Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES

OVER HET HOOGLIED

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoogl. 4 : 3b-5.

LXXVIII.
Kees. Nu krijgen we het tweede gedeelte van vers 3. De slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tusschen uwe vlechten.
Bart. Dat is nu de vijfde sierlijkheid van Christus' bruid, van den nieuwen mensch.
Kees. Wij hebben gehad de oogen, het haar, de tanden en de lippen.
Bart. Onder den slaap haars hoofds moet men tevens verstaan de wangen. En daarvan wordt hier gezegd, dat ze zijn: „als een stuk van een granaatappel”.
De granaatappel heeft inwendig een schoone purperachtige kleur, overgaande in zacht-rood, Je moet je dus de bruid des Heeren voorstellen met roode blozende wangen.
Kees. En dat ziet dan?
Bart. Op de heilige schaamte en eerbaarheid van Gods kinderen, naar hun nieuwe deel.
Kees. Naar den inwendigen mensch; maar dat behoort dan toch zeker naar buiten gezien te worden?
Bart. Wij behoorden altijd die heilige schaamte en eerbied naar buiten te vertoonen; in ons spreken en zwijgen, in onzen handel en wandel. Vooral in ons gebed. Wij moesten nooit voor den Heere komen, in Zijn bedehuis, noch aan Zijn tafel, noch in 't gebed zonder die wangen „als een stuk van een granaatappel”. Maar wij doen en laten zoo veel, wij spreken en zwijgen zoo veel waar over we wel beschaamd mochten zijn. Als we daar op zien, dan mochten wij wel gedurig voor den Heere komen zooals Ezra (9 : 6) „Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel”. Zie, Kees, in zulke oogenblikken vertoont zich die mensch des harten naar buiten; dat is dan door den H. Geest. Dan voert de genade nog eens weer de heerschappij. Gebeurt dat niet, ach jongen, dan moet de Heere van ons zeggen: Zij schamen zich in 't minst niet, en weten niet schaamrood te worden. (Jer. 8 : 12).
Kees. Maar van dat schaamrood worden voor God, weet de wereld toch heelemaal niets hè?
Bart. Neen! daar weet de goddelooze en de vrome wereld niets van. „Daarom zullen zij vallen onder de vallenden; ten tijde hunner bezoeking zullen zij struikelen, zegt de Heere”. Dan zullen degenen die onherboren sterven, die vreemdelingen zijn van de bekeering tot God, die voor de eeuwigheid op een zandgrond gebouwd hebben, die meenden zonder een van God geschonken Borg en Zaligmaker wel voor God te kunnen bestaan: beschaamd uitkomen als de dwaze maagden uit de gelijkenis.
Kees. En wat zal dat toch vreeselijk zijn! Och, dat de Heere mij daarvoor beware!
Bart. En nu moeten we iets zeggen van het beeld waarvan de betere Salomo spreekt in vers 4 van ons teksthoofdstuk.
Kees. Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden. Dat klinkt nogal ingewikkeld, Bart.
Bart. En het is toch zoo eenvoudig. De Heere zegt hier tot zijn bruidskerk: Uw hals is rechtop, hoog en sterk, en met sieraad omhangen, gelijk die schoone toren, of die burg, dien David gebouwd heeft tot een wapenkamer of een magazijn van allerlei wapentuig; zooals „rondassen” en „schilden” om zich tegen de lagen en de pijlen des vijands te beschermen.
Kees. En dat getal van „duizend”?
Bart. Dat geeft te kennen dat er veel, zeer veel wapenen waren.
Kees. En waarom wordt er bij gezegd „der helden”.
Bart. Omdat de helden Davids kloeke daden deden, maar dan ook van uitstekende wapens voorzien waren. Hun schilden werden dan ook ter eeuwiger gedachtenis in of aan Davids toren opgehangen.
Kees. Maar wat is hier nu de geestelijke bedoeling van?
Bart. Deze „hals” wijst op de kloekmoedigheid, de dapperheid en sterkte van den nieuwen mensch des harten. Die nieuwe mensch buigt nooit zijn nek onder het juk van den duivel, of van den god dezer eeuw. Er mag tegen opkomen wat wil, maar zich krommen onder het juk des boozen doet hij niet. En God heeft dien nieuwen mensch van wapenen wel voorzien. En Hij leerde zijn handen om te oorlogen. O, jongen! als dat volk, door Gods Geest aangevuurd, met hun rondas en beukelaar op het rijk van satan aanvalt, dan zijn ze onweerstaanbaar, dan beuken zij de poorten der hel in elkander. En zelfs de poort van den hemel is tegen de rondas van hun gebed en smeeking niet bestand. En als zij zich met het schild des geloofs dekken, dan zijn ze onkwetsbaar. Zie maar eens de galerij der geloofshelden in Hebr. 11. En denk nu niet, dat wij zoo sterk en dapper zijn van ons zelven.
Kees. Neen, dat weet ik wel beter.
Bart. Maar als het genadewerk in ons door de liefde werkende wordt, dan hebben we een hals als Davids toren die reikt tot in den hemel, dan is er verbinding tusschen ons en onzen God, en dan? „dan loop ik door een bende, met mijn God spring ik over eenen muur”.
Kees. En als de Geest niet in die raderen is?
Bart. Dan ben ik als Simson toen hem zijn haarlokken afgesneden waren, Kees: „Al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk ons geloof”: schrijft de Apostel der liefde. (1 Joh. 5 : 4).
En nu moeten wij nog iets zeggen van „De voedselbronnen der kerk van Christus”.
Kees. Die bronnen der Gemeente, worden hier bij borsten vergeleken, hé?
Bart. De kantteekenaren zeggen zoo schoon: „Versta hierbij de twee groote borsten die leeringen en vertroostingen, die in het Oude en Nieuwe Testament te vinden zijn, waarmede de geloovigen gespijsd en gelaafd worden”. Men kan er ook onder verstaan, de bediening des Woords en der heilige Sacramenten.
Dat die voedselbronnen bij „twee welpen, tweelingen van eene ree” vergeleken worden: dat is, om de volheid en de saamhoorigheid van onze spijsmagazijnen aan te wijzen. Als wij dus geestelijk gebrek lijden, dan ligt dat niet aan den voorraad - Gods Woord en de Sacramenten bevatten een volheid van zielevoedsel voor heel de kerk van alle tijden en plaatsen.
Kees. En toch wordt er door Gods volk wel geestelijk gebrek geleden.
Bart. Dat ligt niet aan de borsten, maar aan een gebrek bij ons. De belofte uit Jes. 66 : 10, 11, moet aan ons vervuld en door ’t geloof beoefend worden. Daar staat: „Verblijdt u met Jeruzalem, en verheugt u over haar, alle hare liefhebbers, weest vroolijk over haar met vreugde, gij allen die over haar zijt treurig geweest; opdat gij moogt zuigen en verzadigd worden van de borsten harer vertroostingen; opdat gij moogt uitzuigen, en u verlustigen met den glans harer heerlijkheid”.
Kees. Maar dan wordt hier toch ook een schrap gehaald door heel de redenatie dergenen die wel het Nieuwe Testament maar niet het Oude Testament achten?
Bart. En dergenen, die alles verwachten van de prediking des Woords, en van het H. Avondmaal weg vluchten. Oud en Nieuw Testament zijn in alle manieren aan elkander gelijk. De prediking en de Sacramenten, zij zijn als twee welpen van eene ree.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1930

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1930

De Saambinder | 4 Pagina's