dezen gedaan had, voor de open vensters zijner opperzaal, die naar Jeruzalem uitzagen. Hij mocht niet anders; 't gold de eere Gods; hij kón ook niet anders, het gebed was de kracht zijns harten ; de ademtocht zijner ziel. Daarom kon Daniël niet stillekens nu in zijn binnenkamer het gebed doen, opdat niemand 't zage. Dat ware verloochening geweest van Gods werk en dienst; dat had den vijand doen zegevieren. Men heeft dat wel gewild, dat nl degodsdienst goed was voor de binnenkamer. Ge moest er nooit iets van laten blijken op den weg; het openbare leven moet een neutraal terrein blijven; daar is voor godsdienstige openbaring geen plaats. Zoo wilde men den ware godsdienst moorden en het volk van zijn kracht beroven. Ach, hadden we meer vrijmoedigheid voor Gods naam en zaak uit te komen, ook al belaagt ons de wereld. Dat stilzwijgen van Gods volk buiten de kerk, in huis, op 't werk; kortom in geheel 't leven rooft zooveel van Gods eere en krenkt onze harten. Maar we gevoelen wel, hoezeer we bekrachtigd moeten worden door den geest der genade en der gebeden of we verloochenen den Heere voor een zuur gezicht.
Onze vensters moeten open zijn. Die vensters zijn door de zonde gesloten. Onze zonden hebben de hemelen boven ons toegedaan; wij hebben ons den levenden God onttrokken en zijn rechtvaardigen toorn is op ons neergedaald. De hemelen zijn voor ons gesloten, voor eeuwig toegesloten.
Er zijn geen open vensters. Doch wat om der zonde wil niet kon, heeft Christus gewrocht.
Op Hem zag Jesaja; toen hij riep: „Och dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt." De hemelen heeft Hij geopend door Zijn verzoenend lijden en sterven en Zijn ingaan in heeriijkheid. Er is in de hemelen een scheur gekomen; er zijn open vensters naar boven heen.
Door die open vensters gaan de gebeden en verzuchtingen" van Gods kinderen op voor den troon Gods. O, wat zijn ze gelukzalig, die open vensters hebben, gelijk Daniel; die geleerd hebben, dat de Heere voert met smeekingen en geween. Van Paulus, die zijn leven lang niet anders dan gebeden en gedankt had, zegt de Heilige Geest, nadat Hij Paulus had neergeveld op den weg naar Damascus: „Ziet hij bidt." Door de waarachtige bekeering leeren we bidden; zonder de vernieuwing onzes harten zijn de vensteren gesloten. Doch waar de Heere de ziel in de engte drijft en onder schuld en zonden gebogen doet gaan, daar geeft Hij opene vensters, om de nood voor Hem te klagen. Dat houdt die ziele staande; daar buiten bezweek ze; die open vensters zijn de ademhalingen der ziel.
Zoo min iemand leven kan zonder ademhalen, zoo min kan de levendgemaakte zonder gebed.
Ach, 't is dikwerf niet veel wat de bedrukte zucht, doch in dat weinige dat hij stamelt, gevoelt hij soms klaar dat de vensteren open zijn; dat hij zijn nood bij God kwijt kan; dat de Heere zijn lasten overneemt. Dat is het voorrecht van den waren bidder, de vensteren zijn open. Ach, telkens weer zou hij ze sluiten door zijn zonden en afwijkingen en omzwervingen, telkens weer kan 't hem zijn of die vensteren gesloten worden, dat zijn zieleklacht niet door kan; dat hij wel de handen uitbreidt, doch zijn ziele niet opheffen kan tot Gods heiligdom; maar, ook na al dat droevig doolen, wil de Heere hem bewijzen, die vensteren open zijn, wijl de Hoogepriester leeft aan de rechterhand des Vaders, om eeuwiglijk te bidden, die Hoogepriester, Die in alles medelijden hebben kan met de zwakheden Zijns volks; Die tweede aan Lazarus graf, om Zijn rouwdragend volk te troosten; Wien hongerde, opdat Hij Zijn hongerigen versta in hun geschrei; Die vermoeid was, om de vermoeiden ruste te bereiden. Die in alles is verzocht geweest, uitgenomen de zonde, opdat Hij in alles Zijn volk ten toevlucht zij. Geen nood dan ook hoe groot of klein, of door de open vensteren kan en mag het volk die klagen voor Gods troon.
Zalig, hij die in dit leven
Jacobs God ter hulpe heeft;
Hij, die door den nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft.
Dat hield Daniel staande, hij had open vensters tegen Jeruzalem aan. Want niet in Babel, doch in Jeruzalem lag Daniëls leven. Al was hij met heerlijkheid in Babel bekleed boven allen, naar Jeruzalem trok zijn harte. In Jeruzalem had de Heere Zijne woning, daar lag Sion waar de Heere wonen zou in eeuwigheid, en van waar uit Zijne lieve gunst tot Zijn volk straalde, en waar Hij Zelf verzoening gaf voor alle hunne zonden. Ach, nu was er scheiding, bange scheiding gekomen; doch Daniëls harte trok naar die plaats der genade heen. Zijn vensteren zagen naar Jeruzalem uit, omdat in Jeruzalem zijn leven lag en ook wijl hij voor Sion heil verwachtte. Zou niet de Heere zelf van uit Sion uitgaan doen die ontferming Zijner liefde, die het schuldige volk straks na zeventig-jarige ballingschap uit Babel wederbrengen zou! Om des volks wille zagen Daniëls vensteren naar Jeruzalem heen.
Waar is uw leven? Waarheen zien uw vensteren uit? Zijn ze open naar de wereld heen? Zoekt ge wat, de wereld biedt? haar geld en goed, vermaak en eere? Is Uw opstaan en naar bed gaan zorg en kommer voor wat alleen dit leven geldt? Ach mocht gij dan, mijn waarde lezer, eens jaloersch worden op het heilgoed gelegen in de open vensteren tegen Jeruzalem aan. Hier, aan deze zijde van het graf zullen de vensteren moeten opengaan, of de hemelen zullen eeuwiglijk gesloten blijven.
Ai, God gave U, Hem te zoeken terwijl het heden is.
En toch, al ligt in dat knielen voor de open vensteren, ons zieleheil, wat blijft onze natuur er afkeerig van. Nietwaar, volk! de Heere moet ons geduriglijk trekken door Zijne liefde, of drijven door den nood, anders sluiten wij de vensteren toe. Wat zijn de drukwegen dan ook profijtelijk voor Gods kinderen. En toch, ook hier geldt bij alle verduistering der zonde, wat de bruid zeide: „Ik sliep, maar mijn hart waakte." God haalde Zijn volk uit de wereld, en de trekking huns harten is naar Jeruzalem heen. O, verlevendigde de Heere die betrekking op Zijn gunst en gemeenschap. Achten wij heel Babel niets bij het Sion Gods, de woonstede Zijner heiligheid. En verheerlijke Jehovah Zijn onveranderlijke trouw aan ons:
Want 's Heeren gunst zal over die Hem vreezen
In eeuwigheid altoos dezelfde wezen.
Ook om der kerke wil, opene de Heere die vensteren. Hoe donker en droef is het met Gods kerk gesteld; wat lauwheid en liefdeloosheid onder 't volk Gods. En toch er is voor die kerk hope, naar Gods Woord. Al ware zij in Babel, zeventig jaren lang, God zal Zijn Sion niet verstooten. De tijd om haar genadig te zijn, de bestemde tijd zal zijn gekomen, als wij een welgevallen aan haar steenen zullen krijgen en medelijden met haar gruis.
U volk van God geve de Heere geduriglijk opene vensters tegen Jeruzalem aan.
I. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1920

De Saambinder | 4 Pagina's

Open vensters.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1920

De Saambinder | 4 Pagina's