Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IMMAUEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IMMAUEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren en gij zult Zijnen naam heeten Immanuel, hetwelk is overgezet zijnde, God met ons. Matth. 1 : 23.

De engel des Heeren is Jozef in den droom verschenen, toen deze van wil was Maria heimelijk te verlaten. De hemelbode heeft Jozef deelgenoot gemaakt van het groote heilgeheim, dat hetgeen in Maria ontvangen is, uit den Heiligen Geest is, en hem gewezen op de profetie van Jesaja, die met de geboorte van Maria's kindeke in vervulling trad. „Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere is gesproken door den Profeet, zeggende: „Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en gij zult Zijnen naam heeten Immanuel, hetwelk is overgezet zijnde: God met ons".
Jesaja heeft dit woord gesproken, toen de goddelooze Koning Achaz, halsstarrig weigerde zich tot den Heere te wenden en met verlaten van Assyrië, zijn hope alleen op Hem te bouwen. Toen betuigde Jesaja, dat de Heere de verlossing van Zijn volk zou werken door een gansch anderen weg. Zie, een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren.
Dat wonder door God gewrocht, herdenken wij weder met Kerstfeest. Het onbegrijpelijk wonder, dat God is geopenbaard in het vleesch. El is de naam van God. El beteekent de sterke God; de Almachtige.
Immanu beteekent met ons.
Immanuel dus wil zeggen: God met ons.
In die benaming wordt dus de geborene uit Maria ons geopenbaard als de waarachtige God. Het is de groote beteekenis van het Kerstwonder, dat de eeuwige, aanbiddelijke, volzalige God ons vleesch en bloed heeft aangenomen. Zoo ons oog voor dit wonder gesloten blijft, verstaan wij het Kerstwonder niet. En ons oog is er voor gesloten. Wat heeft de wereld ooit aanschouwd van de openbaring Gods in ons vleesch? In de kribbe ligt een kindeke neder, klein en hulpbehoevend, voor het natuurlijk oog door niets van andere kinderen onderscheiden, dan door de allergrootste armoede, waarin het geboren werd. In Zijn opwassen verneemt ge van Hem niets, dan dat Hij op twaalfjarigen leeftijd in den tempel verwondering afdwingt met Zijn vragen, en dat Hij Zijn ouders onderdanig was en toenam in wijsheid en in grootte en in genade bij God en bij de menschen. En als Hij is opgetreden in het openbaar is smaad en hoon Zijn deel. Hij is mensch, ons in alles gelijk; en wie ziet het, dat Hij is zonder zonde en meer dan alle creaturen; wie verstaat, dat Hij waarachtig God is? Hem hongert en dorst; Hij is vermoeid, bedroefd, verheugd. Ja, Hij eindigt Zijn leven op het hout des kruises. Wie, ai zeg, wie kan in Hem zien, dat Hij de waarachtige God is?
Wie boog zich voor Hem bij de kribbe? Wie viel Hem te voet, toen Hij op aarde Zich krachtig betoonde in woorden en werken? Niet één van nature. Integendeel, dat juist was de groote ergernis van den natuurlijken mensch, dat Hij duidelijk en onomwonden verklaarde de Zone Gods te zijn. Men nam steenen op, om Hem te dooden. En ten huidigen dage is het onder alle kerstbedrijf niet anders.
Kerstfeest viert schier geheel de wereld. In de kerk, maar ook in de kroeg heeft de kerstboom een plaats gevonden: Doch dient deze juist niet als middel, om de oogen voor het Kerstwonder te verblinden en van Christus af te trekken? Van nature zijn wij voor het Kerstwonder blind. Alleen arme herders komen om in Bethlehems stal het kindeke te aanbidden; herders, wien de boodschap uit den hemel is gebracht, dat hun geboren is de Zaligmaker in de stad Davids. Zij alleen, die het van den Vader gehoord en geleerd hebben, zullen tot Hem komen. De engel des Heeren openbaart het aan Jozef, dat geboren is Immanuel, dat is God met ons.
Och, dat onze ooren geopend werden om te verstaan. Geen zaligheid toch ware voor gevallen Adamskinderen te verwerven, dan alleen door Hem, Die waarachtig en eeuwig God is. Een eeuwige gerechtigheid moest verworven en dat vermocht niet een eenig schepsel, noch in den hemel, noch op de aarde. Wie zou voorts satans kop vertreden en de zonde ontkrachten; wie verlossen van het eeuwige verderf, dan Hij alleen, Die waarachtig en eeuwig God is. Dat is de groote betekenis van de boodschap des engels, dat van dit kindeke getuigd wordt, dat het de waarachtige God is.
O, onbegrijpelijk wonder. Door God worden de uitverkorenen met God verzoend. Wie peilt ooit de souvereine liefde Gods; die liefde is onmetelijk. De Vader heeft Zijn eeniggeboren Zoon gegeven; de Zoon gaf Zichzelf; de Heilige Geest verheerlijkt Hem in de harten van verloren zondaren. Hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat God uit God; Licht uit Licht; waarachtig God uit waarachtig God, zoo de Belijdenis spreekt, is nedergekomen in ons vleesch en bloed. Immers Hij is Immanuel, dat is God met ons.
Immanuel is Hij, omdat Hij Zich op het allernauwste met ons vleesch vereenigd heeft. Hij is waarachtig mensch geworden, hebbend ziel en lichaam gelijk wij; en geboren uit de maagd Maria. Daarom belijden wij (tegen de ketterij der Wederdoopers, die loochenen, dat Christus menschelijk vleesch van Zijn moeder aangenomen heeft) dat Christus is deelachtig geworden des vleesches en bloeds der kinderen; dat Hij een vrucht der lendenen Davids is naar het vleesch; een vrucht des buiks van Maria; geworden uit een vrouw; een spruite Davids; een scheut uit den wortel Jesse; gesproten uit het geslacht van Juda; afkomstig van de Joden naar het vleesch; uit den zade Abrahams, aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams, en is Zijnen broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde; alzoo dat Hij in der waarheid onze Immanuel is, dat is, God met ons". (Ned. Gel. Bel. art 18). Ziet, een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam Immanuel heeten.
De naam Immanuel wijst ons Christus aan als waarachtig God en waarachtig mensch. In onze menschelijke natuur, in ziel en lichaam moest Hij den last van den eeuwigen toorn Gods dragen, om Zijn volk van den toorn te verlossen. Zijn Godheid moest die menschelijke natuur ondersteunen en een eeuwige waardij aan Zijne verdiensten toebrengen. Overmits de kinderen des vleesches en des bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden. God geopenbaard in het vleesch! O, aanbiddenswaardig en gezegend wonder! Zoo is Hij de Borg en Verzoener Zijns volks. Buiten Hem is geen behoudenis mogelijk. Alle gerechtigheden, gebeden, tranen en wat de mensch ook voortbrengen moge, alles buiten Christus is volstrekt ongenoegzaam om hem uit den jammerlijken staat zijner ellende te verlossen, en hem met God te verzoenen. Bedrogen komt gewis een ieder uit, die leunt op iets buiten Immanuel. Door Hem en door Hem alleen is de zaligheid voor verloren zondaren teweeg gebracht. Dat maakt Hem dierbaar en volheerlijk in de oogen van een gansch ellendig en verloren volk. Zijn diepe vernedering en armoede is een aanstoot voor onze hoogmoedige en eigengerechtige natuur; maar doet allen uitroepen, wier oogen verlicht worden: wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid. (Joh. 1:14).
Zijn naam is Immanuel, dat is. God met ons, want Hij Die ons vleesch aannam uit Maria, vereenigt Zich ook geestelijkerwijze met Zijn volk. Door die vereeniging wordt het waarlijk Kerstfeest in onze harten. O, hoe menig Kerstfeestvierder voedt het vleesch, zichzelf ten verderve; hoe velen roemen ijdel in een genomen Jezus van vijf letteren, die eens zeggen zal: Ik heb u nooit gekend! Het moge ons tot een ernstig onderzoek des harten worden, of tusschen Christus en ons een ware, geestelijke, personeele vereeniging is geschied. Door die vereeniging worden wij in de gemeenschap met God teruggebracht. In Adam toch hebben wij allen ons uit de gemeenschap Gods uitgezondigd en ons gemaakt voorwerpen van Gods toorn Alle deugden en volmaaktheden Gods roepen tegen ons het oordeel van den eeuwigen dood uit. En God kan van Zijn recht niet af, noch van Zijn eisch doen vallen. Maar o, verneem nu 't onbevattelijk kerstwonder; God met ons. Zijn gramschap is gestild; Zijn recht voldaan; de wet is van haar vloek ontwapend en de zonde ontkracht. In de menschen een welbehagen! Ja God heeft in Christus een welbehagen in hen, die van nature, gelijk alle Adams nakomelingen, om de walgelijkheid van hun ziel geworpen zijn op het vlakke des velds. Wonder, eeuwig wonder, kerstfeest is het feest van Immanuel. Hier klinkt het: God met ons. Dat is het, wat des Heeren volk door genade mag leeren kennen.
Toen God dat in Christus gekende volk de oogen opende, leerde het zijn gansch verloren staat kennen; verdoemelijk voor God; zoo schuldig en mismaakt, dat het niet anders dan het eeuwig verderf inwachten kan. Dat volk verstaat door genade, dat het zonder God in de wereld is en dat niemand in hemel noch op aarde, den weg heropenen kan, die door de zonde is toegesloten. Een engel met een uitgetrokken zwaard bewaakt den toegang tot den boom des levens. Maar Immanuel vermocht te zeggen, zelfs tot een moordenaar: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn". O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren. Het worde Kerstfeest voor u, bezwaarde en verslagene zielen! In uw hart worde het geopenbaard, dat Christus een verzoening is voor de zonde, opdat ook gij Hem moogt heeten Immanuel, God met ons. Hoe lange toch staat gij van verre? Hoe lange doolt uw ziele om buiten God en Zijne zalige gemeenschap? De Heere verheerlijke Zich in u en bevestige het woord, dat uit Zijn mond is uitgegaan. Moet Zijn recht u verdoemen? Hij doe u een welgevallen hebben aan de straf uwer ongerechtigheid en alleen in Immanuel die straf ontkomen en een recht ontvangen ten eeuwigen leven. Ons harte is onrein, walgelijk en mismaakt. Maar de fontein die voor den huize Davids en de inwoners van Jeruzalem geopend is, stelle ons rein en heilig voor het aangezicht des Vaders. Gewis, het zou in ons worden: Immanuel, dat is, God met ons.
Is er een naam, die onze ziele meer bemoedigen en vertroosten kan? Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Gods volk heeft den duivel tegen en geheel de wereld en hun eigen vleesch. Maar geen tegenstand zal bestaan in de kracht van den eeuwigen Sions Koning, Wiens Naam is Immanuel. Het was Jacobs vertroosting toen hij vluchtte voor Ezau en zijn hoofd op een steen te rusten legde, dat de Heere sprak: „Ik ben met u en Ik zal u behouden, overal waar gij heentrekken zult". Die belofte was Jacobs pleitgrond, toen Ezau met vierhonderd man hem tegemoet kwam. Toen greep Jacob door het geloof naar de belofte Gods: „Ik zal wel bij u doen". En gelijk aan Jacob heeft de Heere Zich de Immanuel willen betoonen aan Jozef, van wien nadrukkelijk geschreven staat: „De Heere was met Jozef". Noch de slavernij, noch het gevangenhuis kon hem deren. En om niet meer te noemen, de groote belofte aan het in zichzelf zwakke en ellendige overblijfsel van Jacob is: dat de Heere met en bij hen zijn zal. En zoo zeker en volkomen is de bewaring van dat volk, dat 't hen niet deert al gaat het door water en vuur. Wanneer gij zult gaan door het water. Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstroomen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden en de vlam zal u niet aansteken. O, gezegende Immanuel.
Kom, volk en zie! Hoe groot uw druk; hoe bitter ook de vijandschap, er is geen nood. De Heere zal met u zijn, en u niet begeven noch verlaten. Hij doe Zijn gunstrijk aangezicht ons lichten en verwaardige ons Immanuel door het geloof te aanschouwen, zoo Hij geboren in Bethlehems stal, Zijn volk een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden is. Hij bemoedige ons en doe ons op Hem de hope stellen. Eens zal Hij alle scheiding te niet doen, die door de zonde is teweeggebracht en Zijn volk eeuwig doen verkeeren in de volzalige gemeenschap Gods. Dan zal het volkomen worden wat hier slechts ten deele wordt verstaan, dat Zijn naam is Immanuel dat is God met ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

IMMAUEL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932

De Saambinder | 4 Pagina's