Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES.

Zaligsprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 5:6.

XI.
Kees. Nu verwacht ik nog altijd, dat je ons vertelt, waarin nu eigentlijk de verzadiging van die hongerigen en dorstenden naar de gerechtigheid bestaat.
Bart. Die verzadiging bestaat in een volkomen bekleed worden met de genoegdoening en gerechtigheid en heiligheid van Christus. Vindt Gods kind bij Mozes slechts steenen voor brood, waar zich de Borg aan hun ziel ontdekt, Zijn verdiensten hun toegepast worden, daar worden zij ten volle verzadigd met het levensbrood van Zijn gerechtigheid.
Kees. Dat zal een heerlijke verzadiging zijn, Bart!
Bart. Dat is het ook. Die verzadiging wordt ook gesmaakt, waar Christus, als hun Ontfermer hun leidt en voert aan de waterbeken van Gods eeuwige gunst, waar God zichzelven als verzoend en bevredigd ontdekt en hun vrijspreekt van schuld en straf en hun door de gerechtigheid van Christus komt te bevestigen in den staat der genade, waardoor zij wel uitroepen: Niet hebbende mijn gerechtigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is.
Die verzadiging bestaat ook hierin, dat God hun inleidt in Zijn grondeloos en eeuwig welbehagen; hun doet zien, hoe Hij hun van eeuwigheid liefhad, waar zij ingeleid worden in Gods welgestaafd verbond; en waar Hij hun Zijn Vaderlijke liefde doet ervaren. Wel, me jongen, dan rusten zij, als de met Christus' gerechtigheid bekleeden, in het lieve Vaderharte Gods en roepen zij uit: Hier 't vette van Uw huis gesmaakt; een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.
Kees. Wat een onderscheid! Eerst vergaan van honger en dan dronken van wellust.
Bart. Dat is juist een groot verschil.
Kees. Mag ik nu ook eens vragen, wanneer die verzadiging verkregen wordt.
Bart. Die verzadiging heeft zijn tijden en trappen. Soms toch mogen Gods kinderen reeds verzadiging ontvangen, als de Heere zich in Zijn schuldvergevende liefde, genade en barmhartigheid aan hunne ziel ontdekt; dan toch staan zij wel reeds heilig verlegen, dat er voor zulke doemschuldigen nog mogelijkheid bestaat om met God in vrede te komen, ja, in die ontdekking des H. Geestes wordt reeds hun ziel als met vettigheid en smeer verzadigd.
Kees. Daar heb ik eens iets van ondervonden. Wél, wat was me dat een zoete verrassing, toen me de mogelijkheid van zalig worden in een gekruisigde en verheerlijkte Christus werd ontsloten! Wel, Bart, toen voelde ik me zoo zalig verzadigd, dat ik meende, nooit geen honger meer te zullen lijden. Maar wat is dat verkeerd uitgekomen, 't Is alsof ik toen juist pas eens goed honger heb gekregen.
Bart. Waar dit zoete genot is voorbijgegaan, daar zien ze, dat ze nog altijd de toepassing van Christus' gerechtigheid, aan hun eigen ziel, missen; en worden ze met temeer honger en dorst naar de toepassende daad des Heiligen Geestes vervuld en gekweld. Zie, Kees, je moet wel bedenken, dat de Heere aan Zijn kleinen voorsmaakjes van de zaak geeft, niet opdat ze daar genoeg aan zouden hebben, maar juist opdat ze dieper aan hun gemis ontdekt, temeer zouden begeeren en uitzien naar de vervulling.
Kees. Ik ondervind, dat ik met al hetgene ik genoten heb hoe langer hoe armer en lediger en ellendiger geworden ben.
Bart. Als men in het donker een eenzamen landweg bewandelt, wat is het dan aangenaam als er een rijtuig aankomt met een paar groote lichten op; maar als het voorbij is, dan is het donkerder als tevoren. Nu, jongen, zoo gaat het ook in het geestelijke.
Kees. Maar nu weet ik nog niet wanneer de volle verzadiging verkregen wordt.
Bart. Dat is dan, als de H. Geest ons geheel ontkleed heeft, ons geheel ontledigd heeft en alzoo plaats gemaakt heeft om ons geheel te bekleeden met die gerechtigheid, waarnaar onze ziel zich heilbegeerig uitstrekt. Die verzadiging wordt verkregen, waar de Heere ons Zijn Christus wegschenkt en ons tevens armen des geloofs geeft, om Hem te omhelzen en te aanvaarden, en waar wij, door een geloovig eten en drinken van Hem, Hem geheel in ons op nemen, zoodat wij uitroepen: „Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft." (Gal. 2:20). Ja, dan leeren wij zien en kinderlijk gelooven, dat dezelfde liefde, hetzelfde welbehagen, dat Christus bij den Vader geniet, ook ons onvervreemdbaar erfgoed, in den weg van genade door recht is geworden.
In die ure wordt onze honger en dorst volkomen gestild; mogen wij drinken uit de geopende steenrots; ja, worden wij volkomen verzadigd met de zalige gunst en gemeenschap des Vaders.
Kees. Wel, Bart, wat zal dat een zalige verzadiging zijn!
Bart. En ook dat is nog maar voorsmaak. Eenmaal zullen wij een eeuwige verzadiging ontvangen, als God ons de poorten der gerechtigheid zal ontsluiten en wij, bekleed met het lange witte kleed der gerechtigheid en heiligheid, zullen ingaan tot de bruiloft des Lams, dan toch zullen wij verzadiging van vreugde en lieflijkheden aan Gods rechterhand eeuwiglijk verkrijgen.
Kees. Maar hoe onwaardig is het dan toch, te dorsten naar de ongerechtigheden, en dat doet toch de groote massa, ook die zal verzadigd worden, maar het zal met gal en alsem zijn, hé Bart?
Bart. En dat zijn nog niet de ongelukkigsten, deze zijn nog van hun ongeluk te overtuigen, maar we leven in een tijd, dat zelfs de kerken vol zitten met menschen, die meenen verzadigd te zijn en zij leerden nog nooit hongeren en dorsten.
Kees. Dat zal verkeerd uitkomen, denk ik.
Bart. Daar kunt ge wel zeker van zijn. Mocht de Heere dezulken nog oogenzalf schenken, opdat ze hun dwaling mochten inzien, voor het te laat is.
Kees. Wat zijn zij dan toch gelukkig, die aan hun gemis zijn ontdekt, die al hun eigengerechtigheid leerden werpen voor de mollen en vledermuizen en naar Jezus' gerechtigheid leerden hongeren.
Bart. Dat zal wel waar zijn.
Kees. Hebt ge, nadat de Heere je verzadigd heeft, nooit meer behoeven te dorsten?
Bart. De weg van Gods kind, tot aan het graf toe, is een leerschool om telkens als een gejaagd hert te schreeuwen van dorst en te loopen door het geloof, tot de beek van Gods wellust. Totdat zij het nieuwe Jeruzalem ingaan. Dan zal de zon des daags en de maan des nachts hun niet steken, want hun Ontfermer zal ze leiden aan de springader des levenden waters.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1926

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1926

De Saambinder | 4 Pagina's