Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn heerlijkheid aanschouwd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn heerlijkheid aanschouwd

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd; eene heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.
Joh. 1 : 14.
Weder staan wij voor het wonder van de inkomste van den Zone Gods in ons vleesch. Gelijk reeds zoovele jaren vernemen wij ook thans weder den lofzang der hemelsche heirscharen: „Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen!” Och, dat het ons uit genade gegeven werd, door het geloof ons te verheugen in Hem, Wiens Naam is Zaligmaker, omdat Hij Zijn volk zalig maakt van hun zonden.
Welk een droeve aanblik vertoont de kerk over het algemeen, bijzonder ook met den Kersttijd. Het Kerstwonder wordt meer en meer bedekt onder uiterlijk Kerstvertoon. Op de Zondagsscholen begon het; in de kerk drong het door, dat vertoon van vreugd om kerstboom en kerstlicht en kerstgave, waardoor het wonder: „God geopenbaard in het vleesch” wordt verstopt. Het is de vrucht van droeve veruitwendiging. De krachtige prediking van Christus, de eenige Bron van zaligheid, maakte plaats voor een gevoelschristendom dat Gods Woord losliet; dat de belijdenis verzaakte; dat zaligheid denkt te bestaan in het komen onder zekere bekoring. Welnu, dan opgezocht wat het gevoel streelen kan; wat op de verbeelding van jong en oud inwerken kan. Zelfs de openbare wereld wil van zulk een gevoelsaandoening nog wel weten. Tot in de grove plaatsen der ijdelheid richt men een kerstboom op en ontsteekt men het kaarslicht dat wijding brengen moet. De schaar van zulke Kerstfeestvierders is breeder geworden. Het oppervlakkig Christendom wil toch wàt hebben. Jolig leeft het voort. Een ernstige stemming past toch ook wel op sommige tijden. Bijzonder op het Kerstfeest. Naarmate Gods Woord de klem op de consciëntie verliest, zoekt men voldoening in het uitwendige. Dat bedenkelijk verschijnsel doet zich in onze tijden alomme voor. Het betaamt ons er tegen te waarschuwen. Scheiden wij ons van dit feestgewoel af. De Heere binde Zijn Woord op onze harten. Dat Woord legge beslag op onze consciëntie. Het werpe ons neder en doe ons buigen in onze zonden en ellenden. Zoo worde het Kerstfeest voor ons, opdat wij als verloren toevlucht mogen verkrijgen tot Hem, Die nederlag in de kribbe, in doeken gewonden. Voorwaar, dan alleen zouden wij Zijn heerlijkheid aanschouwen. Kribbe noch kruis heeft wezenlijk waarde voor den natuurlijken mensch. Wij zijn van nature rijk en verrijkt. Welke bekoorlijkheid zou dan voor ons liggen in Hem, Die arm werd om armen met goederen te vervullen! Rijken worden ledig weggezonden.
Kerstfeest is het feest voor Gods arme volk. Voor hen, die tienduizend talentponden schuldig zijn en geen kwadrantpenning hebben om te betalen. Voor degenen, die bij voortgang op den weg des levens moeten uitroepen: Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods ? Dat volk moge er toe verwaardigd worden door genade zich te verheugen in de heerlijkheid van Hem, Die Gods eigen Zoon is; Die ons vleesch en bloed aannam en in de gedaante gevonden is als een mensch.
Hij is het Woord.
Het Woord is vleesch geworden, zegt Johannes. Dàt Woord, dat in den beginne was bij God; en het was God. Hij, Die geboren werd uit Maria is het ongeschapen Woord; de Tweede Persoon in het aanbiddelijk volzalig Opperwezen. Het uitgedrukte beeld van Gods Zelfstandigheid. God uit God; Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, gelijk een der belijdenisschriften zoo waar en schoon het zegt. Door Hem sprak de Vader in de schepping, want door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt; door Hem riep de Vader de dingen die niet zijn alsof zij waren. Geen ding is gemaakt, dat door Hetzelve niet gemaakt is. Hij draagt ook alle dingen door het Woord Zijner kracht. En eveneens werkt God door dit Ongeschapen Woord de herschepping. In dit Woord alleen is de verlossing van arme zondaren uit den vloek der wet; en uit den klauw des satans, en uit de tegenwoordige booze wereld; en uit de macht der zonde. Deze verlossing en vernieuwing des zondaars is groter dan de wereld uit niet te scheppen. Zij ging alle macht des schepsels ver te boven. Alleen het eeuwig Woord, Gods eigen Zoon, vermocht die verlossing te bewerken. Neemt ge uit het Kerstfeest dit onbevattelijk wonder weg - gelijk velen helaas ! in hun bittere vijandschap tegen vrije genade dat trachten weg te nemen - dan is geheel het Kerstfeest geworden een feest der wereld; een vroolijkheid voor vleesch en bloed, die het Koninkrijk der hemelen niet zullen beërven.
De verlossing van zondaren is Gods werk; niet dat van een „onnoozel” Kindeke in de kribbe. Deze geboorne is de waarachtige God en het eeuwige leven. Van Zijn komst hebben de Profeten getuigd: „Een Kind is ons geboren; een Zoon is ons gegeven en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst”. De Vader heeft van den hemel geroepen: „Deze is Mijn geliefde Zoon”. Hij Zelf heeft bij herhaling het der wereld bekend gemaakt, dat Hij de Zone Gods is, zoodat de Joden steenen opnamen om Hem te dooden en in valsche verontwaardiging de Hoogepriester Hem wegens Godslastering des doods schuldig verklaarde. Geheel Gods Woord is in Oud- en Nieuw-Testament vol van de getuigenissen dat Deze is de waarachtige God. Het Kerstwonder bestaat hierin, dat God is geopenbaard in het vleesch. Het Woord, dat Eeuwig God was en is en blijft, is vleesch geworden.
Zoo groot is de behoudenis van Gods uitverkoornen, dat Gods eigen Zoon die verwerven moest en verworven heeft. O, wonder aller wonderen! Aan deze kribbe zullen niet alleen de herders uit Bethlehems velden nederbuigen, maar met hen allen, die het door genade mogen verstaan dat heden geboren is de Zaligmaker in de stad Davids. Dat volk zal Hem eeuwig eere en heerlijkheid geven, ja de kroon eens werpen aan de voeten van dit Lam, dat hun Gode gekocht heeft met Zijn bloed.
Het Woord is vleesch geworden. „In de volheid des tijds heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw; geworden onder de wet”. Ontvangen van den Heiligen Geest, is Hij zonder ’s mans toedoen geboren uit de maagd Maria. Zij, die door Rome verheerlijkt wordt als de „moeder Gods” had niets van zichzelf boven eenig Adamskind. Zij was geen „onbevlekte”. Dat leert Rome, dat de Schriften niet kent. Alleen daarom is de menschelijke natuur van Christus zonder zonde, omdat Hij, hoewel geboren uit een zondige maagd, is ontvangen van den Heiligen Geest. De zonde van Adam rustte niet op Hem. Zij is op Hem gelegd, omdat Hij Borg voor Zijn uitverkoornen werd. Die borgstelling eischte van Hem de diepe vernedering, waarvan Johannes spreekt en die wij met den Kersttijd weder gedenken. Het Woord is vleesch geworden. Gedurig spreekt de Schrift van vleesch om de zwakheid, de nietigheid en vergankelijkheid van den mensch uit te drukken en Zijne verwerpelijkheid voor God.
Welnu het Woord is vleesch geworden. God is nedergekomen. Hij heeft aanvaard onze menschelijke natuur. Gods Zoon is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. De gevolgen der zonde heeft Hij Zich echter onderworpen. Zijn menschelijke natuur was niet in de kracht des menschen in het paradijs, hoewel in staat zij die gelijk was. Hem echter hongerde en dorstte; Hij was vermoeid. Jezus weende. Ja, in alles is Hij ons gelijk geworden.
Die gansche vernedering ligt reeds in de geboorte. In een beestenstal werd Gods Zoon geboren, de Koning der koningen, voor Wien op aarde geen huis te bouwen is. In doeken gewonden werd Hij in een kribbe nedergelegd. Beladen werd Hij met al de zonden Zijner uitverkoornen. Omhangen met al hun ongerechtigheden. Van Hem werd de volle betaling geeischt voor al de schuld der Zijpen. In Hem moest de fontein ontsloten voor den huize Davids en voor de inwoners van Jeruzalem. „O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.” Het is voor de armen en verloornen. Wie zich zoo mocht leeren kennen, die heeft toegang tot dezen stal; tot deze kribbe; tot Immanuel. Lager, armer geboorte is niet denkbaar. De allerarmste der zondaren behoeft hier niet buiten te staan. God geve het Zijn met zonden beladen volk, dat geen uitkomst weet, het vleesch geworden Woord in de kribbe te omhelzen door het geloof. Hier is verlossing voor al uw zonden en ellenden. Het pak van schuld moge hier van uw schouderen worden afgenomen. Doolt niet langer om. Door onweder voortgedrevenen en ongetroosten, de Heere legge uwe steenen gansch sierlijk. Hij grondveste u op saffieren. Vreugdeolie worde u gegeven voor asch; het gewaad des lofs voor een benauwden geest. Dan, ja dan zou het Kerstwonder u worden ontsloten en in verwondering zoudt ge uitroepen: „Het Woord is vleesch geworden”.
In diepe vernedering werd Christus geboren; in diepe vernedering heeft Hij onder ons gewoond. Gelijk eens in wolk- en vuurkolom de Engel des Verbonds onder Israel woonde, en in het Heilige der Heilige God woonde in de lichtende wolk, tusschen de Cherubim, zoo is vervuld het wonen Gods onder ons, in Hem, Die in de kribbe nederkwam. Kerstfeest is het feest van Immanuel: „God met ons”. Door Hem woont God in het hart van verloren zondaren. Zie dat is het groote voorrecht van Gods uitverkoornen, zij worden in de gemeenschap Gods hersteld. De zonde sloeg een kloof, die door geen schepsel ooit meer was te heelen. God Zelf heeft de breuk hersteld in Zijn Eengeboren Zoon. Hij heeft onder ons gewoond, opdat God in Zijn volk wone. De Heere zal wonen bij dien, die een verslagene en verbrijzelde van geest is en die voor Zijn Woord beeft. Dat wordt het voorrecht voor Gods kinderen. Zij worden met God verzoend en in Zijn gemeenschap hersteld. Door het geloof mogen zij het in hun hart verstaan en ervaren. Christus treedt voor dat volk in bij den Vader. Hij neemt hun zonden en ongerechtigheden weg. Hij reinigt en wascht hen. Ja, zoo volkomen is de verlossing en vrijmaking in Christus, dat Gods kinderen met den onderwijzer uitroepen: als had ik nooit zonde gekend. De kloof is in Christus geheeld. God een God van volkomen zaligheid in Hem. Gelukkig volk, dat zoo Kerstfeest vieren mocht, Christus werd ingelijfd en door het geloof Hem mocht aannemen, als de oorzaak van hun zaligheid.
Hij heeft onder ons gewoond. Hoe? Arm, veracht, verworpen. Het moge Gods arme volk tot sterkte zijn. Christus hongerde, om u spijs te geven; Hij droeg den smaad en verguizing der wereld om u te troosten met Zijn gunst, die beter is dan het tijdelijk leven. In kruis en droefheid en rouw moge de diepe vernedering van den Zone Gods onze vertroosting zijn. Hij droeg uw kruis, volk! Gij hebt het Hem slechts na te dragen. In al uwe benauwdheid is Hij benauwd. Grijpt toch moed. Nog een weinig.
Hij zal uw kruis eindigen hier.
Want goedertier
Is Hij gestadig.
Die diepe vernedering is uwe zaligheid. In die vernedering ligt Zijne heerlijkheid voor al Zijn volk. Wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, schrijft Johannes.
Ai, zeg mij, welke heerlijkheid heeft die Geborene in Bethlehems stal? Welke heerlijkheid die Arme voor de wereld? Jood en Heiden verwierp en verwerpt Hem. Geen natuurlijk mensch kan in Hem de ware heerlijkheid zien, die Hij heeft. U, die gelooft, is Hij dierbaar. Het geloof alleen doet ons de heerlijkheid van Christus kennen. Dat geloof worde in onze ziel levendig, volk van God! Wij zullen dan de heerlijkheid van Christus zien tot verlossing uit al onze zielebanden. De wereld met hare volheid zinkt bij die heerlijkheid in het niet. Satan en al zijne wereldsche en zondekrachten zullen bij de openbaring van die heerlijkheid vlieden. „Ik viel als dood aan Zijne voeten”, schrijft Johannes, toen de heerlijkheid van Immanuel hem op Patmos werd getoond. O, dat onze ziele buige in het stof. Het is de heerlijkheid van den Eengeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
Christus is vol van genade en waarheid. Zijne volheid is nooit te ledigen. Duizenden bij duizenden zijn door den Heiligen Geest tot deze fontein gevoerd en hebben gedronken van dit levende water en hun kleederen wit gewasschen in dit bloed, doch met onverminderde kracht springt die fontein tot in het eeuwige leven. Geen zonden zijn te groot voor de genade van Christus. Al de beloften zijn in Hem ja en amen, Gode tot heerlijkheid. Zijn waarheid zal Hij nimmer krenken. En Zijne genade is de genade des levens tegen alle ellenden, zonden en kwalen.
Die volle Jezus past een ledig zondaar. Hij ontneme ons al het onze. Wat wij buiten Jezus hebben, dat hebben wij te veel. De Heere bereide onze harten om uit Zijne volheid te ontvangen genade voor genade. Dan alleen zullen wij iets verstaan van het Kerstwonder: Het Woord is vleesch geworden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1930

De Saambinder | 4 Pagina's

Zijn heerlijkheid aanschouwd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1930

De Saambinder | 4 Pagina's