Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bart en Kees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bart en Kees

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kees. Dikwijls heb ik nog nagedacht over den benarden toestand waarin de pelgrim geraakte te Pi-Hahiroth. Wat moet dat wel een teleurstelling geweest zijn voor dat volk, zoo pas uit Egypte geleid en er dan weer binnengeleid te worden.
Bart. Dat is een groote teleurstelling voor elke ziel, die uit het diensthuis der zonden is uitgeleid als het hem dan toeschijnt er weer zoo diep in te geraken; dieper als ooit tevoren
Kees. ik zou wel eens willen weten hoe het volk van Israël daar onder gesteld was.
Bart. De kinderen Israels, den dood voor oogen ziende, riepen tot den Heere met kreten van angst en vertwijfeling. Dan is het: „Ach Heere helpt!" „Heere behoud ons, want wij vergaan!" riepen de discipelen. Geloof me Kees, als je nog een half uur bidden kunt, dan is de nood nog niet hoog gerezen.
Kees. En toen hielp de Heeree?
Bart. Nog niet dadelijk, daarom werd hun toestand nog al hachelijker; elke minuut kwam Farao dichter bij en werd de strik al nauwer en nauwer toegehaald. Daar beginnen zij tegen Mozes te murmureeren. Zij beschuldigen Mozes en beklagen zichzelven en betreuren dat zij niet in slavernij zijn gebleven dat toch vonden zij veel beter dan nu om te komen in de zee of vertrapt te worden onder de hoeven der paarden van Farao.
Kees. Dat vind ik zeer verregaande ondankbaarheid en ongeloovigheid!
Bart. Zeker Kees, maar wie van Gods kinderen moet niet met schaamte belijden dat hij in zijn hart wel eens diezelfde taal spreekt, wanneer zijn pad zoo duister wordt; de nood hem van alle kanten omringt en hij aan zijn vroeger zoo gerust leven in de wereld denkt?
Dankbaar en geloovig te zijn bij een welvoorziene voorraadschuur; in een veilige woning bij een gevulden geldbuidel; goede gezondheid; vruchtbare akkers; talrijke vrienden, o lieve jongen dat gaat wel! maar als de Heere hem in het dal Pi-Hahiroth leidt, waar alle steunsels hem ontvallen; waar al zijn goden hem hulpeloos laten staan en hij van alle zijden den dood voor oogen ziet, dan dankbaar, dan geloovig te zijn, dat is genade bij God.
Kees. En wat deed Mozes, toen het volk hem zoo valsch beschuldigde? Werd hij toen niet boos?
Bart. Welneen jongen. Mozes werd niet boos. Mozes had een zeer bemoedigend woord voor dat volk in hun benarde positie. „Vreest niet" zegt hij „staat vast, en ziet het heil des Heeren".
En de Heere zeide: „zegt den kinderen Israels dat zij voorttrekken"
Kees. Dat vind ik een wonderlijk bevel. Zij moeten voorttrekken, en zij kunnen niet door die verschrikkelijke Schelfzee, die onafzienbaar watervlakte.
Bart. Zulke bevelen geeft de Heere dikwijls. Hij zegt: „Ziet gij Blinden", Hoort gij Dooven, ja tot de dooden zegt Hij „komt uit!'' Dat klinkt dan wel wonderlijk. Ons verstand zegt blinden kunnen niet zien, dooven kunnen niet hooren en nog veel minder kunnen dooden uitkomen. Dat nu noemt men MACHTWOORDEN. Als de Heere zoo gebied, dan gebeurt dat, dat zult gij straks hooren.
Eerst gebeurde er nog iets dat het volk wel met nieuwe verschrikking vervuld moet hebben. De Wolkkolom, die voor hen was als het bewijs dat de Engel des Heeren bij hen was en hun voor ging, vertrok uit hun oog en ging achter hen staan tusschen hen en Faro's leger.
Kees. Maar ik dacht dat dit in hun voordeel was?
Bart. Dat was het ook, maar alles wat in ons voordeel is, wordt niet altijd als voordeelig opgemerkt. Immers, nu raken zij dien Troostwolk uit het oog kwijt, en zagen zij niet anders dan die onheilspellende watervlakte en dat vreeselijke Migdol. Dat verzwaart juist den toestand van Gods volk zoo zeer als de Heere zich wel aan hun oog onttrekt in hun benarde toestanden, zoodat ze wel uitroepen: „ga ik voorwaarts dan zie ik Hem niet, en ga ik achterwaarts zoo merk ik Hem niet".
Toch waakte God in dien wolkkolom over zijn volk. Hij maakte een scheiding tusschen vriend en vijand. Dat doet Hij nog. O jongen, als wij dat meer zagen dan zouden wij zoo dikwijls niet vreezen voor de vijanden; dan had Petrus zijn Heere niet verloochend voor een dienstmaagd, en was een Elia niet voor Izèbel op de vlucht gegaan.
Kees. Ik ben benieuwd hoe dat toch afliep?
Bart. O zoo best liep dat af. Toen de wolkkolom zich tusschen die twee legers gesteld had als een ondoordringbare scheidsmuur, werd het bij de Egyptenaren al donkerder en donkerder tot het volslagen duister was, terwijl het bij Israël al lichter en lichter werd tot een helderen dag. Dat deed de Heere in dien Wolkkolom. Hij is nog voor Zijn volk ten Licht, doch voor de vijanden duisternis.
Toen was het eeuwig gedenkwaardigen oogenblik aangebroken en sloeg het uur der verlossing. Mozes strekt zijn hand, waarin hij den staf Gods hield, over de zee, en o wonder daar doet de Heere de wateren der zee van één scheiden door een sterken oostenwind. Wat een Goddelijke Almacht stelt de Heere ten toon, toen de wateren zich verheven als twee hooge muren, waar tusschen een breed pad. Daar daalt Israël af in dien door God gebaanden weg. Wel bruischt het door den wind opgezweepte water en stampen de golven en beuken ze tegen de Almacht Gods. Wel spat het water over Israels volk heen en worden zij door het zeeschuim als gedoopt, maar geen nood. De Heere, die ook die zee geschapen heeft, houdt haar in bedwang en Israel trekt met vrouwen en kinderen, met have en goed, veilig tusschen de woeste baren door, en bereikt veilig den overkant.
Kees. En Pharao?
Bart. Die trok met zijn leger de Wolk achterna en vervolgde de Israëlieten. Zoo daalde hij ook af in de zee, geen gevaar vreezende, en juist als Israël veilig den overkant bereikt heeft is Pharao met al zijn paarden, wagenen en krijgsvolk in het midden van de zee.
Kees. Hoe is het mogelijk dat zij dat durfden?
Bart. Dat is zoo geheel de handelwijze van den verstokten en onboetvaardigen zondaar. Blind loopt hij in zijn verderf. In zijn overmoed denkt hij niet hoe spoedig Gods wraak hem treffen kan.
Toen zag God neer op het leger der Egyptenaren en Hij verschrikte het. Het wordt licht en nu ziet Pharao in welk een toestand hij zich en zijn leger bevindt. Terug! Terug! zoo klinken nu de commando's. Helaas, het is te laat. De zeebodem wordt week, zoodat de raderen der wagens wegzakken. Een ontzettende verwarring maakt zich meester van de Egyptenaren. Thans zien zij het dat Israëls God voor zijn volk streed. Daar geeft de Heere Mozes bevel zijn hand over de zee uit te strekken en ..... daar plonzen de watermuren in een en Pharao met geheel zijn leger werd door-de wateren der zee verzwolgen.
Kees. Wat loopt het toch slecht af met de goddeloozen, maar wat zal Israël daarentegen toch innig verheugd zijn geweest. Wat zullen zij toch gejubeld hebben :
God baande door de woeste baren
en breede stroomen ons een pad.
Bart. Dat moet je maar eens lezen in Ex. 15 : 1-20 wat Mozes zong en wat zijn lieve zuster Mirjam antwoordde. Dat is een gejuich geweest, daar zullen de Engelen in den hemel met welgevallen naar geluisterd hebben. Ik wil je wel zeggen Kees, dat ik dat lied zonder betraande oogen niet kan lezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Saambinder | 4 Pagina's

Bart en Kees

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Saambinder | 4 Pagina's