Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paschen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paschen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben de opstanding en het leven. Joh. 11:25a.

Met Paschen herdenken wij de opstanding van Christus uit den dood.
Reeds onder Israël vierde de kerk het Paaschfeest. Ook in de bedeeling der schaduwen lag de verlossing door Christus van Zijn uitverkorenen. De vrijmaking toch uit Egypte door het bloed van het Paaschlam was meer dan een nationale verlossing. Zij was de vrijmaking door het bloed des Lams van het volk Gods. Het volk van den ouden dag is in geen anderen weg zalig geworden dan de kerk van het Nieuwe Testament. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. Maar die verlossing, die heilsfeiten lagen in bewindselen, gelijk een bloem als zij nog in den knop is, en door het zaligmakend geloof mocht een ware Israëliet het eenig Paaschlam, n.l. Christus aanschouwen en omhelzen, om in Hem gezaligd te worden.
Die schaduwen zijn weggevloden. Al de beloften in betrekking de komst van Christus in het vleesch zijn vervuld. Ons Paschen is voor ons geslacht, n.l. Christus. En dat geslachte Lam heeft een eeuwige verlossing te weeg gebracht, nademaal de Heere van den dood niet kon gehouden worden. Dat is het groote, alles overwinnende feit, dat wij mogen herdenken, telkens weder als de Paaschtijd aanbreekt. In die opstanding ligt het naar de verklaring van den Apostel nog meer dan in het sterven van Christus. Wat meer is, zoo schrijft Paulus in Rom 8, Die ook opgewekt is; Die ook ter rechterhand Gods is; Die ook voor ons bidt. Zoo toch de Heere in den dood gebleven ware, hoe zou ooit een zondaar van den dood zijn verlost? Wie zou Adams nakomelingen ooit hebben doen hooren de blijmare van het eeuwig Evangelie: Ik zal u uit uwe graven doen uitgaan? Wie zou immer den tijdelijken dood hebben doen overwinnen? Wie de hemelen hebben geopend en het eeuwig leven hebben geschonken? Hoe noodzakelijk het lijden en sterven van Christus ook ware ter volkomen voldoening aan den eisch van Gods gerechtigheid, de Heere moest uit den dood opstaan om Zijn volk het leven te schenken en over den dood te doen triumpheeren. En dat majesteit-volle feit stelt het Paaschfeest ons bij vernieuwing voor oogen. Paschen predikt de blijmare: De Heere is waarlijk opgestaan. Hij, de Leeuw uit den stam van Juda, heeft overwonnen en te niet gedaan dengene, die het geweld des doods had, dat is de duivel.
Hoe volheerlijk kwam die overwinning uit. Alles toch was er op toegelegd, Christus in den dood te besluiten. Niet alleen hebben de krijgsknechten smadelijk en hardvochtig de kleederen verdeeld, als zou de Gekruiste deze nimmermeer van noode hebben, maar bovendien sloegen Heiden- en Jodendom de handen ineen om het graf gesloten te houden. Het zegel op den voor het graf gewentelden steen en de Joodsche wacht moesten waarborgen, dat het graf niet meer werd geopend. De hel spande alle krachten in, nu het eenmaal tot den dood gekomen was, te triumpheeren.
En zie, de morgen van den derden dag breekt aan; de morgen waarop de Heere gesproken heeft, dat de Zoon des menschen zal uittreden uit den schoot der aarde, gelijk Jona ten derden dage uit den buik van den visch uitkwam. Een engel des Heeren nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur en zat op denzelven. Weg zijn de wachters. Zij vloden en werden als dooden. Weg is het zegel. De overwinning is des Heeren.
Beving grijpe alle vijanden van Christus aan. Alle openbare vijanden, die den Gezalfde smaden. Hoe vreeselijk zal het oordeel zijn als God ten gerichte nadert en hun wachters en zegels zal vernietigen! Het Paaschfeest is de dag van de eeuwige nederlaag van satan en wereld en alle goddeloozen. De wereld moge den kop opsteken, gelijk in onze dagen op zulk een ontzettende wijze, eens zal „de bond der goddeloozen" worden verpletterd met een ijzeren scepter. Dat wij het toch opmerken! Vooral ons opgroeiend geslacht. Onze jongens en onze meisjes! Er is zooveel dat hen in het bijzonder lokt tot het kamp dergenen, die roekeloos met God en Godsdienst spotten. Maar gewis, de slag is geslagen; de ondergang is nabij. Vliedt, o vliedt het oproerig gezelschap van Korach, Dathan en Abiram eer gij in hun gezelschap ter helle vaart. „Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden". Ja, kust Hem en roept Hem als Koning in uwe ziele uit. Dat is ons allen van noode. Wij gaan de eeuwigheid te gemoet en, hoe prijzenswaardig ons leven ook is en hoezeer wij bevoorrecht zijn boven duizenden met een rechte kennis van Gods Woord, zonder wedergeboorte zijn en blijven wij vijanden van Christus. Och, of op dit Paaschfeest, al ware het een onzer, als een arm en verloren zondaar voor Christus leerde buigen. Dat Zijn overwinning ons aan Zijne voeten wierp om genade te verkrijgen en behouden te worden. Want daartoe is Christus uit het graf verrezen, opdat Hij de Zijnen uit de klauwen des satans en uit het graf der zonde eeuwig verlossen en hun de gerechtigheid toepasse, die Hij door Zijn dood verworven heeft. Het mocht ook ons geschonken worden uit genade. Want het is uit genade alleen, dat een zondaar de zaligheid in Christus deelachtig wordt. Al wat van den mensch is valt geheel weg. Niets, niet een zucht of traan komt in aanmerking. Ware dat zoo, dan zou Christus geen volkomen Zaligmaker zijn. Maar Hij heeft alleen alles volbracht en Hij past de verworven zaligheid der Zijnen toe. Neen, dat volk komt niet om Jezus aan te nemen met eigen krachten van een gewaand geloof! Hoe bedrogen zullen toch allen uitkomen, die roemen in een aangenomen Jezus, zonder dat zij van Zijn toepassing aan hun ziele ook maar iets leerden verstaan. Hun ijdel geloof zal in den dood ontzinken. Niet van ons maar van Christus gaat de werking uit tot toepassing der zaligheid. Hij vertegenwoordigde al de uitverkorenen des Vaders. Die allen waren in Hem begrepen. Hij stond in hun plaats. Hij werd als hun Borg en Plaatsbekleeder schuldig verklaard en ter dood verwezen. In Hem Zijn al de gekenden Gods in den dood ingegaan. Maar ook in Hem zijn zij allen opgewekt, ja in den hemel gezet aan de rechterhand des Vaders. En nu komt het stondeke der minne, dat de opgestane en overwinnende Zaligmaker dit Zijn duurgekocht volk, uit de macht der helle en van onder den vloek der wet opeischt. Als een vuurbrand grijpt Christus de Zijnen uit het vuur. Elk zondaar die Hij uit den dood roept tot het leven is een bewijs van de volkomen overwinning van Christus. O, mocht dat aan het bedrukte en bekommerde volk dezen Paaschtijd eens klaar geopenbaard worden. Gewis, de banden van het ongeloof zouden breken en de last der zonde zou wegvallen. Komt, gij beladenen met uw schuld, hier is ontkoming. Gij bedrukten en door onweder voortgedrevenen! Hoelang weegt gij lieden geld uit voor hetgeen geen brood is en uwen arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan. Waar gij den vrede voor uw ziel ook zoekt, gij zult dien buiten Christus niet vinden. Integendeel de schuld wordt dagelijks grooter en noch uw gebeden, noch uw aangename gestalten, noch Gods volk kan u redden. Zijt gij heilig jaloersch op Gods kinderen? Welnu, hier is de Bron van hun heil en zaligheid! Tot dien bron mocht uwe ziele eens komen. Dat Christus Zich aan u openbare.
Hoezeer behoefden de discipelen ook de toepassing der verlossing door Christus teweeg gebracht! Zij zaten met gesloten deuren. De vrouwen kwamen zeer vroeg in den morgen met specerijen naar het graf en zochten den Levende bij de dooden. Hun allen ontbrak het licht over de verrijzenis des Heeren, hoewel zij in Hem geloofden en Hij hun meermalen van Zijn dood en opstanding gesproken had. Maar Gods volk kan ook niet iets aannemen tenzij het hun van boven gegeven worde. Hoe kan de volkomen verzoening en verlossing voor het oog van Gods volk verborgen zijn. Een onverzoend recht drukt hen; een vloekende wet achtervolgt hen; alles, wat genoten en ervaren werd ontvalt hun; banden des doods omvangen hen. Zoudt gij 't niet verstaan dat de deuren der jongeren gesloten waren? Maar die bleven niet gesloten. De verrezen Immanuël deed de Zijnen uit hun graven uitgaan. Het moge uw tijd eens worden, volk van God! uw tijd, waarin Gods beloften aan u werden vervuld en gij met Thomas zoudt uitroepen: „Mijn Heere en mijn God"! O, dat gij toch niet langer buiten Christus omdooldet. Hij alleen is de opstanding en het leven. Wat ligt in die opstanding toch alles voor Zijn volk. Daarin is de kwitantie des Vaders, dat de schuld der schuldigen is verzoend. Want Hij is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.
In den morgen van den derden dag is het hemelsch pardon uitgeroepen voor gansch de kerke Gods. Zou dan die vrijspraak voor uw ziel verborgen blijven? Zou ons hart zich op Christus niet verlaten? Is er grooter voorrecht in het leven van Gods volk, dan dat de Vader hen vrijspreekt op grond van Christus alleen? O, gelukkig volk, dat Paschen vieren mocht en vrede vond. Wij hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus, zegt de Apostel. Een nieuw Paaschfeest moge het nog eens worden; een nieuw omhelzen van den verrezen Zaligmaker. Dat de graven van verlating en doodigheid, van wereldzin en vleeschelijke rust, Gods kinderen werden geopend, opdat zij den lof des Heeren mogen zingen. Want Paschen is het feest niet van de wereld, maar van Gods volk. Trekt uw sierlijke kleederen aan o Sion. De graven zijn geopend. Ook de graven van uw druk en tegenheen. Gewis, de verdrukkingen van Gods kinderen zijn vele. Ook zij gaan door de bange wereldweeën heen. Maar ziet uw verlossing; uw eeuwige overwinning in Hem, Die het geweld des doods ontbonden heeft. O, heft uw hoofden op.

De Steen, die door de tempelbouwers,
Verachtlijk was een plaats ontzegd,
Is tot verbazing der beschouwers,
Van God ten hoofd des hoeks gelegd.

Hier zijn de doodschaduwen over het volk van God. Maar ook de dood is verslonden ter overwinning. Ja ziel en lichaam heeft Christus gekocht. Eens daagt de morgen der zalige opstanding, opdat de schare der uitverkorenen eeuwig en volmaakt Gode en het Lam het lied der verlossing zingen zal. Eens zal geen ongeloof de ziele meer doen twijfelen; geen zonde den vrede meer verstoren; geen gemis meer doen klagen; geen druk meer benauwen. De Heere zal de tranen van de oogen Zijns volks eeuwig afwisschen, en Zijn duurgekochte kerk met eeuwige blijdschap kronen. Mocht op het Paaschfeest van die volkomen verlossing eenige vrucht in onze harten zijn tot roem van Hem Die is dood geweest en Hij leeft en is levendig in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

Paschen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1932

De Saambinder | 4 Pagina's