Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KONINKRIJK DER HEMELEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KONINKRIJK DER HEMELEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heidelb. Catech. Zond. 48

I
Er is niets, waartegen onze natuur zich meer verzet dan tegen het Souverein gezag des Heeren, Heeren; tegen Zijn absoluut Koningschap. God Drieëenig is Schepper van hemel en aarde met al wat er in en er op is; en mitsdien is alles Hem geheel en al onderworpen. God alleen is Souverein in volle beteekenis van het woord. Onze vorsten hebben een van God verleende en dus betrekkelijke souvereiniteit; zij blijven God verantwoording schuldig. Daarom is een despotisme te veroordeelen, dat geen rekening houdt met de rechten door God een volk verleend, doch gril en willekeur van den vorst tot wet doet zijn. En anderzijds hier ligt de grond, waarop het eeren van de Overheid is gebouwd. God bekleedde haar met gezag en drukte van Zijn Souvereiniteit op haar af. „Er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd. Alzoo, dat die zich tegen de Macht stelt, de ordinantie Gods wederstaat; en die ze wederstaan zullen over zich zelven een oordeel halen".
Doch des Heeren macht is oorspronkelijk; volkomen Souverein. Hij ontleende Zijn gezag niet aan een ander. Niemand zal Hem ooit ter verantwoording kunnen roepen. Hij is God.
Dat gezag echter wilde de mensch van zich schudden in het paradijs. De val van Adam was revolutie; had de bedoeling, God van den troon te stooten en den mensch er op te plaatsen. En het geheele leven van den natuurlijken mensch welt uit dit revolutionair beginsel; is mitsdien bekamping van Gods Souverein gezag; onophoudelijke bestrijding in uiterste vroomheid zoowel als in uitbraking van gruwelijke zonde van God als Koning. De strijd door den mensch in den val aangevangen, moet eindigen in den eeuwigen dood, waarin Gods opperheerschappij volkomen uitblinken zal.
Hoe vreeselijk den strijd tegen God te kampen! Welk diep verval teekent ten dezen de wereld onzer dagen. Men beroemt zich er in, met God gebroken te hebben. Op een hemel hoopt men niet; aan een hel gelooft men niet. Zoo hoog is de mensch geklommen, dal hij driest God smaadt; lastert; negeert. God bestaat voor die duizenden niet meer. — O, als die arme menschen, die toch niet buiten God leven kunnen, eens hun oogen zullen openen voor Zijn rechterstoel . . . . Wat zal dat zijn! God een albeheerschend Koning, Die onder Zijn voet verpletteren zal, al die Zijn heerschappij stout weerstond. Laat ons toch de goddelooze. hoogmoedige taal der Godvergetenen diep in ons hart verachten, haten; en moge de Heere ons behoeden, ooit in hun strikken gevangen te worden. Gods Woord roept ons zoo luide het Koningschap des Heeren uit. Het klinkt de geheele Schrift maar door: „De Heere regeert." En de kerke GodS roepe het ook onder de moderne Heidenen onzer dagen : „De Heere regeert"; „God is Koning".
Maar dat Koningschap des Heeren heeft rijker beduidenis. Want God heeft het hersteld door genade. Krachtens den val bleef niet over, dan dat God Zijn Koningschap handhaafde in de nederwerping van gansch Adams geslacht in het eeuwige verderf, gelijk gewisselijk komen zal over allen, die voor eigen rekening sterven. Hun tandgekners in het eeuwige vuur zal de Majesteit des Heeren Heeren; het Koningschap Gods uitroepen. Doch het heeft Gode behaagd Zich als Koning te verheerlijken in het zaligen van zondaren. Zoo is Zijn Koninkrijk het Rijk der genade. Hier op aarde is het aanvankelijk hersteld in Gods uitverkoornen van des Heeren Koninklijk Gezag. Hij wordt door Zijn volk weder als Koning erkend; dat volk buigt weer, door genade, voor Zijn wetten, en vraagt naar de rechten Zijner gerechtigheid; en het begeert, krachtens het nieuwe, van God verwekte leven, dat hoe langs hoe meer de Heere in hen Koning zij en den troon beklimme. Want hier beneden blijft alles ten deele, totdat eenmaal het volmaakte zijn zal en dit Koninkrijk der genade zal overgaan in het Koninkrijk der heerlijkheid. En nu handelt de catechismus van het Koninkrijk, waarvan in het „Onze Vader" gebeden wordt, dat het kome, in dien zin, dat hij spreekt én van het Rijk der genade, én van het rijk der heerlijkheid. Immers de onderwijzer antwoordt op de vraag:
„Welke is de tweede bede?
Uw Koninkrijk kome; dat is: Regeer ons alzoo door Uw Woord en Geest, dat wij ons zoo langs zoo meer U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw kerk; verstoor de werken des duivels en alle geweld, hetwelk zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen Uw Heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws Rijks toekome, waarin Gij alles zult zijn in allen".
Dat Koninkrijk Gods komt dus
I
In onze onderwerping door den Heiligen Geest.
De beteekenis toch van deze bede vertolkt de Catechismus in deze woorden:
„Regeer ons alzoo door Uw Woord en Geest dat wij ons zoo langs zoo meer U onderwerpen."
Wij ons onderwerpen aan God in Christus ? Maar dat loopt lijnrecht tegen ons bestaan in. Zeker wij erkennen het, want in Psalm 2 is het geschreven dat Christus gezalfd is tot Koning over Sion, den berg var Gods heiligheid. Ook is ons niet onbekend, dat deze Koning gezeten op het witte overwinningspaard met de boog in Zijn hand, uitgaat overwinnende en opdat Hij overwinne. Maar niettegenstaande de kostelijke teekening van de volheerlijke macht van dezen Koning, Die als de Leeuw uit den stam van Juda, overwon over dood en graf en hel en oordeel, wij willen noch kunnen de knie voor Hem buigen. Het Jodendom zij ons ten voorbeeld. Toen het met vijf brooden en twee vischjes was gevoed, ten getale van vijf duizend, toen wilde men Christus Koning maken. En toch nauwlijks is een schare denkbaar, die vijandiger is van den Sions-Koning dan deze. De ontdekkende prediking van Christus haatten zij en alzoo wandelden velen niet meer met Hem. Welnu, zoo is het met ons. Mogelijk is het, dat scharen van jongeren en ouderen vol enthousiasme van Jezus spreken en van Zijn Koningschap; ja mogelijk is het legioenen te werven, die voor Jezus strijden en voor Zijn Koninkrijk ijveren. Op knapen- en jongelings- en jongedochters- en jonge mannenvereenigingen, moet de man voor Gods Koninkrijk in onze dagen gevormd; daar luidt het: Pro Rege. En toch, neen Christus is onze Koning niet. Zijn zwaard moet ons treffen; de pijl Zijns Woords ons doorwonden, dat wij aan Zijne voeten nedervallen, of wij weigeren de wapenen neer te leggen; en wij kampen voort tot in ons eeuwig verderf. Ja, zelfs Gods kinderen ervaren het, dat zooveel in hen is, dat na ontvangen genade, weigert Christus als Koning te erkennen en zich aan Hem te onderwerpen. Erger, in hun hart kan zulk een vijandschap zich openbaren tegen den weg van vrije genade; tegen dat sterven aan het hunne; tegen dat ontkleed worden, opdat Christus het eenig al worde; tegen den weg, dien God voor de Zijnen noodig keurt te bewandelen. Daarin openbaren zich de overblijfselen van den ouden mensch, die niet anders wil dan zich zelf heer en meester zijn, en waartegen het werk van Christus zich stelt. Wij moeten ontkroond; als koning afgezet; opdat Christus de Koning in ons hart zij, en wij ons Zijne regeering onderwerpen.
Israëls schrikkelijk murmureeren in de woestijn; Davids bange vrees in Sauls hand nog een der dagen om te komen; Asaphs bitter klagen, dat hij vergeefs zijn hart gezuiverd had en zijne handen in onschuld gewasschen; Elia's moedeloos begeeren te sterven en zoovele droeve toestanden als Gods Woord openbaart uit het leven van Zijn gunstgenooten en nog dagelijks van Zijn volk worden doorleefd, zijn de bewijzen er voor, dat wij de leiding in onze hand zoeken te houden, en er verre van zijn, Christus den Koning ons te onderwerpen. En daarom, o, Gods volk moet de noodzakelijkheid wel erkennen, zoo menigmaal het op de rechte plaats komt blijft die bede zoo van noode: Uw Koninkrijk kome, dat is regeer ons alzoo door Uw Woord en Geest dat wij ons langs zoo meer U onderwerpen!
En niet alleen in het persoonlijk leven van elk mensch is tot Zijn waarachtig heil van noode deze onderwerping aan den Koning der Koningen, maar voor de kerke Gods in het gemeen, in hare zichtbare openbaring, moge het gebed wel vermenigvuldigen in onze droeve dagen, dat zij zich onderwerpen aan het Woords des Grooten Konings. Wat al droeve openbaringen zijn binnen hare veste tegen de heerschappij van Hem, Die alleen in Sion recht heeft; Wat uitbanningen van des Konings regiem, om vreemden over haar te doen heerschen. O, kwam nog eens de tijd, dat Neerlands kerk het juk der vreemden afwierp, opdat de Heere in haar heerlijk werde. Ook ons land zou er wel bij varen. In land en gewest en stad verkrijge de heerschappij des Heeren Heeren weder kracht. Is het niet, of alle machten zich samentrekken om God te verdrijven van onze erve? Waar nu is dat erkennen, dat God Koning is ? Waar te bemerken de heerschappij van Zijn Woord en Geest? Gods dag wordt in toenemende mate schrikkelijk ontheiligd; de overheid zelfs werkt die ontheiliging in de hand; de Naam des Heeren wordt getreden in het slijk der straten, neen, houdt op! het gaat niet meer tegen dit of dat gebod. God moet ontkroond. Met Zijn heerschappij moet het aan een einde zijn. God moet weg! En toch wee onzer, indien Hij van ons zal geweken zijn!
Uit vrije ontferming, niettegenstaande onze moedwillige verwerping van de heerschappij des Heeren en in weerwil van onze vijandschap tegen het goddelijk Koningschap vermenigvuldige de Heere het geroep om de komst van Zijn Koninkrijk, opdat Zijn genadige neerschappij over ons volk, over Zijn kerk en in ons hart regeere, en wij ons door Zijn Woord en Geest Hem langs zoo meer onderwerpen.

Yerseke,  Ds. G.H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1926

De Saambinder | 4 Pagina's

HET KONINKRIJK DER HEMELEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1926

De Saambinder | 4 Pagina's