Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalmberijming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmberijming

II

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Te Westkapelle kwam het bij de invoering van de nieuwe psalmen tot een botsing. Behalve de berijming ergerde ook de verkorte zangwijze, die daar gelast werd. „Het oude wilde men niet meer; het moest alles nieuw wezen”. Dit was oorzaak van de allergrootste verwarring. Zondag 17 Maart 1776 zette de voorzanger Abraham Krijger, een groot ijveraar voor den nieuwen rijm, in op korten zang; een deel der gemeente slechts volgde hem. Een groot deel zong ouden rijm en hield de langzame wijze. De vlugge zangers zetten als zij gereed waren, maar de anderen nog een half vers moesten uitzingen, reeds den hoed op het hoofd. De Regeering bemoeide zich er mede. Gerechtsdienaars moesten in de kerk de oproermakers noteeren. Deze werden dan op het rechthuis ontboden en geraden en vermaand toch den nieuwen rijm en zangwijze te gebruiken. Het baatte niet. Tijdelijk hebben de vijanden toen toegegeven. Maar weldra laaide de haat weer op. Die stijve Voetianen moesten buigen! Hun invloed zou men breken. Enkelen der stijfhoofden zegde men aan, om binnen tweemaal vierentwintig uren Westkapelle, ja geheel Walcheren te verlaten.
Zacheüs was een arm man en men vreesde zijn uitzetting om de zorg voor vrouw en kinderen ten laste der gemeente. Hoewel hij tot de gehate Voetianen behoorde, liet men hem vrij. Maar IJsbrand Leinsen Borggraaf werd 20 Juni 1777 zonder opgaaf van redenen verbannen. En dat niettegenstaande Westkapelle toen stedelijke rechten had. Zelfs weigerde de Westkapelsche overheid eenige nadere toelichting. Terecht sprak men van tirannie. De vrijheid was eens te duur gekocht, tot den prijs van het door de Vaderen in den strijd tegen Spanje geofferde goed en bloed, om ze zoo prijs te geven. Geen wonder dat in Walcheren en zelfs in andere Zeeuwsche eilanden geen kleine beroering ontstond. Onverhoord, zelfs zonder beschuldiging wierp de overheid de burgers uit. Het volk hield aan en de plaatselijke Overheid stelde een dag, waarop zij met eenige landzaten over de verbanning van Borggraaf die intusschen was ingegaan, wilde spreken. Als een loopend vuurtje verspreidde zich het gerucht en velen verzamelden zich op een gegeven regenachtigen dag in een herberg te Westkapelle. Onder hen was ook Laurens Ingelse, die de groote reis niet had ontzien. Cornelis de Korte, een bekeerde man, verstoutte zich den Burgemeester met het groot getal der bijeengekomenen in kennis te stellen. Een deputatie zou ten stadhuize kunnen ontvangen worden. Met de Korte werden Willem Wisse en Lourens Ingelse verkoren uit de landzaten en van de burgers: Willem Pieter Lous, Lourens Maarten Kadzand en Maarten Verstraten. De Korte voerde het woord. Hij wees de regeering o.a. op de woorden van Elia tot koning Achab: „Wij hebben het land niet beroerd, maar gij en uws vaders huis; daarmede dat gij de geboden des Heeren uws Gods overtreedt”. De Overheid hoorde echter niet en de conferentie bleef zonder resultaat voor Borggraaf.
Anderhalf jaar zouden verloopen eer het ballisement werd opgeheven. Een nieuwe onderhandeling had plaats tusschen de stads-regeering en een deputatie, waarin Jacobus Marinisse en Hermanus de Kam zitting hadden.
Deze deputatie verkreeg de belofte dat Borggraaf op een nader te bepalen dag kon wederkeeren. Een ontroering ging door de harten van duizenden toen dit bekend werd. Uit alle oorden verzamelden honderden zich te Westkapelle, en onder hen was ook Laurens Ingelse, om van den terugkeer getuige te zijn. Aan de grens van Westkapelle wachtte Borggraaf het oogenblik der afkondiging af, die op de trappen van het stadhuis geschieden zou. En toen is hij feestelijk ingehaald, gezeten op het paard van Ingelse. Gods volk schreide van blijdschap. Ook enkele van Gods trouwe knechten namen in de blijdschap deel. De Heere had recht gedaan aan een der Zijnen! Het was 27 October 1778.
De blijdschap was echter niet van langen duur. De overheid stelde het voor, als ware zij gedwongen het ballisement van Borggraaf op te heffen door de bedreigingen van enkele oproermakers, waaronder gerekend werden de Fret en Jacobus den Buys en Willem Meeuwse.
De hernieuwde strijd hield verband met wat te Vlissingen had plaats gegrepen.
Te Vlissingen was aan de Roomschen vrijheid van godsdienst toegestaan, zeer tot ergernis van hen, die in Rome’s dienst zagen een vervloekte afgoderij. Tot nog toe hadden de Paapsch-gezinden alleen in Middelburg, Goes en Zierikzee een kerk zonder eenige openbaarheid van hun dienst; geen klok mocht geluid worden en geen toren bij de kerk gebouwd. Maar nu had de Vlissingsche overheid de deuren voor Rome opengezet. Het volk kwam op de been. O, ons land is sinds de gelijkstelling van Rome vervuld geworden en wordt bedreigd door haar overheersching. Een deputatie begaf zich naar Burgemeester Cornelis Caen en Pensionaris van Sonsbeeck. Zij werd gevormd door Gerrit SlaakwegWillem Meeuwse en . . Lourens Ingelse.
Met ernst werd op Rome’s afgoderij gewezen, en de overheid vermaand.
Deze duidde het den mannen echter euvel, dat zij zich met de zaken van Vlissingen bemoeiden en gaf den raad, dat zij de ontevreden bevolking zouden stillen. Nieuwe deputaties hadden evenmin resultaat. De Gereformeerden te Vlissingen dienden een request in; Rome een tegen-request. En het gevolg? Zoo te voorzien was, aan Rome werd de vrijheid van godsdienstoefening verleend.
Het was dus de onrechtvaardige handeling van Westkapelle niet alleen, die Walcheren beroerde, maar ook wat te Vlissingen voorgevallen was had de gemoederen van de eenvoudige bevolking geschokt. De stads-besturen waren op handhaving van hun standpunt bedacht. Al had men Borggraaf te Westkapelle doen wederkeeren, de strijd was daarmede niet beëindigd. Integendeel. Bij de Staten werd een aanklacht ingediend. De Gereformeerden werden beschuldigd van oproer; om militaire bescherming werd verzocht ter beveiliging van goederen en personen, als waren die God vreesden moordenaren. Zelfs de Staten-Generaal werden in de zaak gemoeid. Als ware Walcheren in gevaar en door een groot getal oproermakers bedreigd één bloedbad te worden, besloot men ruiterij en voetvolk te zenden. 4 Nov. 1778 kwam het krijgsvolk Walcheren binnen. Ieder kan beseffen, hoe groote opschudding dit feit te weeg bracht en wat voor degenen, die de oude Waarheid liefhadden en met de ingevoerde nieuwigheden niet mede wilden doen, te wachten stond. Ter bescherming van Rome was niets te veel, maar dat spelde voor Gods kerk niet dan kwaad.
Onder de eersten dergenen, die gevangen genomen werden behoorde Lourens Ingelse. In den nacht van 5 op 6 Nov. 1778 werd hij uit zijn huis gehaald, door een bende van 34 soldaten. Reeds den volgenden dag had een verhoor plaats, hoofdzakelijk dienend om van Ingelse enkele voormannen der Voetianen te vernemen. Een tweede verhoor, acht dagen later afgenomen, liet eveneens de zaak, waarom het ging rusten. 20 Nov. diende de zaak-Ingelse ten derden male. Veroordeeling volgde, want Ingelse had zich uitdrukkingen laten ontvallen, die als oproermakerij werden aangemerkt. Na een gevangenschap van vijf maanden en vijf dagen werd Ingelse het land uitgebannen.
Ook Cornelis de Korte was gevangen gezet te Middelburg (6 Nov. 1778) en 7 Nov. de predikant Lambertus Bosboom van Zoutelande te Vlissingen. Den 10 Nov. werd 80 man ruiterij en voetvolk naar Westkapelle gezonden en nog denzelfden dag zijn Izaak Verstraten, Lourens Maartense Kaland en Willem Pieter Lous aldaar gevangen gezet, om 22 Dec. ’78 naar Middelburg te worden overgebracht, en vandaar 10 Febr. van het volgend jaar naar Veere. Aan veroordeelende vonnissen geen gebrek.
IJsbrand Leinse Borggraaf werd 20 Nov. ’78 ten tweeden male uit Westkapelle verbannen; Ds. Bosboom van Zoutelande den 9en Maart ’79 voor zijn leven uit de provincie; Ingelse 30 Maart uit Zeeland, Holland en West-Friesland; Kaland en Verstraten zijn gegeeseld en voor 30 jaar gebannen uit dezelfde gewesten; Lous werd als oproermaker gebrandmerkt. Alleen de Korte en Wisse kwamen vrij.
De ballingen trokken naar Kadzand en werden van de eene plaats naar de andere verdreven. De Walcherenaren zijn echter teruggekeerd. 3 Juli 1787 deed Borggraaf ten tweeden male zijn intocht in Westkapelle, in Augustus gevolgd door Kaland, Ingelse en Lous.
Uit het bovenstaande blijkt wel heel duidelijk, dat de invoering van de nieuwe Psalmen verre van kerkrechtelijk geschiedde, zooals van de oude naar waarheid kan gezegd; dat die psalmberijming is voortgekomen uit zeer verdachte kringen en werd doorgedreven door de overmacht dergenen, die de oude Gereformeerde waarheid gram waren.
Het zijn geen gunstige teekenen voor de thans algemeen gebruikte berijming. Had de kerk op haar plaats geweest, voorwaar zij had die berijming niet aangenomen. Dit beteekent echter geenszins dat Datheens Psalmen zonder gebreken zijn. De berijming is menschenwerk; en geen menschenwerk is volmaakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1929

De Saambinder | 4 Pagina's

Psalmberijming

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1929

De Saambinder | 4 Pagina's