Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stelsels van kerkregeering.

De vraag van J. te B. konden wij in de laatste Saambinder slechts ten deele beantwoorden, door de hoofdtrekken van het Papale stelsel aan te geven. Volge nu eerst iets over

het Luthersche stelsel.

Luther brak in de Reformatie met het Roomsche stelsel van kerkregeering. Tegenover de eene zichtbare wereld-kerk stelde Luther lands-kerken. De kerk splitste Luther in zoovele deelen als er vorstelijke gebieden of territoriën zijn. Vandaar dat het Luthersche stelsel den naam draagt van het Territoriale.
In plaats van de tweede standen bij Rome (geestelijken en leeken) schept het Luthersche stelsels drie standen n.l.

den regeerden.
den onderwijzenden.
den geregeerden stand.

Geregeerd worden de leden der kerk. Zij zijn bij Luther onmondig. De geestelijken onderwijzen, hoe zich het gezag oefenen moet, welk gezag door de regeerende Overheid geoefend wordt. Een vergadering van predikanten wordt gevormd om de Overheid voor te lichten. Die vergadering draagt den naam van consistorie en zoo wordt het Luthersche stelsel ook genoemd het consistoriale.
De Overheid regeert bij Luther de kerk. In flagrante tegenstelling dus met Rome, waar de kerk over den Staat regeert. Maar ook in strijd met den aard der kerk, maakt het Luthersche stelsel de kerk Staatsonderdaan. Dit stelsel is dan ook door de Gereformeerden van stonden aan met kracht bestreden.
De Remonstranten in ons land stonden in hoofdzaak dit Luthersch stelsel voor. Vandaar hun protest tegen het saamroepen eener Generale Synode. Zij wilden dat de Overheid het gezag over de kerk oefende.
Ook in 1816 werd in ons land op dit stelsel gebouwd. Koning Willem I vergreep zich aan de rechten der kerk. Geheel buiten haar om legde hij haar het Synodale juk op. Protesten werden niet aangenomen. Een Synodale commissie trad in de plaats van het Luthersche consistorie. De bittere gevolgen die dit eigenmachtig optreden der Overheid in ons land voor de kerk gehad heeft, is wel een bewijs van de ondeugdelijkheid van heel het Luthersche stelsel. Dit stelsel draagt de volgende kenmerken:
1. Het breekt de Roomsche wereldkerk in onsamenhangende landskerken (territoriën).
2. Het schept drie standen.
3. Het legt het gezag der kerk in handen van den landsvorst.
4. Het is consistoriaal.

Over het Collegiale stelsel.

kunnen wij kort zijn.
Dit systeem is dat der revolutie. Deze toch verwerpt alle overheidsgezag als zijnde van Goddelijken oorsprong. De Overheid, zoo leert de revolutie, is er door den wil des volks en niet door den wille Gods, gelijk Rom. 13 spreekt. Dit verderfelijk, revolutionair stelsel paste men nu ook op de regeering der kerk toe. De kerk is in dit stelsel niet meer een instelling Gods, maar een vereeniging van personen, met eenzelfde doel. Deze personen wijzen dan niet alleen de ambtsdragers aan, maar bekleeden hen ook met gezag. Zoo hebben de ambtsdragers zich geheel naar den wil van het volk te gedragen. Niet bij Koning Jezus, maar bij het volk berust het gezag; niet Gods Woord, maar de willekeur des volks beslist; geen belijdenis bindt, maar de meerderheid der leden. Verwerpt die meerderheid Gods Woord dan is het verworpen. De kerk is wat de meerderheid uitmaakt, dat zij zijn zal. Niets dan revolutie spreekt uit dit stelsel. Christus wordt als Koning miskend. Het volk waant zich heer en meester te zijn. Onnoodig te zeggen, dat zulk een stelsel totaal verwerpelijk is en een verderf voor de kerk.
In de volgende Saambinder hopen wij nog iets te zeggen van het Gereformeerde stelsel van kerkregeering.

Roeping tot de verkondiging van liet Evangelie.
Kort geleden heb ik over deze zaak geschreven. Ik herhaal niet weder wat toen gezegd is. God roept niet tot een halve zaak. Wij zijn van God tot de verkondiging van het Evangeilie geroepen of wij zijn niet geroepen. Maar zoo Hij ons riep, riep Hij tot het volle ambt, beide om Woord en Sacrament te bedienen. Maar is dit niet in strijd met 1 Cor. 1:17? Neen! In 1 Cor. 1:17 schrijft Paulus:
Want Christus heeft mij niet gezonden om te doopen, maar om het Evangelie te verkondigen.
De Apostel stelt zich in genoemd kapittel tegen hen, die verdeeldheid in de gemeente zaaien. H|ij vraagt hun: Of zij in Paulus naam gedoopt zijn? En zegt dan zich er over te verblijden (in deze omstandigheden n.l.) niemand gedoopt te hebben dan de enkele personen, die hij met name noemt. Hierdoor voorkwam Paulus, dat men hem als een hoofd van een secte opwierp. Anderen die met hem waren, doopten. Hij beijverde zich in de prediking, (Ef. 3:7.), hoewel hij als Apostel het recht en de macht had te doopen. Want beide prediking en doop kunnen niet gescheiden worden; en ook Paulus scheidt ze niet, maar hij onderscheidt alleen om de twistenden te beschamen.

Sabbathisme.
A. te V. stelt een vraag over het Sabbathisme. Het Sabbathisme is een drijven om in plaats van den eersten dag der week den laatsten te vieren. Dit drijven is niet nieuw. Nadat de kerk des N. T. uit de banden van de ceremonieele wet was losgemaakt, kwam telkens weder een streven op om tot de Sabbathviering terug te keeren. Meermalen schreef men groote rampspoeden toe louter aan het feit, dat de Oud-Testamentische Sabbath niet gehouden werd. Zoo b.v. omstreeks 1550. Bekend zijn de Baptisten van den zevenden dag en de Duitsche tak der Baptisten die bovendien den ongehuwden staat verkiezen en het vegetarisch leven. Bijzonder dienen in 't oog gehouden te worden de Zevendedag Adventisten.
De Adventisten verwachten Christus lichamelijk op aarde vóór Zijn wederkomst ten oordeel. Zij hebben meermalen in hun droeve vermetelheid den dag van die komst bepaald, en zijn telkens beschaamd uitgekomen. Zoo b.v. 1843 en zelfs tweemaal in 1844. Een deel der Adventisten verviel tot het Sabbathisme. Vooral White en zijn vrouw propageerden het vieren van den Sabbath zeer sterk. In menig opzicht wijken de Zevendedag Adventisten van de waarheid af. Wie den Sabbath drijft is blind voor de vrijmaking der Kerk onder het Nieuwe Testament. Dat is de grootste fout. Men meent zeer sterk te staan door zich daarop te beroepen (evenals degenen die den kinderdoop verwerpen), dat er geen uitdrukkelijk bevel in den Bijbel staat voor de verandering. In het vierde gebod daarentegen wordt uitdrukkelijk gesproken van den zevenden dag. De Heere Jezus echter is op den eersten dag der week opgestaan en gelijk eens de maand waarin Israël werd uitgeleid uit Egypte tot een hoofd der maanden werd, zoo is de dag der opstanding voor de kerk des Nieuwen Testaments geworden tot een hoofd der dagen. Johannes was op den dag des Heeren in den Geest, en de gemeente heeft dien dag des Heeren gevierd van den beginne aan. Terecht spraken onze Dordtsche Vaderen dan ook dat het vierde gebod iets ceremoniëels en iets moreels had. Onder het ceremoniëele nu, dat met Israël wegviel, behoorde ook de zevende dag. Het komt mij voor zeer onvruchtbaar te zijn over deze zaken te twisten. Laat ons met ons gansche hart ons houden aan den dag der opstanding des Heeren; die dag is de roem der dagen; het is de dag des Heeren, de dag der vrijmaking van Gods volk uit den dood en uit de banden van de wet. Zoo worde 't ons gegeven Sabbath te vieren. Kostelijk heeft de Heidelberger Catechismus dienaangaande gesproken, dat de heiliging van den dag des Heeren beteekent dat wij den eeuwigen Sabbath in dit leven aanvangen. Daartoe verwaardige de Heere ons. Hij doe ons ervaren, dat er een ruste overblijft voor het volk Gods.
In den staat der rechtheid gaf God den dag der ruste, om Hem in het bijzonder te loven en te prijzen. Die rust is door de zonde verloren. Een eeuwige onrust in de plaats der pijniging is ons deel geworden. Maar het heeft den Heere behaagd uit genade Zijn uitverkorenen weder de ware rust te bereiden, in hun verlossing uit den staat der ellende en hun herstelling in Zijne gemeenschap. Welnu, van die volzalige rust, die in dit leven door het geloof verkregen wordt en eenmaal in eeuwige heerlijkheid Gods volk is bereid is de Zondag een onderpand. O, dat wij er iets van mochten verstaan. Wij zouden van onze booze werken vieren en in Christus, Die de opstanding is en het leven der Zijnen, ons leven en onze zaligheid vinden.

De val besloten.
K. te A. vraagt: Was de val des menschen in het Paradijs door God van eeuwigheid besloten, of had God den mensch zoo volmaakt geschapen, dat hij ook kon blijven staan, dus dat God het toegelaten heeft dat de mensch viel?
De vraag is niet goed gesteld. Het schijnt dat de vrager een tegenstelling ziet in 't besluit Gods en de volkomen schepping van den mensch, uit kracht waarvan deze had kunnen blijven staan. Die tegenstelling nu is er niet. De mensch kon vanwege de volmaaktheid zijner schepping blijven staan, al was zijn val door God besloten.
De val ligt niet buiten Gods besluit. Hoe zou dat kunnen, daar in de besluiten Gods ook de weg der zaligheid bepaald is. En uit kracht van dat onveranderlijk besluit moest de val komen. Maar dat besluit legde op den mensch geenerlei dwang om God ongehoorzaam te zijn. Integendeel, de mensch viel moedwillig en vrijwillig af van God. De Heere had Adam alles gegeven wat hem noodig was om staande te blijven. Door moedwillige ongehoorzaamheid heeft Adam het verbond verbroken en over zichzelf en al zijn nakomelingen 't oordeel van den dood gebracht.
Niemand zij dit duister. Elk mensch werkt zijn eigen oordeel uit, naar den bepaalden raad Gods, doch elk mensch draagt voor zijn daden de volle verantwoordelijkheid. Zoo heeft de Heere Farao's hart verhard, dat hij het volk niet wilde laten trekken. Maar de schuld voor zijn verharding droeg Farao zelf. Gods besluit heft de verantwoordelijkheid van den mensch niet op.
Ook is God niet de auteur der zonde. Een heilig en rechtvaardig God kan niet oorzaak zijn van de zonde. De zonde openbaarde zich, onder Gods toelating en naar Zijn raad, eerst in den hemel, waar de engelen afvielen en duivelen werden, en toen op de aarde in den val des menschen.
Dat alles geschiedde niet alleen met de voorwetenschap Gods, maar ook naar Gods raad en besluit, en in volle verantwoordelijkheid van hen die de zonde doen, hetzij engelen of menschen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1932

De Saambinder | 4 Pagina's