Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heft uwe hoofden op, gij poorten! ja heft op, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der eere inga. Ps. 24 : 9.

Weder mogen wij gedenken het ontzaggelijk feit, dat de Heere Jezus is ten hemel opgevaren. Hij Die het geen roof geacht heeft Gode den Vader evengelijk te zijn, heeft onze menschelijke natuur aangenomen en is nadat Hij de reinigmaking der zonden Zijns volks heeft teweeggebracht naar ziel en lichaam voor de oogen Zijner jongeren van den Olijfberg ten hemel opgevaren. Ziedaar hetgeen wij thans weder gedenken mogen; de hemelvaart van Christus, waardoor de gesloten hemelen zijn geopend voor des Vaders uitverkorenen, voor de gekochten met het bloed des Lams
Hij, Die ten hemel opvoer is dus waarachtig God èn waarachtig en rechtvaardig mensch. Dat de Heere Jezus deze beide naturen in de eenheid Zijns Persoons vereenigd had, lijdt geen twijfel. Gods Woord heeft ons dit ontzaglijk mysterie ten volle geopenbaard. God de Vader heeft het van den hemel uitgeroepen, zeggende: „Deze is Mijn geliefde Zoon”; de Heere Jezus heeft het in Zijn omwandeling op aarde bij herhaling en onder eede onomwonden betuigd en God de Heilige Geest heeft zoowel in de boeken des Ouden als des Nieuwen Testaments het bij herhaling doen beschrijven, dat deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. Wij hebben in dezen het waarachtig getuigenis der drie Goddelijke Personen. Wie de Godheid van Christus loochent, stelt èn den Vader èn den Zoon èn den Heiligen Geest tot leugenaar. Grooter gruwel is niet denkbaar. De zaligheid is ook in geen ander, dan in Hem, Die waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch is. De verlossing van verloren zondaren is zoo groot, dat alle schepsel in hemel en op aarde daartoe geheel onmachtig is. Die verlossing is Gods werk. Alleen de eeuwige God vermocht een eeuwige gerechtigheid aan te brengen tot wegneming van de eeuwige straf der zonde. Welnu, Gods eigen, eenige en natuurlijke Zoon, heeft die gerechtigheid aangebracht. Op grond Zijner voldoening is Hij opgewekt uit den dood en voer Hij, nadat Hij nog veertig dagen lang met Zijn jongeren op aarde had vertoefd, ten hemel op. God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, Hij, Gods Zoon, is opgevaren en verheerlijkt met de heerlijkheid, Die Hij had, eer de wereld was.
Die verheerlijking gold Hem als Middelaar en representeerend Hoofd Zijner uitverkorenen. Zij was het inbrengen Zijner menschelijke natuur in den hemel. Naar Zijn Godheid kon Hij niet verminderd, noch uit den hemel ooit verbannen worden. Maar naar Zijne menschelijke natuur zijn de hemelen Hem gesloten geweest. Vooral aan het kruishout is ons daarvan getuigenis gegeven. Drie uren lang op het midden van den dag, verduisterde de zon. Die zonsverduistering was geen gewoon natuurverschijnsel. Integendeel, zij ging tegen den loop der natuur in. Zij was uitdrukking van den heiligen toorn des Vaders, die op Christus nederdaalde. De hemelen werden Hem gesloten.
Uit den onpeilbaar bangen nood, waarin Hij droeg de angsten der hel, die Zijn volk zich met alle Adams nakomelingen onderworpen had, riep Hij uit: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!” In die diepe vernedering is Christus geweest, om de schuld Zijns volks. Daarin heeft Hij volkomen volbracht. Hij heeft den toorn Gods doordragen; en voor de Zijnen eeuwig weggenomen. Hij heeft het leven in onsterfelijkheid aan het licht gebracht. Van den dood kon Hij niet gehouden worden. De hemelen zijn Hem geopend. Onze ziel en ons lichaam brengt de Heere ten hemel in. God vaart op met gejuich; de Heere met geklank der bazuin. Gods recht ontsluit de hemelen. Des Vaders welbehagen zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan. De duivelen vlieden, de hemellingen begroeten den eeuwigen Koning van Sion met gejuich, om Hem eer en heerlijkheid en aanbidding te geven tot in alle eeuwigheid.
Wie zal het wonder van de hemelvaart van Christus ooit beschrijven? Onze woorden zijn te arm om uitdrukking te geven zelfs aan het weinige dat wij door het geloof er van mogen verstaan. Eenmaal zullen al Gods gunstgenooten de kroon voor hun verheerlijkten Immanuel nederwerpen, voor Hem Die tot den dood is vernederd en daarna met eer en heerlijkheid is gekroond. Dat zal eens het eeuwige heil zijn van Gods volk.
Maar nu blijkt dan toch wel klaar van welk een groote beteekenis de hemelvaart van Christus is en hoe noodzakelijk het is dat feit naar de Schriften te kennen. De Heere is waarlijk, zichtbaar en plaatselijk opgevaren. Waarlijk voer Hij op. Zijn hemelvaart was geheel iets anders dan dat weleer de engelen die in menschelijke gestalte hun hemel-opdracht hadden vervuld, ontkwamen aan het oog der menschen. Die engelen hadden geen ware menschelijke natuur; zij hadden niet ziel en lichaam; zij waren niet geboren uit de menschen. Maar Christus was de geborene uit het geslacht Davids; vleesch en bloed van Maria. Hij voer waarlijk ten hemel op. En zichtbaar. Zijn jongeren hebben Hem nagestaard zoolang zij konden, tot een wolk Hem wegnam voor hun oogen. Hij is opgevaren terwijl zij het zagen, zegt de Schrift. Ja dat is de beteekenis van deze hemelvaart, dat de Heere Jezus plaatselijk opvoer van de eene plaats, zijnde de Olijfberg naar de andere plaats, n.l. naar den derden hemel, welke is de troon Gods; het huis des Vaders, waarvan de Heere zeide, aldaar zijn vele woningen; ziet, Ik ga heen om u plaats te bereiden. Helaas! zelfs Luther heeft de hemelvaart geweld aangedaan door zijn ubiquiteitsleer, als zoude Christus’ menschelijke natuur alomtegenwoordig geworden zijn. Hoe onbegrijpelijk, dat een zoo groot reformator als Luther was, in zulk een schrikkelijke dwaling viel. Ook hier blijkt weder dat allen menschenkinderen zijn. De leer van Luther toch in betrekking de alomtegenwoordigheid van de menschelijke natuur van Christus strijdt zelfs tegen den aard der beide naturen zelve. Onmogelijk toch is het, dat de Goddelijke eigenschap der alomtegenwoordigheid op de menschelijke natuur overgaat. Dan zou de mensch God moeten worden. Bovendien neemt Luthers stelling geheel de hemelvaart van Christus weg. Juist dit is de hemelvaart van den Heere Jezus, dat Hij ons lichaam en onze ziel ten hemel inbracht. Dat deed Hij als de Plaatsbekleeder. Zijn volk is in Hem in den hemel ingezet, en zal eens dadelijk met Hem verheerlijkt worden. Ja reeds hier worden Gods uitverkorenen de hemelen geopend. Voor den verheerlijkten Immanuel zijn de poorten ontsloten. Als ware het te gering de poorten te openen, zingt de dichter in Psalm 24 van de opheffing der hoofden. Geheel de poorten werden weggenomen, opdat de Koning der eere inging.
En zoo nu is de ingang der ziel in den hemel bereid. Christus trekt Zijn uitverkorenen uit het verderf, waarin zij liggen door de zonde. Hij doet dat volk zich kennen als vloek- en doemwaardig. Zoo het aan God denkt maakt het misbaar. De hemelen zijn gesloten. Toorn en gramschap roepen zij uit vanwege het recht Gods, dat de zonde niet ongestraft laten kan. Maar o, wonder van genade, de hemelen scheuren. Zij worden geopend voor den ellendigen zondaar, die verwaardigd wordt, zijn nood aan God te klagen, en uit de diepte tot Hem te roepen. Er komen oogenblikken, dat de gramschap Gods zich verbergt achter Zijn goedertierenheid, die beter is dan het leven. Gods eeuwige liefde daalt door die geopende hemelen in het hart van den verlorene en vernedert hem en doet hem God wederkeerig lief hebben en zingen:

God heb ik lief,
Want die Getrouwe Heer’
Hoort mijne stem.

Hoe dieper de levende en oprechte erkenning van schuld en zonde wordt, hoe ruimer zich de hemelen openen. Hier ontdekt Zich Christus Zelf aan een volk, dat den weg ten leven niet kent, en dat alle hoop om zalig te worden ontvalt. Hij leidt door den Heiligen Geest zijn uitverkorenen in Zijn Middelaarsbediening en leert hen hoe de poorten zijn geopend door Zijn bloed. Hij wordt hun dierbaar, door het geloof. Grooter wordt het wonder voor Gods volk dat gebogen gaat onder het recht Gods, dat voldoening eischt en waaraan het geen kwadrantpenning opwegen kan. O, de hemelen kunnen zoo gesloten zijn, onder het gevoel van Christus nog te moeten missen. Het onvoldane recht perst het volk van God, opdat het niet rusten zal dan in Christus alleen. Satans geweld is groot en de vertwijfeling van het ongeloof sterk. Geen bevindingen kunnen de gesloten hemelen openen. Geen tranen; geen gebeden; geen ontvangen beloften, maar Christus alleen. Een inplanting in Christus is van noode; een ware vereeniging met Hem door het geloof. Met niet minder kan de ziele rust en vrede verkrijgen. Maar in Hem is die opening ook volkomen. Hier de vrijspraak van schuld; hier het herstel in de gemeenschap en gunste Gods. Het mocht onze ziele Hemelvaart worden. Ook in ons hart mochten de poorten hun hoofden verheffen, opdat de Koning der eere inging. Ons oog mocht op Hem geslagen zijn, Die verheerlijkt is aan des Vaders rechterhand. Hij zal Zijn werk niet verlaten. Hij zal Zijn Woord bevestigen en Zijn belofte vervullen. Zoo Hij vertoeft, verbeidt Hem; komende zal Hij gewisselijk komen en niet achterblijven. Hij maakt onze gebonden zielen vrij.
Heft uwe hoofden op, gij poorten! Alle belemmeringen waren weg. Satans hellemacht lag verplet onder Zijnen voet. Christus voer ten hemel in als eeuwig triumphator. O, troostbron voor de strijdende Kerk op aarde! Bemerk toch volk van God, dat satan op u niets vermag buiten de toelating Gods. En de Heere zal hem niet toelaten u eenig leed ten verderve te doen. In Hem Die ten hemel inging zijn wij meer dan overwinnaars. Gods gunst bestrale ons. Uit geopende hemelen komen de weldaden voor tijd en eeuwigheid het met Christus’ bloed gekochte volk toe. Zoo wij het recht beseffen mochten wij zouden het weinige van den rechtvaardige beter achten dan den overvloed der goddeloozen. Want de goddeloozen ontvangen wat zij op aarde hebben uit gesloten hemelen. Gods oordeel rust op hen. Vloek en verdoemenis is hun deel. Welhaast zullen de hemelen hun eeuwig gesloten zijn. Och, of de Heere het den onbekeerden zondaar deed verstaan opdat Hij vluchten mocht eer het te laat is, en de wereld verzaken om liever met Gods volk verdrukt te worden, dan de genietingen der zonde te hebben. Want zelfs de verdrukking van het volk Gods zal tot zijn zaligheid dienen. In de verdrukking wil de Heere dikwerf de hemelen openen en de vertroosting Zijn volk niet onthouden, dat welhaast de druk zal verwisseld worden in geluk. Heft dan op uwe hoofden, gij poorten! De Koning is ingegaan! Hij ging Zijn volk voor. Welhaast zult ook gij den loop voleindigd hebben en ingaan in heerlijkheid. Aanschouw de hemelen volk! Daardoor ging Christus heen naar den hemel der hemelen, waar Hij blijft tot den jongsten dag om u met alle de verkorenen des Vaders naar ziel en lichaam in eeuwige heerlijkheid te doen ingaan. In de hemelvaart van Christus heeft Hij de hemelvaart van Zijn volk verworven! De hemelen zullen ook den Zijnen geopend worden en zij zullen eeuwig bij den Heere zijn. Mocht in dien eenigen troost de Heere ons blijmoedig doen dragen alle moeiten en ellenden in dit leven, die welhaast zullen voorbijgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1933

De Saambinder | 4 Pagina's

Hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1933

De Saambinder | 4 Pagina's