Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke rouwklacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke rouwklacht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een eenigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. Zach. 12 : 10b e.v.

De Heilige Geest werkt een krachtdadige overtuiging van de zonde in Gods uitverkorenen. Die Geest gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid en van oordeel. De zaligmakende ontdekking der zonde nu is zeer onderscheiden van een algemeene overtuiging, waardoor de consciëntie wordt ontroerd en met vreeze voor de straf bevangen, doch waarin de ware droefheid voor God, noch het haten en vlieden van de zonde wordt gemist. Zoodra de consciëntie tot eenige rust gekomen is keeren deze algemeen overtuigden tot hun vorig leven terug. Over hen roept de Heere een wee uit. Wee de gerusten te Sion en de zekeren op den berg van Samaria. Zij komen niet tot Christus, om in Hem alleen hun zaligheid te zoeken, doch wagen zich op den zandgrond van hun ingebeelde bevindingen. Ezau is hun een schrikwekkend voorbeeld, die geen plaats des berouws vond, hoewel hij dezelve met tranen zocht. Orpa kleefde voor een tijd Naomi aan; zij zeide: „Wij zullen zekerlijk met u wederkeeren tot uw volk”. En ook zij hief hare stem op en weende wederom. Maar het goed der wereld bekoorde haar meer dan het heil van Gods volk en Orpa kuste hare schoonmoeder, en keerde weder. Och, of wij ons toch recht beproefden.
De zaligmakende overtuiging werkt een droefheid over de zonde en voert de ziel naar Christus heen. ,,Zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben en zullen over Hem rouwklagen”, spreekt de Heere. Wie nimmer tot Christus leerde vluchten hebbe wel toe te zien, al had hij nog zulke zware overtuigingen. Ik heb hen gekend, die in hun bange consciëntiewroeging het vel van handen en voeten wreven. Na een wijle onder Gods volk verkeerd te hebben kregen zij echter de wereld weder lief en zochten zij het gezelschap der openbare vijanden van God en Zijn dienst. Hoe bedrogen zullen zij uitkomen, die van een tijdelijke en gemeene overtuiging hun grond der zaligheid maken. Er is slechts één Naam onder den hemel gegeven door Welken wij moeten zalig worden. Dien Naam te kennen is ons ter zaligheid onmisbaar. En het is het groote werk van den Geest der genade en der gebeden Christus te verheerlijken in Zijn volk.
De gruwel-zonde van Israël was de verwerping van Messias. De Heilige Geest zou in waarachtige bekeering de oogen openen en zij zullen aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben. Want hoewel de Romeinsche krijgsknechten Christus aan het vloekhout nagelden en een hunner Zijn zijde met een speer doorstak, dit alles geschiedde op den eisch der Joden: „Kruist Hem, kruist Hem”. Het was hun schuld. Zij hebben Christus doorstoken. En zij zullen over Hem rouwklagen.
Dit geldt van de Joden niet alleen. De zonden der uitverkorenen eischten den dood van Christus. Op geen andere wijze kan aan Gods recht voldaan worden, dan door den dood van den Zone Gods. De wonden zijn Hem geslagen in het huis Zijner liefhebbers. En dat wordt Gods volk ontdekt. Gods geboden hebben zij met gedachten, woorden en werken overtreden. Elken polsslag maakten zij zich het oordeel des doods waardig. Daarenboven versmaadden zij in de verharding van hun hart de roepstem van Christus in Zijn Evangelie. Zij riepen: „Wijk van ons, aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust”. Zou het hun niet tot schuld worden? Ja, zij zullen rouwklagen over Hem, Dien zij doorstoken hebben, als met de rouwklage over een eenigen zoon en zij zullen bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene''. Deze droefheid geldt niet zoo het lijden van Christus als wel hun zonden, die Hem dat lijden aandeden. De ziele-smart over de zonde is zeer groot. Het ontdekte volk moet met den profeet uitroepen: „O, mijn ingewand, mijn ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn hart maakt getier in mij”. En toch ligt in die zaligmakende overtuiging de weg ter verlossing. Die zich in zulk een ellende leeren kennen en hun zonden beweenen, zullen hun zaligheid en verlossing door het geloof in Christus vinden. Want Hij is om onze overtredingen verwond; om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. O, bitterlijk kermend volk, dat ge met al uw snoode zonden tot Christus leerdet vluchten en in Zijn lijden en dood uwe behoudenis vinden. Hij is doorstoken om de zonden van Zijn volk. Hij deed bloed en water uit Zijn zijde vloeien tot verzoening en reinigmaking uwer ongerechtigheden. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden.
Het aanschouwen van den doorstoken Middelaar doet de zonde kennen in haar God-onteerenden aard. Op welk een ontzettende wijze is Gods toorn tegen de zonde openbaar geworden, toen Hij ze in Zijn eeniggeboren Zoon met den bitteren en smadelijken dood des kruises gestraft heeft! Gods eigen en natuurlijke Zoon heeft in onze menschelijke natuur de helsche pijnen en smarten gedragen, om Zijn volk daarvan eeuwiglijk te verlossen. Hoe is Gods rechtvaardigheid verheerlijkt in Christus. Maar die verheerlijkte gerechtigheid Gods stelt ons ook klaar voor oogen, hoe vreeslijk de zonde is. De Heere Jezus wees op Zichzelf, opdat de schrik des Heeren bewege tot het geloof, zeggende: „Indien dit aan het groene hout geschiedt, wat zal aan het dorre geschieden”. Die nu verwaardigd wordt door verlichting des Heiligen Geestes Christus te aanschouwen, als de Doorstokene, hij krijgt iets te verstaan van de schrikkelijkheid der zonde van het rechtvaardige oordeel Gods, waarin geheel de wereld verdoemelijk is voor Hem. Maar ook anderzijds, het aanschouwen van den doorstoken Immanuël opent voor onze zielen de liefde, waarmede Hij Zijn volk heeft liefgehad, toen Hij voor hen gestorven is, als zij nog vijanden waren. Van nature kennen wij Christus niet, en zijn wij vijanden van Zijn kruis. God de Heilige Geest echter wil den Heere der heerlijkheid in Zijn volk openbaren. Den verslagenen van geest; den doorwonden, die geen uitkomst voor hun schuld en zonden weten; den gansch verlorenen wordt Christus geopenbaard. Zij aanschouwen Hem, in Wien een volle gerechtigheid is, om al de zonde te betalen en een fontein om alle ongerechtigheden te verzoenen. De goddeloozen zullen eens Christus zien tot hun eeuwigen schrik en verdelging in de hel. Maar het door den Geest der genade aan zijn zonde ontdekte volk krijgt den tot in den dood vernederden Immanuël te aanschouwen in dit leven, door het geloof, tot zijne zaligheid en geestelijke blijdschap. O, hoe ruim wordt nu het zalig worden. Met een heilbegeerig hart wendt zich het verslagen volk tot den Doorstokene. Ja, er is een aanschouwen met toeëigening en verzekering des harten, dat Christus niet alleen voor anderen, maar ook voor mij ten volle heeft betaald en alle zonden weggenomen. Ik heb Hem doorstoken, omdat mijn zonde Zijn dood eischte, toen Gods recht de betaling er voor vorderde. Zoo wordt het een aanschouwen van het borgtochtelijke plaatsbekleedende sterven van Christus. Hij doorstoken om ons met God te verzoenen en eeuwig te verlossen van den dood. Het aanschouwen van Christus maakt ons vrij van den vloek der wet, en doet ons de verzoening met God in onze harten ervaren. O, dat wij toch alles verzaken mochten wat buiten Christus is, als gansch ongenoegzaam ter zaligheid. Wij mochten Hem leeren kennen en niet rusten voor wij in Hem gevonden zijn.
Het einde van het hoofdstuk vermeldt de rouwklage van elk geslacht Israëls in het bijzonder. God geeft ieder van Zijn volk eigen schuld en zonden te kennen, en alzoo geleid te worden in een eigen weg en te ontvangen een nieuwen naam, dien niemand kend dan die hem ontvangt.
De rouwklage zal groot zijn, als over een eenigen zoon en over een eerstgeborene. Is er grooter rouw dan bij het verliezen van zijn eengeborene, op wien alle hope stond voor het geslacht? Had de eerstgeborene niet groote liefde en dubbele voorrechten? Welk een groot geschrei was er in Egypte, toen alle eerstgeborenen gedood werden. Zoo zal er een groot geschrei opgaan van hen, die aan hun zonden worden ontdekt, waarmede zij Christus doorstoken hebben. Ja, te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk de rouwklage van Hadadrimmon in het dal Megiddon. In dat dal vloeide het bloed van den godvruchtigen koning Josia. „En gansch Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. En Jeremia maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen over Josia tot op dezen dag”. Het dal Megiddo werd een klaagdal. Met den dood van Josia kwam Israëls ondergang. Zoo nu zal het volk Gods bitterlijk klagen bij het aanschouwen van Christus, Dien zij doorstoken hebben. Zijn dood is echter hun behoudenis, en Hij zal hun droefheid in blijdschap veranderen.
En nu zal elk geslacht in het bijzonder rouwklagen.
Vers 12: „En het land zal rouwklagen, elk geslacht bijzonder; het geslacht van het huis Davids bijzonder en hunlieder vrouwen bijzonder en het geslacht van het huis Nathans bijzonder en hun vrouwen bijzonder''.
Naar Oostersch gebruik weenden en rouwklaagden de vrouwen tezamen, afgezonderd van de mannen. Alzoo zal het nu zijn, zegt de profeet bij de rouwklage van het gansche land. Waar ook op geheel de wereld en in welke tijden Gods volk zal weeklagen. Wie geen vreemdeling van Gods genade bleef, zal kennen de droefheid naar God, die een onberouwelijke bekeering werkt tot zaligheid.
Davids huis is het koninklijk geslacht. Waarschijnlijk wordt met Nathans huis ook op de Koninklijke familie gezien, tenzij de profeet het oog hebben mocht op Nathan, den profeet en door zijn huis de profeten verstaan. En het Vorstelijk huis en de profeten hebben het volk verleid en ten verderve gevoerd. Vorsten, die voor God niet buigen, sleepen hun volken in het verderf. Zij worden in hun kwaad zeer gesteund door de profeten, die het gezicht spreken van hun eigen hart. De waarheid hiervan wordt bevestigd tot op dezen dag.
Nevens Davids en Nathans huis noemt Zacharia de priesterstam.
Vers 13: „Het geslacht van het huis Levi bijzonder en hun vrouwen bijzonder; het geslacht van Simei bijzonder en hun vrouwen bijzonder”.
De priesterschaar heeft door de verloochening van de kracht der offeranden Israël tot wettische dienstbaarheid gebracht en het hart des volks voor Christus toegesloten. Toen Hij kwam, om Zich voor Zijn volk te offeren, hebben zij Hem doorstoken. Uit Simei waren de Schriftgeleerden; hun taak was de Schriften te verklaren. Maar zij verdraaiden Gods getuigenis en waren oorzaak van de onrechtvaardige veroordeeling van Christus.
Ja de rouwklage zal van allen worden aangeheven over wie de Geest der genade en der gebeden wordt uitgestort.
Vers 14: „Al de overige geslachten, elk geslacht bijzonder en hunlieder vrouwen bijzonder''.
Vorsten, profeten, priesters, schriftgeleerden, maar ook het gemeene volk zal met smart en rouw worden vervuld. Och, of de tijd kwame, dat Israël tot den Heere wederkeeren mocht; dat de verharde Jood voor Abrahams God de knie mocht buigen. Och, of onze vorsten en raadslieden, leeraren en volk, die nu Christus verloochenen en kruisigen tot Hem met bittere rouwklagen over de zonden komen mochten. Ons volk heeft zich met zijne oversten afgewend van God en Christus. Het wandelt naar het goeddunken van zijn eigen hart en werkt zijn ondergang. De bange dagen, die wij beleven, mochten onze oogen openen en ons vernederen eer het te laat is. O, hoe zouden wij toch rouw bedrijven, zoo wij onze zonden mochten leeren kennen. Wij doorsteken Christus. De gruwelijkste atheïsterij is tot alle standen doorgedrongen. Kust den Zoon opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat.
Weent en klaagt, volk van God, over uwe doorwondingen van uw Immanuël. Elke zonde is een doorsteken van Hem. De Heere doe ons de zonde meer en meer haten en vlieden. Laat uwe ziele rouw bedrijven over den verren afstand, die tusschen u en den Heere is, opdat gij in het bloed des Lams verzoening en vrede vondt en het ons goed zjj nabij God te wezen. De Heere verootmoedige Zijn volk opdat het Zijn getuige zij in een wereld, die in het booze ligt. De wereld danst en springt en voetbalt en viert feest. O volk van God, trek uw rouwkleederen aan. De dag der wrake komt. Waakt dan en bidt, opdat gij zijn moogt als die dienstknecht, die welgelukzalig gesproken wordt, welken, zijn heer komende, vindt alzoo doende.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1934

De Saambinder | 4 Pagina's

Geestelijke rouwklacht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1934

De Saambinder | 4 Pagina's