Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HENOCH.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HENOCH.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.
Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden daarom, dat hem God weggenomen had; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde. Hebr. 11:5.
Gelijk Abel de eerste der martelaren was, Adam van alle menschenkinderen het leven eindigde in den natuurlijken dood, zoo was Henoch de eerste die door wondervolle opname de heerlijkheid is ingegaan. Was het omdat God hem zoo ontrukken wilde aan de klauwen der vijanden, die zijn godsvrucht en scherpe prediking haatten? Om Henoch te doen triumpheeren over het God en Zijn volk hatend geslacht van Kain? Opmerkelijk! De zevende van Adam uit Kaïn zong het lied van het zwaard; de zevende uit Seth predikt Gods gerechtigheid. Zoo gelijk Kaïn tegen Abel opstond, Kaïns geslacht het zwaard niet hebben gewet tegen dezen rechtvaardige, wien gegeven was het zwaard van Gods Woord? Maar wat nood! God nam hem weg. Geen vijand kon hem ooit meer naderen. Het staat er volk van God tot uw troost te midden van alle vijandschap, die u wedervaart om 's Heeren wil. Gods verbergingen zijn onderscheiden. Henoch wordt naar ziel en lichaam beide opgenomen in heerlijkheid; uw ziel zal straks, uw lichaam eens daarna met den jongsten dag in heerlijkheid ingaan. Doch hoe onderscheiden ook de weg. God behoudt de Zijnen uit de klauwen der vijanden; hij verbergt en redt in dit leven en doet triumpheeren straks in den dood, die verslonden is tot overwinning. Grijpt moed, Gods kinderen, en zingt het overwinningslied:
God zal Zijns vijands kop verslaan  Dien haar'gen schedel vellen.
Dat „wegnemen" van Henoch van deze aarde in de eeuwige heerlijkheid stond niet los van diens leven. Uit een wandel in gehoorzaamheid en geloof werd Henoch overgezet in de gelukzaligheid, in ongestoorde, eeuwige gemeenschap met God. Kort maar veelbeteekend teekent de Schrift Henochs leven in deze wereld in de enkele woorden: „Henoch wandelde met God."
Niet altijd echter was dit Henochs wandel geweest. Immers Mozes maakt de beperking: „nadat hij Methusalah gewonnen had, driehonderd jaren." Is het om ons te doen verstaan, dat ook Henoch dezen wandel niet van zichzelf had, noch in eigen kracht verrichtte?
Vijf en zestig jaren lang muntte Henoch in godzaligen wandel niet uit, eerst na Methusalah's geboorte gewerd hem die souvereine genade, die op zulk een bijzondere wijze hem in Gods gemeenschap deelen deed. Ook in die eerste tijden; ook bij die alleroudsten der rij van God gekenden blonk het uit, dat genade alleen de zielen redt van den dood. En al Gods kinderen leeren het wel verstaan, dat niets van den mensch zelf hen kan doen opklimmen tot die hooge hoogte van in Gods zalige gemeenschap te verkeeren; èn bij aanvang; èn bij voortgang ; èn tot den einde toe blijft het vrije gunst alleen, die God bewoog doemelingen Adams zonen en dochteren in Zijn zalige tegenwoordigheid te doen verkeeren. En in dat voorrecht heeft Henoch op aarde gedeeld op zulk een geheel eenige wijze, driehonderd jaren. Zelfs in het leven van Gods kinderen zijn sterk wisselende tijden, en het schijnt wel of God de geboorte van Henochs eerste, zoon gebruikte als middel om hem bijzonder op te trekken en met Zijn heil te vervullen.
Mozes legt op dien zaligen wandel vollen nadruk door nog eens in vs. 24 van Genesis 5 te herhalen: „Henoch dan wandelde met God"; en in de Hebreënbrief wordt ons gezegd, dat Henoch „vòòr zijne wegneming getuigenis heeft gehad, dat hij Gode behaagde." In beide Schriftuurplaatsen wordt geheel hetzelfde beoogd; Henoch behaagde God in zijn wandelen met Hem.
Die wandel met God was een wandel in Christus door het geloof. Ook Henoch was een zoon van Adam; ook Henoch behoorde tot het geslacht dat in de bondbreuk van God afviel en zich in zijn stamvader en verbondshoofd moedwillig stortte onder vloek en toorn. Ook voor Henoch was God, gelijk voor ieder menschenkind van nature, een verterend vuur en een eeuwige gloed, bij Wien de zondaar niet wonen zal. Gods volk leert dat door ontdekkend licht wel kennen. Een onheelbare kloof scheidt hen van God, hun Maker af. Maar hoe is het dan mogelijk met God te wandelen? In Zijn gemeenschap te verkeeren? Hoe anders dan in Christus, die in de bresse Zijn Volks is getreden en de kloof heeft gedempt; in Wien de zondaar wordt met God verzoend.
Ook in den wandel van Henoch predikt de Schrift ons het beloofde vrouwenzaad; want zalig worden; met God verzoend worden; in Gods zoete gemeenschap deelen is alleen mogelijk door Hem. Die Hem mist, mist alles; kan nooit God ontmoeten; maar wiens leven in Christus wordt gevonden, die heeft een toegang tot God door den verschen en levenden weg, dien Hij heeft ingewijd door Zijn bloed. Het is de rijke vrucht van Christus zoen- en kruisverdiensten, die uit Zijne verheerlijking door hef geloof genoten wordt, dat Zijn volk in Gods gunste deelt, en 's Heeren vriendelijk aangezicht ontmoet. De hitte van Gods gramschap is gebluscht. Och, of de kerke Gods van onze dagen dit meer mocht beseffen. Welk een honger en dorst zou ontstaan naar Christus. Zie nu een oogenblik af van allen, die met hun toestandjes en traantjes en uitreddinkjes zich zonder waarachtige vreeze Gods willen scharen onder degenen die God vreezen, zie van die allen af, God zal ze eens openbaar maken, en ze heenwijzen met het vreeselijk woord: „Ik heb u nooit gekend." Daartegen zal niet bestand zijn. Maar bepaal u bij degenen, die in waarheid met hun zonden zijn bekend gemaakt en uit hun kommervollen toestand tot den levenden God hebben leeren vluchten; denk aan hen, die de troost van het Evangelie mochten smaken en wier zielen zijn verkwikt door Gods gena. En laat het u dan aangrijpen hoe weinig nood er bij dat volk over het gerneen gevonden wordt om Christus te gewinnen en door Hem te worden gesteld in die dadelijke verzoening en gemeenschap met God, die rusten doet in de ruste, die er over blijft voor het volk van God. Alleen in de gemeenschap met Christus ligt de grond van het wandelen met God en het Hem welbehaaglijk te zijn.
Zoo immers verklaart de Apostel, dat Henoch getuigenis gehad heeft, dat hij Gode behaagde.
Neen, God heeft geen behagen in iets, dat van den natuurlijken mensch is. Het bedenken des vleesches is vijandschap tegen God; het onderwerpt zich der wet Gods niet; het kan ook niet. Maar in de bediening van den gezegenden Hoogepriester zijn Gods uitverkoornen Gode geheiligd en in hun personen en in hunne geloofs-verrichtingen Hem aangenaam. „Mijn lust is aan haar" verklaart de Heere. Zijn kerk is een koninklijke hoed in de hand haars Gods. „Er is geen gebrek aan U" zoo verneemt de bruid, die zwart doch lieflijk is. Hoe gansch mismaakt ook door de zonde, in Christus is de kerk verheerlijkt en den Vader voorgesteld als een reine maagd, zonder vlek of rimpel.
God is te rein van oogen, dat Hij het kwade zou zien of de kwellingen aanschouwen. Hoe zou Hij gemeenschap kunnen hebben met wat onvolmaakt is. Of heeft het licht gemeenschap met de duisternis; het leven met den dood? Welnu zoomin kan een heilig en rechtvaardig God behagen hebben in het onvolmaakte van den mensch. Doch in de alles reinigende bediening van Christus is Gods volk volmaakt en worden hun gebeden, hun werkzaamheden, hun wandelingen Gode aangenaam. De Heere ziet Zijn volk door de kristallijne vensteren van Zijn Verbond. En zòò heeft Henoch Gode behaagd in Zijnen wandel.
En God heeft het hem betuigd.
Hier beneden; vóór zijn wegneming.
Van Abel verklaarde ons de Schrift, dat God hem en zijne offerande aanzag; van Henoch dat hij Gode behaagde en daarvan getuigenis bekwam. Is het wat kleins, dat de Heere Zijn welgevallen in ons aan onze zielen betuigd? Geen twijfel blijft er over, God zal zijn volk in Christus aanschouwen en beminnen met een onveranderlijke, eeuwige liefde.
Maar die genade wordt ons te grooter, naarmate wij er van God door het geloof getuigenis van mogen verkrijgen. En nu kom ik nog eens terug op den drang in Christus alleen te rusten; niet stille te zitten voor wij zouden mogen getuigen: „Hij is de mijne en ik ben de Zijne." Want ook in de vrucht is iets van die betuiging der genade, waardoor het volk Gode welbehagelijk is. Maar hoe zoet de smaking van die vrucht ook is, wat blijft de kennis donker; het verlaten op Christus der ziel zelf verborgen. En dat toch zal den Middelaar eeren als Zaligmaker; daar zullen Gods deugden zijn opgelost tot ons behoud; daar verkrijgt de ziel dien vrede, die alle verstand te boven gaat. Geen wet die dan meer vloekt; geen satan, die meer aanklaagt voor God; de zonden zijn geworpen in een zee van eeuwige vergetelheid en de scheiding tusschen God en ons geheeld. O, dat betuigen van des Vaders liefde; dat vereenigd zijn met Christus; dat verzegelen van den Heiligen Geest Het is of God Drieëenig dien vrijgekochten zondaar in Zijn gunst maar wil doen dolen; dien verkoorne in liefde omhelst en wat er ook geweest is, het is alles weg. „Ik zal zwijgen in Mijne liefde."
In die oefening des geloofs mocht Henoch wandelen driehonderd jaren. Ziet ge wel, dat wij God souverein moeten laten! Wie heeft het u gezegd, dat ge Gods volk storen moet in die geloofsverlustigingen; dat ge die liefde benauwen moet met uw verklaringen, dal het wel over gaan zal; dat er wel andere tijden zullen komen. Ik ken ze onder Gods gunstgenooten, die van de ure hunner vrijmaking af, in deze liefde dag bij dag zich verheugen; lange jaren achtereen; en in alle hunne verdrukkingen God prijzen omdat de Heere bij hen is. Instee van te bedillen zij in ons hart heilige betrekking op zulk een leven. Henoch wandelde met God driehonderd jaren lang. En de vorm waarin het werkwoord wandelen geplaatst is, v/ijst op een gedurig herhalen der werking; Henoch, zoo wil Mozes zeggen, wandelde met God op en neer.
Wat moeten wij wel met schaamte bekennen van die wandeling dikwijls zoo weinig te hebben. God vergeet Zijn volk niet en Hij is niet een land van uiterste duisternis noch eene dorre woestijn, maar volk van God, zijn er menigmaal niet zulke groote gapingen in de Gods-ontmoetingen? Onderbrekingen van den zaligen wandel? Hebben wij geen betere tijden gekend dan nu? Dat wij worden opgewekt Henoch's deel te zoeken. Henoch wandelde met God en bekwam getuigenis dat hij Gode behaagde driehonderd jaren, en hij gewon zonen en dochteren. Geen gemaakte krommigheid was zijn leven; het was er verre van. Maar een leven Gode geheiligd en in Christus door het geloof welbehaaglijk.
Welk eene vermaking ligt in dit geloofsleven. Wordt het niet daarom een wandelen genoemd? Ai, zeg wat geeft de wereld? Het moge vreemd schijnen en toch waar is het woord van Mozes: „de beste van onze dagen zijn moeite en verdriet."
Arme wereldlingen, die niet anders kent noch zoekt dan wat beneden is. Ziet op het heil van Gods kinderen. Uw oogen mochten geopend worden voor het Henochs-leven, opdat ge daarvoor de wereld met het hare zoudt prijsgeven en voor tijd en eeuwigheid uw geluk in Gods gunst leeren vinden. Hier mist gij de ware voldoening en straks aan uw eind komt ge om, gelijk de eerste wereld is omgekomen in het oordeel Gods.
Wat is dan Gods volk gelukkig! Laat in de wereld alles tegen zijn. God is voor hen, en kroont hen met Zijn gunstbewijzen.
Welaan volk, moge het getuigenis, dat Henoch bekwam ons door het geloof in Christus alleen doen rusten en leeren sterven aan ons zelf opdat wij Gode behagen mogen, met den dichter verklarend:
Het is mijn goed mijn zaligst lot  Nabij te wezen bij mijn God.  'k Vertrouw op Hem geheel en al;  Den Heer Wiens werk ik roemen zal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1927

De Saambinder | 4 Pagina's

HENOCH.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1927

De Saambinder | 4 Pagina's