Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES.

Over de gelijkenissen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luk. 5 : 36—39.

II.
Kees. Ik heb van heel dien Roomschen godsdienst wel eens gedacht, dal het een mengelmoes is van heidensche beeldendienst, joodsche ceremoniën en daarbij ook wat van het kruis van Christus.
Bart. Och ja, dat komt ervan. Toen het onder den eersten Romeinschen Christenkeizer een eer werd en zeer voordeelig werd om Christen te zijn, toen kwam er een stroom van heidenen en van joden tot de kerk van Christus. En die brachten hun oude hart en hun ouden godsdienst mede, de heiden zijn poppen en de jood zijn ceremonie, zooals mooi aangekleede priesters, enz. en als zooiels gebeurt, dan krijgt ge zoo'n mengelmoes, Kees!
Kees. Och, dat de Heere onze hoopkens volks toch maar in de laagte, toch maar in de kleinheid wil houden; maar ook onder ons is al zoo'n streven om in de hoogte te komen.
Bart. Ach ja, jongen, het kleine en verachte staat de hoogmoedige natuur van den onherboren godsdienstigen mensch maar niet aan. Kijk, Kees, dat wilde ik nu juist zeggen: dat ook onder het naam-christendom de kansels beklommen worden door geestelijke kleermakers, die nooit anders doen dan de nieuwe lap op het oude deugden-kleed zetten, predikende een genade, die ge uzelve moet waardig maken, een zaligheid, daar ge uw best maar voor moet doen; ge moet maar deze en die zonde laten, en dan deze en die deugd zoo goed mogelijk betrachten en dan maar hopen „op de genade van Jezus."
Kees. Dat is de lap . . . .
Bart. Juist. En zoo bederft men het oude en het nieuwe, want zoo is de wet niet meer en het Evangelie is geen Evangelie meer.
Kees. Vindt ge datzelfde nu ook nog bij Gods waar begenadigd volk?
Bart. Ja zeker, vooral bij de minder geoefenden. Wij allen zijn onder het oude, dat is onder de wet geboren; wij allen wandelden in een kleed van deugden en plichten; - dat komt inzonderheid openbaar als de Heere ons gaat bekeeren. Maar dan worden we ook door Gods lieven H. Geest allengskens ontdekt, dat ons deugdenkleed, o, zoo jammerlijk gescheurd is, zoodat de schande onzer naaktheid er doorheen gezien wordt. Maar nu komt die zoete Geest ons ook bekend te maken met dat deugdenkleed van Jezus, met dien prachtmantel van Christus' gerechtigheid. Wat doen we nu? Inplaats dat we nu dat kleed afleggen en dat nieuw aandoen, gaan we heen en willen trachten het maanstondig kleed van onze eigen gerechtigheid op te lappen met een stuk van het nieuw?
Kees. Ik geloof, dat je daar mijn beeld juist teekent. Je bedoelt zeker, dat halveeren tusschen Jezus en onze gerechtigheid?
Bart. Juist. Maar wat doet nu die lieve H. Geest? Hij laat ons maar stillekens repareeren. Die nieuwe lap scheurt toch telkens af en neemt weer wat van dat oud kleed mee, en de scheur wordt al weer wat erger. En daar vergenoegt zich die lieve Geest in.
Kees. En dat vind ik nu juist een ramp.
Bart. De Heere geeft maar licht en dan zien we, dat het toch erg opzichtelijk staat. Zoo'n lap van dat nieuwe op dat oude kleed. Kees, je kunt met den Heere Jezus den ouden Adam niet repareeren, jongen!
Kees. Ja, Bart, ik zie, dat nu wel een beetje in, maar om dat nu op te geven, dat kan ik ook niet.
Bart. Ja, en dan zijn er weer andere dwazen, die willen je dat nu in één slag afleeren; die willen jou en je collega's ineens afleeren om van dien ouden wijn der wettische dienstbaarheid te drinken; drinkt, zeggen ze, dien nieuwen wijn van Gods souvereine genade en van Jezus kruisverdiensten; geeft het werken op en verlaat je enkel en alleen op de genade van onzen Heere Jezus Christus.
Kees. Maar kunnen wij dat doen?
Bart. Welneen, Kees. Lukas zegt, dat niemand die oude wijn drinkt terstond dien nieuwen begeert, want hij zegt; de oude is beter. Ach, Kees, jullie hebben al zoo lang van dien ouden wijn van „Doe dat en gij zult leven" gedronken, dat jullie geestelijk verhemelte zoo maar niet ineens gestreeld kan worden door dien „louter-genade wijn." „Je moet toch wat doen om zalig te worden", zeggen die kleinen. En nu is het dwaasheid om jullie ineens al het werk uit de handen te slaan. En toch hebt ge er -zelfs wel predikers- die het oude kleedje van die kleinen afrukken als ze nog niet pasklaar voor het nieuwe zijn. Lukas, of liever Jezus, noemt zulke menschen die dat doen „dwazen."
Kees. Als ik je dus goed begrijp, dan ben ik zelf dien ouden-wijn-drinker.
Bart. Ja, wist je dat nog niet?
Kees. Ik heb wel gedacht, dat ik bij de „oudewijn-drinkers" behoorde, maar niet in dien kwaden zin.
Bart. Wat dacht jij er dan van?
Kees. Om je de waarheid te zeggen verstond ik onder den ouden wijn, ik zal maar zeggen, de oude schrijvers.
Bart. De oude waarheid bedoel je?
Kees. Nu ja, dat is al zoowat hetzelfde.
Bart. In een heel oud joodsch boek, een boek, veel ouder als onze oude schrijvers staat de volgende vermaning geschreven: „Zie niet op de kruik, maar op hetgeen erin is; want dikwijls is de nieuwe kruik vol ouden wijn; soms is er een oude kruik waarin zelfs geen wijn is." - Met dien ouden wijn is hier hetzelfde bedoeld wat jij bedoelt. - En wat hier gezegd wordt is volkomen mijn ervaring. Ik heb oude kruiken - dat wil dus zeggen boeken van oude schrijvers - met oude letter gedrukt, met een titelplaat met roode hoofdletters, enz., maar waar je niets van die zoete waarheid, die naar de godzaligheid is, in vindt; en ik heb - om zoo te spreken - nieuwe kruiken, waar ik naar hartelust die zoete eenzijdige, bevindelijke, vrijegenadeleer uit mag drinken. Kees, er zijn eenvoudige menschen, die, als je hun maar een oud boek in de handen geeft al is het nog driekwart Roomsch of Jodisch - dan lezen zij het met graagte, want het is oude wijn, zeggen ze, en die is de beste.
Kees. Een verstandig mensch heeft mij aangeraden om niet alleen op de kruik, maar ook vooral op het merk te letten, het merk Brakel, v. d. Groe, Lodensteyn, enz.
Bart. Juist, Kees. In die werken vindt ge dien nieuwen wijn van Jezus' kruisverdiensten; van den mensch niets en de Heere het al; van een dooden zondaar en een levenden Jezus; van een armen mensch en een rijken Christus, van een eeuwige zaligheid, alleen uit vrije genade, door het geloof in Jezus Christus.
Kees. Nu hebt ge gezegd, hoe het niet moet, wat een verstandig mensch niet doen zal. Maar nu zou ik ook wel eens willen hooren hoe het dan wél moet, wat verstandige menschen dan wél doen. Vertel nu eens wat de verstandige dan doet met dat oud kleed? Misschien repareert hij het met een lap, die er beter bij past.
Bart. Neen, Kees, dat doet de wijze ook niet. De wijzen laten het oude kleed voor hetgeen het is, en die laten dat oude kleed stilletjes verslijten, dan valt het er vanzelf wel af.
De verstandigen prijzen enkel maar het nieuwe aan. Zij laten aan hen, die nog onder de dienstbaarheid verkeeren, maar zien de schoonheid en dierbaarheid en algenoegzaamheid van Jezus gerechtigheid ; hoe dat het kleed van Christus kruisverdiensten alle zonden voor een heilig en rechtvaardig God bedekt; hoe Zijn bloed van alle zonden reinigt, en dat zoo volkomen en dat zoo heerlijk, alsof we nooit geen zonden hadden gekend noch gedaan. Zie, Kees, zoo deed de Heere zelf, zoo deden ook Zijn Apostelen, zie maar eens dien heerlijken, rijken brief van Paulus aan de Hebreën, waarin hij het Nieuwe en het Oude tegenover elkander stelt - zoo doet ook elke wijze dienstknecht en zoo doet ook Gods lief, ervaren volk.
Kees. En dat zal een heerlijker vrucht afwerpen dan dat slaan en plukken.
Bart. Onder den zegen des Heeren beginnen die kleinen zelf de handen naar dat nieuwe kleed uit te strekken. Zij beginnen er om te smeeken om ook zoo eens bekleed te zijn met dat nieuwe kleed, zooals Jesaja, die zeggen kon: Hij heeft mij bekleed met de kleederen des heils en den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan (Jes. 61 : 10). En waar zij bemerken, dat het dat oude kleed is wat hun in den weg zit, dan beginnen die kleinen het met eigen hand al uit te trekken.
Kees. Ik zou het wel voor de mollen en vledermuizen willen werpen (Jes. 2 : 20), als ik maar kon.
Bart. Dat is nu zoo'n gunstig teeken, als dat oude kleed in den weg gaat zitten en het nieuwe zoo begeerlijk wordt. En is dat nu zoo bij jou, welnu, m'n jongen, dat is een bewijs, dat het oude verouderd en nabij de verdwijning is (Hebr. 8 : 13). De Heere verhaaste maar het bederf in je eigen werk, Kees!
Kees. En hoe handelt nu de wijze met den nieuwen wijn?
Bart. Dat zal ik, zoo de Heere wil, je den volgenden keer zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1925

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1925

De Saambinder | 4 Pagina's