Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een eenige dag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een eenige dag.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar het zal een eenige dag zijn, die den Heere bekend zal zijn. ZACH. 14 : 7

Zacharia's profetie staat op den historischen bodem van de verlossing door God in Israel gemaakt. Om al des volks onderdrukkers. Op den Olijfberg ziet de profeet de Heidenen vergaderd tegen Jeruzalem. O, wat zal 't voor de kerk een bange tijd zijn. Want de stad zal ingenomen en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis. Maar toch hoe bange de tijd ook wezen mocht, Gods Volk zal niet omkomen. „Het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden." Dat kon niet; dat kan nooit; daar staat God voorin. Ver had satan 't met Job gebracht, doch het leven vermocht hij hem niet te ontnemen. En hoe ver het met Gods kinderen ook gaat, nooit zal de Heere hun valgedoogen. De strijd is des Heeren. Hij zal uittrekken en Hij zal strijden tegen die heidenen. O, dan zal het volk maar achteraan komen; en de buit buiten. Als 's Heeren voeten zullen staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het Oosten, dan zullen die heidenen vlieden door de vallei, gelijk zij vloden voor de aardbevingen in de dagen van Uzzia, den koning van Juda:
Dan zal de Heere mijn God komen, en al de heiligen met U, o Heere! En het zal een eenige dag zijn; die dag van 's Heeren komste; Wilt ge, die dag is de dag der wrake, waardoor de heidenen ten ondergebracht werden, en die heenwees naar den grooten dag van Zijne komst op de wolken; of, waarop steeds het oog des ouden bondsvolk geslagen was, den dag der komste Christi in het vleesch. Overal, waar Christus komt, ontplooit Hij Zijne majesteit en heerlijkheid; die dag is een eenige dag.
Welnu, zoo ook is de dag van het kerstwonder, een eenige, die Zijns gelijken niet gehad heeft op aarde. Als Jozua de vijf koningen der Kanaänieten sloeg, stonden Zon en Maan stil, en werd een dag gewrocht, als vóór noch ná dien geweest is; een eenige dag, die dag van Jozua. Maar veelmeer is de dag des Heeren eenig.
Dit is de dag de roem der dagen.
Dien Israëls God geheiligd heeft.
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen,
Hem roemen, Die ons blijdschap geeft.
Die dag was beloofd van oude tijden af; als om strijd hebben de profeten op dien dag gewezen. Waarvan Zachariá uitroept: 't Zal een eenige dag zijn. Hoe hebben de ouden dezen dag begeerd te zien. Van Abraham, den vader der geloovigen staat ons 't aangeteekend; en de Heere Jezus heeft zijn jongeren zalig gesproken, omdat zij zagen, wat de vaderen niet hebben gezien: den dag des Heeren Heeren! En toch, hoe onmogelijk werd de komst van dien dag; hoe donker was de tijd vóór de komst des Heeren in het vleesch; de profetie zweeg vierhonderd jaren lang; de troon van David lag neergeworpen ter aarde; een arme maagd in Nazareth is de bekende afstammeling; bekend doordat Keizer Augustus beval, dat de geheele wereld zou beschreven worden. Want hoe onbewust ook; hoe zelfs tegen zijn bedoelen in: Rome's kerken moet dienstbaar zijn aan de vervulling van wat vóór dezen dag geprofeteerd was. Die dag was er, die eenige dag, de dag, waarop de verborgenheid van alle eeuwen werd geopenbaard; Die dag is de dag van Immanuel: ,,God met ons."
O, dat toch die dag ons groot worde!
Al wat hij bracht was eenig wonder.
Maria en Jozef zijn te Bethlehem. Van uit 't hooge Noorden des lands zijn ze heengetrokken naar het Zuidelijk Bethlehem, de stad Davids. 't Stedeke is meer dan vol; en voor henlieden is geen plaats in de herberg, waar loon geeischt wordt voor arbeid (Luc. 10 : 35), mogelijk was er plaats, maar voor henlieden niet, een stal zal hun tot verblijfplaats dienen. En daar in den beestenstal werden Maria's dagen vervuld.
Toen kwam die eenige dag. De Zone Gods werd zoon des menschen. Want om middelaar te kunnen zijn moest Hij wezen God en mensch.
De menschwording behoort tot de bekwaammaking tot Zijn middelaarsambt. Beide naturen vereenigd in eenheid des Persoons, doen Hem zijn de Zaligmaker geboren in de stad Davids. Zoo kon Hij lijden onze straf der zonde. Die straf toch moest gedragen om van het eeuwige oordeel te bevrijden; en die straf was menschenstraffe, d.w.z. straf, eeuwige straf in ziel en lichaam. Zoo gansch anders dan de straf der gevallen engelen, die sidderen vanwege het oordeel Gods, dat hun engelennatuur hun treffen zal. Ons oordeel zal beide ziel en lichaam verderven in de hel. En om dit eeuwig oordeel weg te nemen en de uitverkoornen naar ziel en lichaam te bevrijden, moest de middelaar ziel en lichaam hebben, ons gelijk, uitgenomen de zonde. Zie binnen Bethlehems poorten ligt Hij neder, voldragen vrucht van Maria, door de ontvangenis des Heiligen Geestes. Hij, Die was en bleef de Zone Gods; de Tweede Persoon in het aanbiddelijk Opperwezen, ook dat kon niet anders, want doordat hij God is, heeft Hij in het kortstondig leven de eeuwige straf kunnen wegnemen. Heeft Hij niet alleen gedragen, maar doordragen; en kunnen uitroepen: „Het is volbracht waarop dit wonder werd gewrocht,
Komt alle schuldigen van harte, komt en aanschouwt den geboren Sions Koning! In Hem is al wat tot uwe zaligheid van noode is. O, heilbegeerigen! dat uwe ziele zag, gelijk de herders uit Bethlehemsvelden dit kindeke, opdat uw mond het prijze, en uw hart zinge van de genade en de trouwe Gods. O, komt kinderen Gods, klein en groot en ziet den Koning in zijn schoonheid. Hij is Sions Koning, die de klove heelt, door onze zonden geslagen: Die den verloren zondaar met God verzoent, en in de gemeenschap Gods terugbrengt, al uwe omzwervingen heelend, gelijk Hij in eenheid des persoons, beide goddelijke en menschelijke natuur vereenigd heeft.
Het is een wonder in onze oogen
Wij zien het maar doorgronden 't niet.
Méér nog.
Op den eenigen dag van 's Heeren komste, heeft Hij zich ten allerdiepste vernederd. Behoort de menschwording op zichzelf tot de bekwaammaking des Middelaars, de nederige geboorte in stal en kribbe, doet van stonden aan den Heere Jezus zien, bukkend onder de zonden Zijns volk en dragend hun versmading Dat is dan ook de blijmare „Gij zult het kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe". Wat toch de aanstoot der wereld vormt, is bron van blijdschap voor Gods volk. Zulk een arme Jezus is onze natuur een verachting. Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Maar dat veracht zijn juist maakt Hem dierbaar in de oogen dergenen, die zichzelf door genade mogen leeren kennen.
Ach, ook hun oog was geheel gesloten voor het eenige in den dag van 's Heeren komste, ook al was 't hun gepreekt en aangezegd, van kindsche dagen af, hun ziele had geen vat aan Hem.
Doch toen is de Heere over hen opgestaan; en Hij heeft hen doen kennen den staat van hun verderf. Ze hebben hun oordeel omhelst; hun deel was in de hel. Ellendiger dan zij zichzelf kenden was er geen. Slechter niemand. Want tegen alle Gods bemoeienissen in verhardden zij hun hart. Ze voelden zich verkocht aan de macht der helle, en hebben niet geleerd dan kwaad te doen. Veracht waren ze ; verfoeilijken; ontaarden door de zonde; geen hope op behoud bleef er over. Neen geen hoop van 's menschen zijde, maar hier, o gansch ellendigen hier in Bethlehems stal is ontkoming. De Zone Gods bukt; bukt in stal en kribbe neer en ligt in doeken gehuld ter neder, opdat zulke laag gezonkenen in Hem behoudenis vinden zullen.
Neen, uw zonden zijn niet te groot, gij zijt niet te slecht. Hier is raad in Hem Die kwam om zalig te maken, wat verloren ligt. O, alle gij dorstigen komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt koopt en eet. Te laat! zoo vreest ge? Maar dat heeft Satan duizendmaal geroepen; dat krijste de macht der helle, ook bij het wegzinken van Davids huis, en dat geroep had schijn van waarheid, ach, zoo jammerlijk was 't verval, dat een Edomiet zat op Davids troon.
Doch God wist de tijd; de bestemde tijd, om Sion genadig te zijn. Neen het make u niet hopeloos, voor te laat komen is hier raad.
De dag; de eenige dag kome ook voor u, dat ge den Zaligmaker zien moogt in wien alle beloften Ja zijn en Amen, Gode tot heerlijkheid.
Dat zal uw eenige dag zijn, hopenden op Gods beloftenissen, dat de Heere tot uwe ziele van vrede spreekt. Ach, hoe kon u 't werk worden bestreden; onmogelijk wordt de vervulling, opdat eenmaal beide het beloven en het vervullen u zij het werk Gods. Moet niet daartoe alles voor ons als in den dood loopen? moet t' niet in ons een afgesneden zaak worden?
Dan toch alleen kan God de eere krijgen van Zijn werk in ons gewrocht, en zal onze ziel 't mogen hooren: Heden is U geboren de Zaligmaker. Laat vrij de helle woeden. De vijand zal in weerwil van zichzelf de kerk drijven tot haar geluk, gelijk 't despotisch bevel van keizer Augustus dienen moest tot de geboorte van Christi naar de profetie in Davids stad. Daartoe bestaat die macht, der helle nog. Christus had haar voor eeuwig kunnen machteloos stellen, en satan zekerlijk allen aanval op Sion kunnen beletten sinds Hij hem den kop vermorzelde.
Doch dat wilde Hij niet. Want alle pijlen uit de hel; alle benauwingen der duisternis; alle strijd der zonde; alle vijandschap der wereld, zullen dienen om de zielen naar Koning Jezus te drijven, en Zijn Middelaarswerk in haar te verheerlijken. Mocht ge meer zóó uw vijand bezien, als herdershond uwe ziele drijvend, hij zou minder vat op u hebben; en in uw menigwerf bangen strijd, zoudt ge te vrijmoediger op uwen zielevijand toetreden, zingend: „Want ons schild is van den Heere en onze koning van den Heiligen Israëls."
In ons vleesch en bloed kwam de Zone Gods neder. Hij wandelde in onze natuur hier op aarde, en verwierf eeuwige Zaligheid, maar ook wat Zijn volk op aard behoeft. Hij bereidde hen een plek ter woning. Ach, zelfs 't aardrijk is om onzer zonden wil vervloekt; de aarde zou geen mensch meer ten herberg zijn, hadde Christus er niet Zijn woning genomen. En dat om Zijn volk een woonplaats te bereiden in Gods gunste. O, alles is beproefd de kerk van de aarde weg te doen, maar vergeefsch; brandstapel noch schavotten, lastertaal noch verleiding met valsche leer heeft op de kerk vermocht, wijl Christus zelf haar een woning bereidde en bad: „Vader ik bid niet, dat Gij ze wegneemt uit de wereld, maar dat Gij ze bewaart van den booze". Uw nederige hut ligt onder de hoede van Christus voorbede. O, met hetgeen God u gaf zij uwe ziele rijk in Hem, want 't weinige dat de rechtvaardige heeft is beter dan de overvloed der goddeloozen.
En nu, duizenden bij duizenden zullen kerstfeest vieren; de kerstprediking beluisteren . . .
Och, voor wie zal de dag eenige dag zijn?
Onbekeerde van hart, oppervlakkige belijder, bedenkt: 't getal dergenen was klein, die kennis droegen door Goddelijke openbaring van de wondervolle geboorte. Schrift- en wetgeleerden bleef verborgen, wat heil in Bethlehem was gewrocht. Hoevelen rusten er in onze dagen in hun voorwerpelijk geloof, zonder onderwerpelijk deel te hebben aan wat ze belijden.
O, zie toe. De Heere drijve u van u zelf af en make u een ellendige voor Hem, opdat de Kerstdag u worde een eenige dag, een dag der zaligheid.
I. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1920

De Saambinder | 4 Pagina's

Een eenige dag.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1920

De Saambinder | 4 Pagina's