Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bart. Nu dan, wanneer ik iets moet zeggen van de zoetigheid, die de pelgrim te Mithka smaakt, dan denk ik het eerste aan het woord des Predikers: (11 : 7) „Het licht is zoet."
Helaas, het is niet zoet voor iedereen. De wereld bemint de duisternis, daarom heet dan ook hun koninkrijk, het rijk de duisternis, en zij zelf heeten: „kinderen der duisternis", en hun werken heeten: „werken der duisternis".
Kees. Ja, en met Gods volk is het juist anders. Zij zijn onderdanen van het rijk des lichts; de Heere riep hen uit de duisternis en bracht ze tot Zijn wonderbaarlijk licht, daarom heeten zij dan ook zeker, kinderen des lichts; he Bart?
Bart. Ja zeker. En daarom beminnen zij het licht. Maar, nu is het voor hen niet altijd licht. Het wordt toch ondervonden, dat de kinderen des lichts al veelal in de duisternis verkeeren. Donkere nachten van kruis en druk, van zonde en verzoeking, van bestrijding en droefenis, van smart en bekommering doorleven zij. Zij lijken soms meer op kinderen der duisternis, als des lichts. Immers, het kan zoo donker zijn, dat ze hun teekenen niet meer zien, ja, dat ze het einde van hun weg niet kunnen zien en vreezen, dat het nog mis zal uitloopen. Zelf kunnen zij het begin wel niet meer zien; dan roepen zij wel uit: „Ik vrees dat ik nog alles mis; dat nog mijn werk geen waarheid is."
Kees. Ik vind het een ontzaggelijk, ja een onmogelijk werk wat de Heere zegt in Jesaja 50 : 10. „dat als we in duisternis wandelen, we vertrouwen moeten en steunen op den Heere." Vind je dat ook niet, Bart?
Bart. Dat gaat of van zelf, of het gaat heel niet; dat ligt er maar aan, of het geloof werkzaam is, ja of neen. Maar hier te Mithka mogen ze nu eens zingen: (Ps. 97 : 7).
Gods vriendelijk aangezicht
Heeft vroolijkheid en licht
Voor all' oprechte harten
Ten troost verspreid in smarten
Waarlijk, dat licht verwekt vroolijkheid, streelt het hart en de zinnen van den pelgrim. Nu kan hij weer eens zien waar hij is. Dat hij op den goeden weg is. In dat licht zien wij het licht. Gaat het licht op in de duisternis, dan moet de vorst der duisternis wijken, dan vlucht het nachtgedierte in hun holen. Geen wonder dat de man naar Gods harte zoo dikwijls in zijn psalmen spreekt van de lieflijkheid en zoetheid van dat licht.
Kees. Ik zou zeggen: „Al was dit het eenige, zoete wat te Mithka genoten wordt, dan was het al genoeg, am het een aangename legering, te doen zijn". Ik zeg wel eens; „Als de uitstralingen al zoo zoet zijn, wat moet het dan wel zijn, als de zon der Gerechtigheid over de ziel opgaat?"
Bart. Dat belooft de Heere aan al degenen, die den Heere vreezen (Mal. 4 : 2). En dat werd door Jacob ondervonden toen hij door Pniël ging (Gen. 32 : 81). Te Mithka geniet onze pelgrim ook: Het zoete van 's Heeren, stem". Vindt die lieve Heere de stem van Zijn volk zoet (Hoogl. 2 : 4) en zouden zij dan Zijn stem niet zoet vinden ? Zegt niet de bruid (Hoogl. 5 : 16) dat Zijn gehemelte enkel zoetigheid is?
Kees. Ik heb wel eens gehoord dat er menschen zijn, die zulk een zoete stem hebben, dat ze er wonderen mee verrichten.
Bart. Dat deed de bruid ook, zij bracht met haar stem den Heere als in vervoering. Daarom wil de Heere altijd de stem van zijn volk hooren. „Doe Mij uw stem hooren want zij is mij zoet."
Kees. Nu als dat waar is, dat Gods volk met hun stem den Heere in vervoering brengen, wat moet het dan niet omgekeerd zijn?
Bart. Ja, Kees, het zoete van 's Heeren stem is onder geen woorden te brengen.
Hoe innemend klinkt ze, als Hij zegt: „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde."
Hoe krachtvol is ze, als Hij zegt: „Ontwaakt gij, die slaapt, en sta op uit de dooden."
Dan vlucht de dood weg en het leven springt op.
Hoe hoopvol werkt ze, als de Heere Zijn strijdensmoede volkje eens toeroept: „Het einde van dien strijd zal vrede zijn", of als Hij den radelooze eens belooft, dat Hij raad zal geven en Zijn oog op hem zal zijn.
Wat een vertrouwen wekt ze, als Hij zijn volk belooft, dat Hij nooit meer op hen zal toornen en nooit meer hen zal schelden, zoo zeker als de wateren van Noachs zondvloed nooit meer den aardbodem zullen bedekken.
Waarlijk, Kees, de stem des Heeren kan de bittere wateren van Mara zoet maken als Mithka.
Kees. Nu, Bart, ik zou niet mogen ontkennen dat ik daar wel eens iets van heb mogen erkennen. En dat was dan nog maar de stem des Heeren, maar mij dunkt, dat het nog veel zoeter zal zijn, als het eens de stem eens liefhebbenden Vaders wordt, in de bewustheid der ziele.
Bart. En als Zijn stem al zoo zoet is, wie zal ons dan schetsen het zoete van Zijn onthaal.
Als Hij de ziel onthaalt op de zoete vruchten van Zijn kruis-en zoenverdiensten. Die zoete vrede, vreugde, blijdschap, ja, de voorsmaken van die zoete en zalige gunste Gods. Als Hij eens zegt: „Eet het vette en drinkt het zoete."
Als Hij ze eens doet genieten, van die reine wijnen, die gezuiverd zijn en die vette, vol mergs.
Waarlijk, Kees, dan is het Mithka!, dat is nu die honig, uit de Rotssteen Christi.
Kees. Ik denk dat er nog wel heel wat meer zou op te sommen zijn, wat den pelgrim zoet is.
Bart. Dat zal waar wezen. Als de ziel goed gestemd is, dan is alles wat van den Heere komt hem zoet, tot zelfs kruis en druk ja tot Gods kastijding toe.
Kees. Een hongerige ziel is alle bitter zoet, zegt, geloof ik, Salomo, hé Bart? Maar daar leger ik niet dikwijls, dat ik het bittere van Gods wegen zoet vind. Ik geloof dat er zeer veel van dat zoete is, maar wat geniet ik er toch weinig van. Hoe zou dat toch komen?
Bart. Ten eerste kan het komen, doordat we van Gods wegen en inzettingen afwijken, of achterlijk zijn in den dienst des Heeren.
Zie, Kees, om onze dagelijksche struikelingen zal de Heere het zoete niet inhouden, maar als we stout zijn tegen den Heere, dan maakt Hij het ons, in ons eigen belang, wel eens bitter.
Zie maar eens Ps. 89 : 31-33, en lees de geschiedenis der Bijbelheiligen.
Kees. Jawel, dat is begrijpelijk. Maar ik geloof, dat er ook maar weinig van dat zoete gesmaakt wordt door dat volk, dat zich van geen afdwalen bewust is.
Bart. Dan moet je denken aan hetgeen die hofmeester sprak op de bruiloft te Kana in Galilea: Alle man zet eerst den goeden wijn op, daarna den minderen, maar gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard." (Joh. 2 : 10).
Die man sprak de waarheid. Zoo doet de wereld, zoo doet ook satan. Die geeft aan zijn dienaars eerst het zoete en straks het bittere, en dat bittere blijft dan eeuwig. Maar de Heere doet het anders. Die bewaart voor Zijn dienaars het zoete voor het laatst Daarom zal ieder van Gods volk zingen:
D' Allerhoogste maakt het goed
Na het zure geeft Hij 't zoet.
Kees. Ja, en dan blijft het eeuwig Mithka, eeuwigdurende zoetigheid, hé Bart?
Bart. Zeker, de dagen onzer treuring nemen een einde, Kees !

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1922

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1922

De Saambinder | 4 Pagina's