Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AAN VRAGERS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AAN VRAGERS.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. te X. vraagt waarom toch de Heere dien boom der kennis des goeds en des kwaads in het paradijs plaatste. Als het proefgebod er niet geweest was, had Adam niet kunnen vallen. Waar hij nu niet goed wist wat hij z'n tegenstander antwoorden moest, die het voorstelde alsof God den mensch een strik spande, zou hij graag in „De Saambinder" eenige toelichting ontvangen.
Ik wil gaarne beproeven dezen lezer iets ter opheldering te bieden, te meer omdat te bespeuren is, dat zijn vraag niet opkomt uit een onheilig willen indringen in Gods doen. Want ons betaamt steeds een heilige schuchterheid bij het betreden van de terreinen der Goddelijke openbaring. Bedenk steeds dat de plaats, waarop wij hier staan, heilig land is; ook in twistgesprekken met anderen sta ons dit voor oogen.
Tot de vraag zelf komend, moet ik allereerst opmerken, dat God den mensch schiep als redelijk wezen. Ook de engelen zijn redelijke schepselen. De mensch werd bovendien geschapen naar Gods beeld en gelijkenis.
Als redelijk schepsel heeft de mensch boven de redelooze en levenlooze schepping wil en verstand. Hoe nu zou de heerlijkheid van den mensch worden gezien anders dan zóó, dat hij als redelijk schepsel Gods wil betrachte, d. w. z. dat hij Gods wil gehoorzaamde niet omdat het niet anders kon, maar omdat hij zelf dat wilde.
De zon gaat op en onder, van jaar tot jaar, zoo God het heeft bepaald. Maan en sterren gaan hun door God vastgestelden loop zonder ook maar één oogenblik één millimeter af te wijken. Het gedierte beantwoordt aan Gods ordinantie, gelijk het zaadzaaiend geboomte en kruid. Ook de mensch wandelde in den staat der rechtheid naar Gods gebod. Doch hoe zou nu uitkomen, dat de mensch ook in het gehoorzamen van zijn Schepper stond boven al wat nevens hem was? Hoe anders dan doordat hij voor twee wegen werd gesteld, opdat hij kiezende één van die beide, zich als willend en denkend schepsel openbaarde; opdat zoo hij koos, gelijk hem ten zéérste betaamde, God te gehoorzamen, waartoe hij in dien staat alle vermogen had, zich in volle heerlijkheid, triumpheerend over satan in het onverliesbaar, eeuwig leven zou openbaren.
Welnu, het proefgebod en de verzoeking des satans door de slang stelden den mensch voor die twee wegen. God gaf het proefgebod en liet toe dat de duivel sprak door de slang, opdat de mensch zich openbaarde in zijn wil. Het proefgebod dus is geen strik die God den mensch spande (wat gruwelijke gedachte!) maar in het proefgebod werd den mensch den weg ontsloten te komen tot volle, eeuwige heerlijkheid door gehoorzaamheid te brengen in het verbond der werken.
Maar, en dat is het ontzettende van onzen dieprampzaligen val, die weg heeft de mensch moedwillig omgezet in den weg des verderfs. De mogelijkheid zich in al zijne scheppings-heerlijkheid boven al het geschapene te openbaren, heeft de mensch gebruikt tot zijn ontzaglijk verderf, tot zijn afval van God, tot zijn overgave in de klauw des satans. Alleen, enkel en alleen door eigen schuld verdierf het heerlijkste aller schepselen tot een voorwerp voor de hel.
Het proefgebod met den boom der kennis des goeds en des kwaads kon dus niet worden gemist om des menschen zaligheid. Zonder die had de naar Gods beeld geschapen mensch nimmer kunnen komen tot het eeuwig leven. Zoo ver is het er van, dat in dezen eenigen strik gespannen werde.
Dezelfde vraagt voorts of er ook eenige reden is op te geven waarom deze boom heette: de boom der kennis des goeds en des kwaads.
'k Zou willen antwoorden, omdat het de boom was van Gods gezag. God maakte uit voor den mensch wat goed was en wat kwaad. Niet hij zelf had daarover te oordeelen; dat deed God voor hem en hij had alleen te gehoorzamen. Zooals b.v. ouders voor hun kinderen uitmaken wat goed is en wat kwaad, zoo kende God wat voor den mensch goed en kwaad was. Dat was Gods souverein gezag. En daarvan gaf Hij blijk in dien boom der kennis des goeds en des kwaads. Hierom ook mocht de mensch van dien boom niet eten. Hij mocht Gods gezag niet aantasten; en etende stortte hij zichzelf, en om die ééne zonde, met al zijn nakomelingen in den eeuwigen dood. Mag ik nu ook wat vragen?
Heeft mijn vrager door genade dat leeren kennen? Daarvan zal innerlijk door Gods Geest wat moeten worden geleerd, zullen wij onze zaligheid zoeken en vinden in den tweeden Adam, Christus.
Yerseke Ds. G.H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1925

De Saambinder | 4 Pagina's

AAN VRAGERS.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1925

De Saambinder | 4 Pagina's