Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandsche belijdenisschriften

B. De Nederlandsche Geloofsbelijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE INHOUD DIER BELIJDENIS.

Wij gelooven", zoo zegt de belijdenis, „dat het geheele geslacht Adams door de zonde des eersten menschen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven zoodanig bewezen heeft als Hij is, te weten: Barmhartig en Rechtvaardig".
Onze belijdenis volgt een vaste lijn. Hoezeer is dat aan te bevelen, ja noodzakelijk. In de behandeling van de leer, die naar de Godzaligheid is, moet een vaste lijn getrokken worden en dat naar de Schriften. Dat is de eerste eisch ook van de Bediening des Woords. Dat strekt tot eer des Heeren en opbouwing van het lichaam van Christus. Het was de innerlijke kracht der reformatie. Groote genade hebben onze eerste Hervormers ontvangen. Gemeenschappelijk, maar vast en belijnd getuigden zij van de Waarheid, waar zij leefden uit de Waarheid, en zich stelden tegen elken vijand, die de Waarheid tegenstond en de fundamenten dreigde omver te stooten. En was er bij de eerste Hervormers in het een of ander stuk der leer al eenig verschil van gedachten, het raakte niet het wezen en het fundament der zaligheid.
Vanwaar het diep verval der kerk in onze dagen? Vanwaar de oorzaak, dat het met de erve onzer vaderen zoo droef gesteld is? (We mogen hier herinneren, hoe de Godzalige Ds. Ledeboer voor zijn sterven gezegd heeft: God zal ons de Nederl. Herv. Kerk teruggeven). Zal dat nog eens verwezenlijkt worden? Hoe lange nog? Dat God opstaan mocht over ons zoo diepgezonken Vaderland.
Vanwaar het diep verval der kerk? Is het niet, omdat de vaste lijnen van de leer der Waarheid zijn losgelaten en de scherpe hoeken zijn afgekort? De leer van menschenrechten heeft de overhand verkregen.Gods souvereiniteit wordt verloochend. De verheerlijking van Zijne deugden als niet geacht. Een godsdienst betracht, waarin het ware wezen ontbreekt. De kerk in ons Vaderland is van haar oorsprong verbasterd en van haar glans beroofd, omdat men des Heeren Woord verworpen heeft, wat wijsheid zou er dan zijn? Men moet populair preeken, dogma's en grondslagen der Waarheid zooveel mogelijk mijden; vooral niet laten uitkomen hoe het geheele geslacht Adams door de zonde des eersten menschen in verderfenis en ondergang is en van de verkiezing en verwerping inzonderheid niet spreken. Het is nu zoo ver dat men meent dat de gewone middelen der zaligheid, door God gesteld, als de prediking des Evangelies en de bediening der sacramenten, niet meer genoegzaam zijn, dat God daar­door zijn kerk nog zou bouwen. Vereeniging na vereeniging, bonden van allerlei aard zijn en worden opgericht; jeugd-godsdienstoefeningen, enz. rijzen als paddestoelen uit den grond. Alles moet maar helpen om het zinkende schip van Kerk, Staat en Maatschappij te trachten te redden, maar aan het eenige, afdoende middel wordt niet gedacht: terugkeer tot de vaste lijnen van Gods eeuwige Waarheid gelijk onze vaderen.
Onze belijdenis volgt een vaste lijn, zeiden we. Gesproken is tevoren van den val in het paradijs en van de erfzonde. Opnieuw worden we daaraan herinnerd. In verderfenis en ondergang ligt het gansche geslacht van Adam. Afgescheiden is elk mensch van God, Die zijn ware leven was. Op de paden des doods wandelt hij. Vervallen is hij aan het oordeel des doods en der verdoemenis. Neen, niet de minste neiging is in hem om naar God, zijnen Schepper te vragen. Om zijne zaligheid bekommert hij zich niet. Hij is op zijne eeuwige behoudenis niet bedacht, alhoewel de verantwoordelijkheid krachtens schepping op hem rust. Hij is in verderfenis en ondergang. In dien diepen kuil legt ons de belijdenis neer, steunend op de feiten der Goddelijke Openbaring, wat er van den rechtgeschapen mensch geworden is krachtens zijn val in het paradijs. Neen, nooit kan aan 's menschen zijde eenige hoop op behoudenis gevonden worden, niet het minste kan hij toebrengen aan zijne zaligheid. In verderfenis en ondergang is hij, en het ware recht, zoo wanneer het gansche geslacht der menschen eeuwiglijk onder het puin van hunnen val besloten ware gebleven. Maar neen, God heeft Zichzelven zoodanig willen bewijzen als Hij is, te weten: Barmhartig en Rechtvaardig. Alzoo verheft de belijdenis de Heerlijkheid des Heeren en den roem Zijner eeuwige deugden van Barmhartigheid en rechtvaardigheid. Zal een mensch, een in verderfenis en ondergang liggend zondaar, behouden worden, het ligt enkel en alleen in God, den souvereinen en alleen machtigen Heere. Het zalig worden is geheel en alleen Zijn werk, dat zijn wortel heeft in Zijne eeuwige, onveranderlijke liefdesgedachten en vrije keus en daarom is het zalig worden een louter vrijmachtig en genadig geschenk Gods, vloeiend uit de zelfbewegende, verkiezende liefde Gods, die hare eigene voorwerpen uitkoos en met name inschreef in het Boek des levens des Lams. Het geheele geslacht van Adam in verderfenis en ondergang zijnde, openbaarde God Zich, niet zooals Hij toen werd, want Hij is de Onveranderlijke, maar zooals Hij is. Zooals Hij is de alleen souvereine Heere, Wiens raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen, „Of heeft de pottebakker, om met den Apostel Paulus te spreken, „geene macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het eene een vat ter eere en het andere ter oneere? Alzoo God willende Zijnen toorn bewijzen en Zijne macht bekend maken, (zich openbarend dus zooals Hij is, namelijk rechtvaardig) met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; en opdat Hij zoude bekend maken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, (zich openbarend dus zooals Hij is, namelijk barmhartig) die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?" Rom. 9:21—23. Alzoo is de Praedestinatie een daad van Gods heilige en hooge souvereiniteit, geworteld in den absoluten en onbedwingbaren wil van God, daarin beoogende de verheerlijking van Zijne deugden en van Zijne volmaaktheden van barmhartigheid en rechtvaardigheid. Neen, Hij werd en Hij kan ook niet bewogen worden door den diepen val, door de verderfenis van Zijn schepsel, om iets ter zijner verlossing te doen. Hij is de Onveranderlijke van eeuwigheid tot eeuwigheid. „Ik weet", zegt Salomo, „dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is niet aan toe te doen en daar is niet af te doen", Pred. 3:14. Hij openbaart Zich, gelijk Hij is; barmhartig, doordien, zoo zegt de belijdenis, dat Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen, die Hij in Zijnen eeuwigen en onvergankelijken raad, uit enkele goedertierenheid uitverkoren heeft in Jezus Christus, onzen Heere, zonder eenige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hunnen val en verderf, daar zij zichzelven in geworpen hebben.

Ds. J. D. Barth

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1931

De Saambinder | 4 Pagina's

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1931

De Saambinder | 4 Pagina's