Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKRECHT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKRECHT.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Diakenambt.
Art. 25 der Kerkorde noemt als het werk der Diakenen niet alleen a. de aalmoezen en andere armengoederen naarstig te verzamelen, maar ook b. „die getrouwelijk en vlijtiglijk naar den eisch der behoeftigen, beide der ingezetenen en vreemden met gemeen advies uit te deelen."
Hiermee wordt dus uitgesproken dat het eigen ambt, de eigen taak der Diakenen is: het verzorgen van de behoeftige leden der eigene gemeente. Dit is duidelijk genoeg, wanneer men acht geeft op de instelling van dat ambt in de Jerusalemsche gemeente. Maar vooral in den Reformatietijd werden ook vreemde gemeenteleden, die vluchten moesten en op hun doorreis waren, door de Diakenen eener gemeente, waar zij zich tijdelijk ophielden, in geval van behoeftigheid financieel ondersteund. Edoch, ter voorkoming van bedrog hadden zij een attestatie te vertoonen, waarop dan vermeld stond, welke hulp hun door andere Diaconieën was verstrekt. Nu, ook nog hedendaags zijn er wel doorreizende „broeders" die bij de Diakenen weten aan te kloppen en tegenover wie de geenszins overbodige voorzichtigheid in acht genomen dient te worden.
Het is echter niet naar de H. Schrift, om de uitoefening der barmhartigheid tot de eigene gemeenteleden te beperken. Wanneer een zeer zwakke Diaconie in haar gemeente, na vlijtige inzameling van liefdegaven, niet bij machte blijkt haar armen te verzorgen, geeft het woord der Schrift „draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus" aan beter voorziene Diaconieën zeker wel aanleiding om aan zulk een zusterdiaconie stoffelijke hulp te bewijzen. Doch er is meer. Ook den nood van plaatsgenooten die niet tot de eigene gemeente behooren, zie de Diaconie bij haren arbeid, zoo de middelen het toelaten, niet over het hoofd. Immers, nog altijd geldt het woord des apostels: „laat ons goed doen allen maar meest aan de huisgenooten des geloofs". (Behoeft het nog als terloops te worden opgemerkt, dat nog niet belijdende en ook gecensureerde lidmaten tot de huisgenooten des geloofs behooren?)
Dat de Diakenen in de uitoefening van hun taak „getrouw en vlijtig" hebben te zijn (zooals Art. 25 wil) en de uitdeeling „voorzichtig en blijmoedig" hebben te verrichten, naar luid van hun Bevestigingsformulier, zal wel geen toelichting behoeven.
Onze Kerkorde schrijft voor, dat christelijke handreiking der Diakenen „naar den eisch der behoeftigen" geschiede. Natuurlijk zegt dit niet, dat de Armverzorgers zooveel hebben te geven als de behoeftigen eischen, maar wèl dat ze de grootheid hunner gaven zullen regelen naar vereisch van de behoeften der armen. Altijd met inachtneming van den regel dien de apostel, als hij in 1 Tim. 5 over de verzorging der weduwen handelt, aan de kerk gegeven heeft; „zoo eenig man of geloovige vrouw weduwen heeft, dat die haar genoegzame hulpe doe, en dat de gemeente niet bezwaard worde, opdat zij aan degenen die waarlijk weduwen zijn (d.w.z. die geen nabestaanden hebben, om zorg voor haar te dragen) genoegzame hulpe moge doen". Hier hebben we een aanwijzing voor den te volgen regel: de plicht der verzorging rust allereerst op de nabestaanden van den behoeftige, en dan pas, hetzij geheel, hetzij aanvullenderwijze op de Diakenen, wanneer de verwanten óf onwillig blijken óf niet voldoende in de verzorging voorzien.
Vanzelf staat de beslissing aangaande de uitdeeling niet aan de Diakenen hoofdelijk, b.v. aan ieder diaken in betrekking tot de armen zijner wijk, maar heeft de verzorging plaats „met gemeenschappelijk advies." De Diaconie beslist, en ook deze niet geheel onafhankelijk maar volgens regelen, welke door den kerkeraad als het bestuur der gemeente, zij het ook slechts in den vorm van kerkeraadsbesluiten zijn vastgesteld. Doch hierover later.
Leiden, Ds. W. den Hengst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1924

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKRECHT.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1924

De Saambinder | 4 Pagina's