Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HISTORISCH OVERZICHT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HISTORISCH OVERZICHT.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

van de verhouding der scholen tot Kerk en Staat in de Nederlanden.

II. De tijd voor Karel den Grooten.
In de eerste drie eeuwen onzer jaartelling waren onze „lage landen" bewoond door verschillende Germaansche stammen.
Zij stonden onder de macht van de Romeinen, die hier hun castra aanlegden, met de deze verbindende heirwegen.
Groot was het Romeinsche Rijk en zijn leven klopte ginds, „om de oude wereldzee."
Doch daar was het verre van rustig. De tempel van god Janus was zelden gesloten.
Maar heftiger was de inwendige strijd; een strijd der geesten.
Rome in zijn veroveringen legde ook beslag op het oude Griekenland met zijn schatten van Kunst en wetenschap, waardoor dit in vorige eeuwen zoo geschitterd had.
En - de overwonnene werd overwinnaar. De Grieksche geest kreeg de overhand.
Conservatieve naturen, als een Cato, mochten krachtig protesteeren tegen deze doordringende geest: het idieele won het van het practische.
Evenwel was dit niet de ergste strijd.
Midden in die Grieksch-Romeinsche wereld plaatste God het Christendom.
En nu was de Romeinsche staat hoogst verdraagzaam „mits men slechts de opperheerschappij van Jupiter Capitolinus erkende", in wien men de verpersoonlijking van den Romeinschen staat zag; mits men niet weigerde op het altaar van den tot god verheven overleden keizer te offeren. Eenige goden meer of minder was den Romein vrij onverschillig.
Daar kwam nu het Christendom tegenover te staan: in een gedemoraliseerde wereld, wiens denkkracht was uitgeput, wiens philosofie geen levenswijsheid gaf, ten minste geen vastigheid voor de toekomst. Het kwam met de pretentie, de eenig ware godsdienst te zijn: de goden der heidenen zijn afgoden.
Zoo kon een botsing tusschen staatsmacht, de verpersoonlijking van het heidendom, en het Christendom niet uitblijven.
Bitter is de worsteling geweest.
Doch heldhaftig de tegenstand: in zijn martelaren, in zijn apologeten, in zijn polemici.
't Was geen kleine taak; de vijand zat niet alleen buiten de Kerk, maar ook in de Kerk: allerlei heidensche geestesstroomingen woelden er, en deze moesten er uit.
Voeg hierbij, dat de 2e eeuw een herleving van het heidendom in het nieuw-platonisme deed aanschouwen.
Om nu beter weerstand te bieden, ontstonden in de 3e eeuw de scholen. Let wel: geen lagere scholen, het zal zoo aanstonds blijken.
Deze moesten bolwerken zijn, waar jongelingen geoefend werden, om straks hun man te staan; beter nog, de plaatsen aan de bestaande heidensche scholen in te nemen en deze zoo „om te zetten". We herinneren hier aan de Catechetenschool te Alexandrië, de Kl.-Aziatische en de Noord-Afrikaansche school. 
Deze scholen gaven derhalve hooger onderwijs. Het lager onderwijs werd genoten op de bestaande scholen.
„Het bezoeken dezer heidensche openbare scholen door de kinderen was een maatschappelijke eisch. Hier moesten zij onderwezen worden in datgene wat ieder volwassene moest weten om in de gewone samenleving zelfstandig te kunnen optreden. En dit was niet alleen 't geval in de eerste drie eeuwen van het Christendom, maar deze noodzakelijkheid bleef voortbestaan, nadat de christelijke godsdienst van staatswege was erkend en een groot deel der bevolking christelijk was geworden." (Dr. Schoengen).
Deze scholen, drie in getal, werden in den keizertijd krachtig door den keizer gesteund. Die steun bestond in het van staatswege bezoldigen van rethoren, de zorg voor onbemiddelde kinderen, het in het leven roepen van een pensioenregeling, instelling van examina enz.
Deze scholen waren uiteraard bolwerken van het heidendom.
In den beginne, tijdens de Republiek, stond het practische meer op den voorgrond: de opleiding tot staats- en krijgsdienst.
Eerlang drong echter, gelijk we boven reeds zagen de Grieksche geest door, met een ander opvoedingsideaal.
De voortbrengselen der Grieksche cultuur werden vlijtig bestudeerd en daarmede de heidensche geest versterkt. Want deze Grieksche cultuur was „een catechismus van het heidendom."
Maar zoo was het gevaar niet denkbeeldig, dal ook het Westen van Europa een prooi van dit Grieksch-Romeinsch heidendom zou worden.
God had het anders besloten. Griekenland-Rome moest, gelijk iemand gezegd heeft, de vormen scheppen waarin het water des levens zou uitgedragen worden. En wel zou ook deze antieke cultuur eerlang zelfs in de Christelijke Kerk worden opgenomen, doch niet om er meester, doch om er dienstmaagd te zijn.
Aldus was de toestand in het oude Rome.
Nu kan gevraagd: welken invloed had dit leven op de barbaren aan de zeekust.
Hebben de Romeinen ook hier pioniersarbeid verricht door oprichting van scholen?
De geschiedenisbronnen vermelden de aanwezigheid van scholen, zelfs in de kolonies, niet.
Wel in het oude Gallië (het tegenwoordige Frankrijk). Daar moeten „vermaarde centra" geweest zijn.
Het spreekt echter vanzelf dat dit nog niet zeggen wil dat niet sommige Germanen onderwijs hebben genoten.
Velen hunner dienden in de legers, bekleedden er hooge posten, wat zonder onderwijs niet gekund heeft.
B. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1924

De Saambinder | 4 Pagina's

HISTORISCH OVERZICHT.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1924

De Saambinder | 4 Pagina's