Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SIMSON.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SIMSON.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoude ik verhalen van . . .Simson ? Hebr. 11.32.
Van Simson verhalen? Is dan ook Simson te rekenen onder de helden des geloofs? Het wordt al wonderlijker. Ja voorwaar, de genade Gods wordt te grooter naarmate zij tegenover dieper openbaring der zonde gesteld wordt.
Helaas - Simson's leven loopt door schrikkelijke zonden heen.
Zondige liefde tot een van de dochteren der Filistijnen heeft zijn hart vervuld. Hij begeert zich een vrouw van Timnath. Dat was in strijd met Gods gebod. (Jozua 23 : 12, 13)
En toch, „dit was van den Heere". God wil door de diepte der zonde heen Zijn raad uitvoeren. Maar dat neemt niet weg, dit persoonlijk contact van Simson met de Filistijnen was en bleef ongeoorloofd. Hij echter, Die ook de zonde bestuurt, hoewel de Heilige en Rechtvaardige verre is van goddeloosheid, Hij zal door dezen weg Simson tegenover de Filistijnen zetten.
Dertig Filistijnen van Askalon vallen; hun gewaden zijn het loon dergenen, die zijn raadsel hebben geraden.
Behield Gideon driehonderd man ten strijde, Simson neemt driehonderd vossen, die hij in paren saamgebonden met honderd en vijftig brandende fakkels in het koren der vijanden zendt. Immers men heeft trouweloos zijn huisvrouw een ander gegeven.
De vrouw en haar vader worden met vuur door de Filistijnen verbrand. Daarmede heeft God verhinderd de vereeniging van Simson met de vijanden des volks.
Maar Simson komt tot een andere vrouw der Filistijnen; een hoer te Gaza! Kan de Nazireër Gods dieper zinken? Is er gruwelijker zonde dan wellust? Ook hier echter treedt Simson overwinnend uit. Gaza's poorten draagt hij op de hoogte van den berg, die in het gezicht van Hebron is.
Delila's schoot wordt Simson's vernedering. De richter heeft de vrouw lief, die aan de beek Sorek woont. En hij verkoopt zich in haar hand, hoewel hij haar verraderlijken toeleg kent en tot driemaal toe ervaren heeft. Deze vrouw schendt het Nazireërschap. De Filistijnen triumpheeren!
Vat in een oogopslag dat leven saam. Is er één woord ter verdediging van zulk een leven7? Geen woord! God keurt de zonde niet goed, ook niet in Zijn volk; ook niet in Simson. Leert Gods getuigenis niet overal, hoe zwaar de Heere de zonden Zijns volks bezocht? Zullen al Gods kinderen hun zonden en afwijkingen niet met bittere tranen beweenen?
Maar dit zet hun niet buiten de genade! Verwerp toch Simson niet, want God heeft hem niet verworpen.
En Simsons dood dan?
Die dood was geen zelfmoord. Niets minder dan dat. Die dood was de opoffering zijns levens voor de zake Gods en de verlossing van Israël. Die dood was geloofsdaad. Die dood was type van Christus' sterven.
Nog eens, keur de zonde af, want God haat de zonde. Och of wij ze recht mochten haten en vlieden. Maar bedenk, dat Simson was Gods gunstgenoot; verwinnaar door het geloof. God heeft hem uit de diepte van het verderf behouden. Ook Simson heeft de bittere vrucht der zonde geplukt en ze bitter beweend. En is het niet genade alleen, die al Gods volk ter zaligheid is. Genade tegenover de zonde, waarin wij allen van nature verzonken liggen, de allerbeste niet uitgezonderd. Is verlossing uit dien ellendestaat voor iemand denkbaar buiten de genade Gods in Christus ? En is die genade riet overvloedig geweest om al Simsons zonden te verzoenen ? O, stoot u aan de gebreken en zonden van Gods volk niet al te zeer, maar zoek de genade, die God  (.........)n wil.
De Heere heeft zich op gansch bijzondere wijze in Simson willen verheerlijken. Zijn bijzondere geboorte, zijn strijd en zijn dood zijn daarvan bewijs.
Een engel kondigt de geboorte van Simson aan. Bovendien geeft deze hemelbode een zeer verheven beschrijving van den beloofden zoon aan diens moeder en daarna ook aan Manoach. Simson zal een Nazireër Gods zijn van den moederschoot af; en hij zal beginnen Israël te verlossen uit der Filistijnen hand.
In het Nazireërschap bloeide nog het priesterschap van Israël na. Eens was geheel Israël een priesterlijk volk. Maar aan den Sinaï verbeurde het de uitoefening van het priesterambt en werd deze uitoefening aan Aärons geslacht opgedragen. Eenmaal, met den nieuwen dag zou dit Aäronitisch priesterschap weder wegvallen, en het volk, dat de zalving Christi deelachtig wordt priesters des Heeren zijn. Op het priesterdom van dat volk nu wees de Nazireër.
De Nazireër toch is de wetten van een priester onderworpen; ja, de eischen hem gesteld, overtroffen die van den priester. Deze toch mochten wijn noch sterken drank drinken als hij in het heiligdom inging. De Nazireër echter moest zich onthouden van alles wat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de basten toe". De eisch is voor den Nazireër scherper dan voor den priester nog.
Zoo ook geldt van het verbod te scheren. Geen priester was het geoorloofd, den hoek van den baard te scheren; maar voor den Nazireër is geschreven, dat het scheermes over zijn hoofd niet gaan zal. De lokken van het haar zijns hoofds zal hij laten wassen.
En ten derde, de priester mocht zich over een doode niet verontreinigen, tenzij dan, dat deze hem zeer na bestond.
De Nazireër echter mocht in geen geval „tot het lichaam eens dooden gaan." Hij is den Hoogepriester gelijk, die zelfs over zijn vader en over zijn moeder zich niet verontreinigen zal."
Simson is Nazireër geboren. Er bestond een korter of langer vrijwillig Nazireërschap door gelofte. Daarvan spreekt Num. 6 zeer duidelijk. Maar Simson wordt van die allen onderscheiden doordat hij Nazireër is uit kracht van geboorte.
Reeds hierin is Simson type van den Heere Jezus, van den Hoogepriester naar de ordening van Melchizedek, niet uit den stam van Levi. Hij alleen heeft door Zijne offerande een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Hij alleen is Priester in der eeuwigheid. Op Hem wees het priesterschap van Aäron. Hem symboliseerden alle offeranden. In Hem werd het Nazireërschap vervuld. Hij is de afgezonderde, de geheiligde des Vaders en in de wereld gezonden om Zijn uitverkoornen te behouden.
Buiten Hem is geen zaligheid. Ieder, die Hem mist, zal alles missen. Hoeveel gerechtigheid wij bijeen vergaderen, indien wij buiten Christus blijven zal onze gerechtigheid zijn als een wegwerpelijk kleed. Welke hooge bevindingen wij ook meenen te beleven, zoo wij die eene bevinding missen, dat Christus de grond der zaligheid is, wij bouwen op een zandgrond, die eenmaal zal bezwijken.
Hoe dienen wij met ernst tegen dit misleidend kwaad te waarschuwen ! Vooral in onze dagen, waar zoovelen met een ingebeelden hemel naar de hel wandelen. Hoevelen meenen in te gaan, die eenmaal niet zullen kunnen. De Heere heeft nadrukkelijk en gedurig daartegen gewaarschuwd. Gedenkt maar lezers, wat Hij sprak in Matth. 7 : 22: „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: „Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw naam duivelen uitgeworpen, en in Uw naam vele krachten gedaan? En ik zal hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt."
O, hoort het, gedoopten! Belijders der waarheid. IJveraars voor de kerk; profeteerders in den Naam des Heeren, die niet meer hebt dan dit alles. Uw lot wordt hier beschreven; Uw leven wordt hier geteekend; Uw oordeel wordt hier geveld. Werkers der ongerechtigheid noemt Christus allen, die buiten Hem zijn. Hij zal u wegwerpen in het eeuwig vuur.
Wat u dan ontbreekt?
Gij zijt geen Nazireërs, geen geheiligden; geen afgezonderden in Christus. Nooit trok de genade de scheidslijn tusschen u en de wereld. Nimmer leerdet gij u zelf kennen als een goddelooze. Nooit hebt ge het leven uit uw hand verloren; neen, nog nooit, want ge zoudt indien dit waarlijk geschiedde, u als een ellendig zondaar leeren gedragen en uw Rechter om genade bidden. Maar daarvan is de godsdienstige tijdgeest vreemd. Men haat het arm zondaars leven en komt er openlijk voor uit. Jezus neemt de zondaars aan, is hun leuze, hoewel zij nimmer in waarheid zich als zondaar leerden kennen. O, vrienden, schuwt de leer, die u niet in uw zonden en ellenden plaatst voor Gods onkreukbaar recht; vliedt de leer, die u niet veroordeelt als gansch verloren, opdat de zaligheid in Christus alleen u geopend worde. Vliedt, ja vliedt van de zonde doch ook van eigen deugd en gerechtigheid, eer der genade u eeuwig zal worden toegesloten.
Des Heeren kinderen worden Nazireërs. God zondert hen af. Hij trekt ze uit de wereld. Hij doet ze ook sterven aan zichzelf. Hij werkt in hen de onberouwelijke keuze om het smalle pad des levens te bewandelen, en Hij geeft hun kracht hoewel zij dikwijls struikelen en vallen, om op dien weg ten einde toe te volharden. Dat bleek ook in Simson. Het moge u bemoedigen en vertroosten. O, betuig met den dichter:
Wie mij veracht 
God wou mij niet verachten.
Maar aan de andere zijde, de Heere doe ons gedurig vreezen voor de zonde. Hoe bitter moet Gods volk die hier beweenen. God schonk Zijn kinderen alle beloften voor dit en het toekomende leven, doch zij laten zich menigmaal door Delila de haren afknippen. Met uitgestoken oogen komen zij dan in het gevangenhuis terecht. O, volk des Heeren, dat wij door genade de zonde meer en meer haten en vlieden, anders komen de Filistijnen over ons, met al hun wreed geweld gelijk over Simson. De liefde tot Gods Naam en eere dringe ons als Nazireërs in teedere vreeze te wandelen; als afgezonderden Gods. Dood uw leden die op aarde zijn; rukt oogen uit en houwt door genade voeten af, opdat gij in het koninkrijk der hemelen een vrijmoedige wandeling hebt. God zonderde u af. God de Vader schreef naar zijn vrijmachtig welbehagen uw naam in het boek des levens; God de Zoon kocht u met Zijn dierbaar bloed; God de Heilige Geest rukte u als een brandhout uit het vuur. Gij zijt afgezonderden Gods; gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk; een verkregen volk, opdat gij moogt verkondigen de deugden Desgenen Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden. Geliefden (gedenkt de apostolische vermaning) „Ik vermaan u als inwoners en vreemdelingen. dat gij u onthoudt van de vleeschelijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel; en houdt uwen wandel eerlijk onder de Heidenen, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken, die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1928

De Saambinder | 4 Pagina's

SIMSON.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1928

De Saambinder | 4 Pagina's