Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN HET HEILIG AVONDMAAL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET HEILIG AVONDMAAL.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heideib. Catech. Zond. 28.

I
Van de behandeling des Heiligen Doops komt de Catechismus (hoe zou het anders kunnen? ) tot de bespreking van het heilig Avondmaal. Tusschen beide, sacramenten ligt een nauw verband, zijn de doop het sacrament der inlijving in de kerke Christi, het avondmaal dat der gedurige voeding.
Met onderscheiden benamingen heeft de Heilige Geest het avondmaal in de Schriften willen noemen. Ge leest toch van de „Breking des broods" (Hand. 2 : 42); van de „Gemeenschap des lichaams en bloeds Christi" (1 Cor. 10 : 16); van de „Tafel des Heeren" (1 Cor. 10 : 21); van het „Avondmaal des Heeren" (1 Cor. 11 : 20) enz. Deze onderscheiden benoemingen wijzen wel de heilig teedere gemeenschap, die in het nachtmaal geoefend wordt. Het avondmaal is heilig, wijl heilig is de Insteller, alsook de gebruikers; wel moge bij de sacramenteele gedachtenis van den dood des Heeren heiligen eerbied ons vervullen. Ook het gebruik zij ons heilig; in onze ziele zij een zoo diepen indruk van deze heilige communicatie, dat geheel onze houding daarvan getuigenis geve. Ai, hoeveel is hier in deze lichtzinnige tijden te bestraffen. Men klaagt in vele kerken over het koude, onaandoenlijke dat uit vele avondmaalsvieringen spreekt, waar de menigte van belijders ter tafel holt, met kleeding en houding, die vele oprechten bitterlijk bedroeven moet. Het is waar, de innerlijke gestalte des harten kan anders zijn, dan wij naar het uiterlijk soms oordeelen zouden, doch waarheid is ook, dat zoo in de gemeente een afdruk moge zijn van het heilige des avondmaals, veel zal gemeden worden van wat nu straffeloos doorgaat in een openbaring, die doet zien waar men heengaat wanneer de weldaden van Gods kinderen als gemeen goed voor alle belijders geworpen worden. Want het avondmaal des Heeren is voor Gods volk en voor niemand anders; hun heeft de Heere Jezus bevolen tot Zijne gedachtenis „van dit brood te eten en van dezen drinkbeker te drinken". 't Was in den nacht, in welken Hij verraden werd, dat de Heere Jezus het brood nam, en als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: „Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doe dat tot Mijne gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat zoo dikwijls als gij dien zult drinken tot Mijne gedachtenis" Gereed staande Zich voor de zijnen te offeren in den dood, heeft de Heere Jezus dit liefdebevel Zijn volk gegeven. Laat ons toch niet licht handelen met dit gebod van Immanuel; zal dit Zijn woord geen kracht doen op Zijn kinderkens? Ach, misschien stond ge eens aan de stervenssponde van een uwer lieven, om de laatste woorden nog op te vangen van de reeds verbleekte lippen van hem, die welhaast niet meer zou zijn, die woorden werden als in uw ziel gegrift; nooit, nooit zult gij ze vergeten. Maar zal dan het liefdebevel van Hem, Die Zijn volk kocht met Zijn bloed, gesproken als Hij stond aan den oever des doods, geen kracht op uw ziel doen, volk van God? Kunt ge dan om allerlei bijkomstige redenen des Heeren tafel veronochtzamen? Wegblijven uit doodigheid? U afkeren als de Meester roept? Zoudt ge dan twijfelmoedige zielen, niet meer te hooren hebben naar de stemme des Heeren, dan naar al die binnenpraters, die u zoeken af te houden van de Tafel des Verbonds? En toch veelal is dit feit, dat oppervlakkige belijders toestroomen en van Gods kinderen achterblijven. Noch het één, noch het ander moest zoo zijn. De onderwijzer zal ons in vraag 81 de ware avondmaalgangers doen kennen, doch reeds hier zij er op gewezen, dat niet dan tot schade van hun eigen leven velen van de genooden ten avondmaal of uit hooghartigheid, óf uit slaafsche vreeze, of vanwege het wachten op gevoelige genade achterblijven. Christus heeft mij en alle geloovigen bevolen van dit brood te eten en van dezen drinkbeker te drinken, zegt de Catechismus. Wie die geloovigen ook zijn, klein of groot, zij vallen onder dit Goddelijk bevel. Neen, niet één is te klein in het geloove; niet één te bekommerd over zijn staat; niet één te van verrestaande op den levensweg die maar in waarheid iets van het zaligmakend geloof kennen mag, wordt genoodigd tot des Heeren tafel; meer, hij wordt gedrongen; in liefde bevolen. Zij allen en zij alleen. De anderen eten en drinken zich een oordeel. Misschien was ook Judas aan de tafel in dien ontzettenden, onvergetelijken nacht, toen het avondmaal is ingesteld, gelijk ten allen tijde er wezen zullen, die de ware geloofsgemeenschap met Christus missen, doch zij behooren onder de geroepenen ten avondmaal niet, noch dragen van hun stoutmoedigheid eenige vrucht; integendeel hun oordeel wordt door deze hunne daad verzwaard.1) Maar voor Gods volk is het avondmaal ingesteld en niet een hunner mag achterblijven. Het bevel des Heeren ga voorop, hebbe bij al onze ziels-overwegingen de overhand en dringe ons tot onvoorwaardelijke onderwerping; alles, alles zwichte tot bij het van God geroepen volk voor de kracht van dit bevel, opdat wij zullen eten van het brood en drinken van den drinkbeker tot Zijne gedachtenis. Waartoe zullen wij het avondmaal des Heeren vieren? Tot Zijne gedachtenis. Lees nu eens hoe kostelijk het Formulier van het Avondmaal te houden dit beschreven heeft; een gedachtenis van de diepe vernedering des Heeren van Zijne geboorte tot Zijn sterven toe; een gedachtenis van het dragen van Gods toorn, onder welken wij eeuwig hadden moeten verzinken' en die Hij gedragen heeft den ganschen tijd Zijns levens op de aarde; eene gedachtenis van de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, waartoe Christus Zich vernederde met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten worden; een gedachtenis daarvan, dat Hij met Zijn dood en bloedstorting het Nieuwe en eeuwige Testament en Verbond der genade en der verzoening heeft besloten, als Hij zeide: „Het is volbracht!" Neen, hier is geen bloot denken aan al deze heils-mysteries bedoeld, doch een gedenken in den geloove, om uit het lijden en sterven Christi, in het avondmaal ons voor oogen gesteld, vervuld van de eeuwige liefde Gods, tot onze zaligheid, en de kracht van het sacrament tot de versterking van ons geloof te ervaren. Daartoe heeft de Heere het avondmaal ingesteld om Zijn volk te verzekeren, dat zij vastelijk zouden gelooven tot dit genadeverbond te behooren. Of is niet de minste indruk van wat Christus voor de Zijnen deed zóó groot, dat onze ziel in aanbidding aan Zijne voeten wegzinkt? Wie kan die liefde ooit verklaren? Wie het wonder weergeven, dat Hij vijanden kocht met Zijn bloed? En dat wordt in het nachtmaal ons levendig voor oogen gesteld, tot troost en opbouw van Gods volk.
Is dan het bevel des Heeren ons te veel geworden? Ai, mijne broederen, leeraars en opzieners in de kerk des Heeren, hoe kunt ge de gemeenten lange, lange tijden het Avondmaal onthouden? Heeft het woord van Hem, die u in Zijnen wijngaard riep op u dan geen kracht? Zult ge vrij uitgaan, als Hij u zal doorzoeken, dat ge Gods volk niet alleen hebt gedrongen des Heeren dood te verkondigen, maar zelfs de gelegenheid niet ontsloot? Zeg niet, er is niemand die levendige behoefte heeft. Jaag hen niet van u, die u op uwe nalatigheid wijzen, met de boodschap, dat als er een is, die met het avondmaal eenige werkzaamheden heeft, die dan maar eens komen moet. Zet u niet als rechter op den troon, doch hoor naar het bevel uws Heeren en verkondigt Zijnen dood totdat Hij komt.
Daarenboven, aan de viering van het avondmaal heeft Christus Zijne beloften verbonden: „eerstelijk dat Zijn lichaam zoo zekerlijk voor mij aan het kruis geofferd en gebroken en Zijn bloed voor mij vergoten zijn, als ik met oogen zie, dat het brood des Heeren mij gebroken en de drinkbeker mij medegedeeld wordt. En ten andere, dat Hij zelf mijn ziel met Zijn gekruist lichaam en vergoten bloed, zoo zekerlijk tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en den drinkbeker des Heeren (als zekere waarteekenen des lichaams en bloeds Christi) uit des dienaars hand ontvang en mondelijk geniet".
Zijn lichaam gekruist en Zijn bloed vergoten, ook voor mij! Dat zal het wonder uitmaken; voor mij! Wat zou ik van de zaligheid kennen, hoe ooit Gode eer geven, al werd geheel de wereld zalig buiten mij! Maar ook hoe groot zal het wonder zijn dat ik er kom, die door genade mij zelf leerde kennen, als de grootste der zondaren; ik deel aan Christus' offerande! Zijn lichaam gebroken; Zijn bloed vergoten ook voor mij! Zie dat is het, wat de Heere Jezus Zijn volk aan de tafel wil ontsluiten, wil toeëigenen. O, zalige geloofsblijdschap in het avondmaal! „Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is Zijne banier over mij."
Ja Christus is de gedurige zielespijs. Hij leeft aan de rechterhand des Vaders om de Zijnen te zijn Profeet en Priester en Koning; om hun hongerige ziel te voeden met het manna, dat verborgen is. Alles, geheel de wereld, laat ons leeg, ja onze bekeering en vorige bevinding kan onzen zielehonger niet wegnemen, doch het lijden en sterven van den verheerlijkten Immanuel is een spijs, waarmede Hij de Zijnen voedt van uit de hemelen ten eeuwigen leven. „O, alle gij dorstigen komt tot de wateren en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet.... en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen."


1) Onlangs gaven sommige Anti-Revol. bladen gretig bericht van den bitteren schimp, geworpen op een tweetal Herv. Pred. die, naar het mij voorkomt getrouw aan den van God hun opgelegden plicht, dit in hun prediking en bij het afleggen van belijdenis naar voren brachten. Zulke berichten teekenen wel de vijandschap tegen de ernstig, getrouwe bediening des Woords en dienen om de blindheid van velen aan het licht te brengen, die meenen dat ze zien.

Yerseke, Ds. G.H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1924

De Saambinder | 4 Pagina's

VAN HET HEILIG AVONDMAAL.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1924

De Saambinder | 4 Pagina's