Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontheffing der verdoemenis in Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontheffing der verdoemenis in Christus.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zoo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest.
Rom. 8 : 1.

De Apostel beschrijft het groote voorrecht van de uitverkorenen in Christus. Ook zij zijn in Adam der verdoemenis onderworpen. Maar in Christus is voor hen ontheffing. Onze tekst bepaalt ons nu

bij den Middelaar in Wien die ontheffing geschonken wordt.

Voor degenen, die in Christus Jezus zijn is er geen verdoemenis. Op twee zaken hebben wij in deze woorden nauwkeurig acht te geven, daarop n.l.
a. dat in den Heere Christus Jezus alleen verlossing uit den doemstaat is; en
b. dat die verlossing zij alleen deelachtig worden, die in Hem zijn.
Hemel en aarde vermochten niet de verlossing uit den staat der verdoemenis te bewerken. Gods gerechtigheid moest voldaan; en die voldoening konden engelen noch menschen geven. Gods recht eischte, dat de menschelijke natuur, die gezondigd heeft voor de zonde betale. Geen engel kon als borg optreden voor de menschen. En de gevallen mensch zelf vermag geen kwadrantpenninig af te wegen. Daarenboven kan geen bloot schepsel den last van den toorn Gods dragen en anderen daarvan verlossen. Een bloot schepsel zou, indien het al als borg optreden zou, eeuwig moeten lijden onder den eeuwigen toorn, en dus nimmer kunnen voldoen, en zeggen: Het is volbracht. Om de volkomen voldoening te geven, moest zulk een Middelaar komen, Die tezamen waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch is. Hij moest waarachtig mensch zijn, d.w.z. Hij moest ziel en lichaam hebben en behooren tot ons menschelijk geslacht. Gods gerechtigheid eischte, dat de menschelijke natuur die gezondigd heeft voor de zonde betaalde. Indien deze Middelaar niet tot het geslacht van Adam behoorde kon Adams zonde Hem niet toegerekend worden en vermocht Hij ze dan ook niet weg te dragen. Daarop kwam het aan, dat deze Middelaar het ware zaad Davids ware naar het vleesch; het zaad van Maria; onzer een. Geen Zaligmaker der Wederdoopers kan Adams nakomelingen behouden, wijl de Wederdoopers loochenen dat Christus is het ware zaad van Maria. De Middelaar moest zijn waarachtig mensch, tot ons geslacht behoorend, en tevens rechtvaardig mensch. Zoo Hij Zelf zonde had gehad. Hij had voor anderen niet kunnen betalen.
Doch niet alleen moest die Middelaar mensch zijn; Hij moest ook God wezen. Alleen zoo de waarachtige God, Die lijden noch sterven kan, in de menschelijke natuur in den dood ging, ware in een kortstondig lijden een eeuwige gerechtigheid op te brengen.
Welnu de Heere Jezus is waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch. Wij hebben in dezen niet te twijfelen. God-drieëenig heeft getuigenis dienaangaande gegeven. God de Vader heeft het van den hemel uitgeroepen: Deze is Mijn geliefde Zoon. God de Zoon heeft het Zelf getuigd, in Zijn omwandeling op aarde, en wel zoo klaar, dat de Joden Hem er om wilden steenigen en Kajafas Hem om dat getuigenis ter dood veroordeelde. En God de Heilige Geest sprak van Christus als de Zoon des levenden Gods, zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Hij is niet alleen als kind geboren, maar ook de gegeven Zoon, Jes. 9 : 5. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. In deze zaak van groot gewicht voor de verlossing van zondaren, hebben wij het getuigenis der drie Personen. Hoe is het mogelijk, dat er nog een mensch is, die de Godheid van Christus loochent, waar wij zulke onwedersprekelijke getuigenissen hebben! En niet minder is het getuigenis van de ware menschwording van Christus. Hij is den mensch gelijk geworden, waarachtiglijk aannemende eene ware menschelijke natuur, met al hare zwakheden (uitgenomen de zonde) ontvangen zijnde in het lichaam der gelukzalige maagd Maria door de kracht des Heiligen Geestes, zonder mans toedoen. En heeft niet alleen de menschelijke natuur aangenomen, zooveel het lichaam aangaat, maar ook een ware menschelijke ziel, opdat Hij een waar mensch zoude zijn. .... Daarom belijden wij (tegen de ketterij der Wederdoopers, die loochenen, dat Christus menschelijk vleesch van zijn moeder aangenomen heeft), dat Christus is deelachtig geworden des vleesches en des bloeds der kinderen; dat Hij een vrucht der lendenen Davids is, naar het vleesch; geworden uit het zaad Davids naar het vleesch; een vrucht des buiks van Maria; geworden uit een vrouwe; een spruite Davids; een scheut uit de wortelen van Jesse; gesproten uit het geslacht van Juda; afkomstig van de Joden, naar het vleesch; uit het zaad Abrahams, aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams, en is Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde; alzoo dat Hij in der waarheid onze Immanuël is, dat is: „God met ons". (Art. 18, Ned. Gel. Bel.).
Hij alleen is bekwaam tot het groote werk van de verlossing van doemwaardige zondaren. Buiten Hem is er geen verlossing. „Ik zag toe (zegt de Heere) en er was niemand, die hielp; en Ik ontzette Mij en er was niemand, die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt en Mijne grimmigheid heeft Mij ondersteund". Christus heeft de pers alleen getreden en daar was niemand van de volkeren met Hem. O, zoo wij Christus missen, voorwaar wij missen alles. Wie zijn hope op iets buiten Christus stelt, zal gewis bedrogen uitkomen. Hij alleen is bekwaam om van de eeuwige verdoemenis te verlossen. En Hij heeft die verlossing teweeggebracht, door volkomen voldoening en eeuwige overwinning. Gods eeuwigen toorn droeg Hij; dien ongedeelden toorn tegen de zonde van het menschelijk geslacht. Hij betaalde al de schuld en zonden Zijner uitverkorenen. Hij ontwapende de wet van haren vloek. Hij vertrad satans kop. Hij volbracht het gansche werk, dat geeischt werd om de verdoemenis weg te nemen, voor Zijn uitverkorenen. Daartoe had Hij Zich van eeuwigheid gegeven aan Zijnen Vader. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Het Lam is geslacht van de grondlegging der wereld. En Hij kwam in den tijd en volvoerde al hetgeen op Zijne hand gezet was. O, er blijft geen twijfel over, aangaande het volmaakte Borgwerk van Christus. De Vader Zelf heeft het betuigd, dat de verzoening Hem welgevallig was en aan de eischen van het recht volkomen voldaan was. Die betuiging ligt in de opwekking van Christus uit den dood. Hij is opgestaan door eigen kracht; maar ook Hij is opgewekt door Zijnen Vader. En in die opwekking heeft de Vader Christus gerechtvaardigd. Hij is gerechtvaardigd in den Geest. En in Hem is al Zijn volk gerechtvaardigd. De uitverkorenen zijn in Hem gestorven en in Hem opgewekt en met Hem gezet in den hemel. Zoo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezu zijn. Hij, Hij alleen is de volkomen grond der behoudenis van verloren zondaren. Al waren onze zonden als scharlaken en karmozijn. Hij heeft een eeuwige gerechtigheid en neemt de schuld en zonden weg van de Zijnen. O, dat wij die volle verlossing in Christus mochten vinden door het geloof. Ontdekte zielen, die met uwe zonden beladen, geen verlossing in geheel de wereld vinden kunt; wien alles toeroept: bij mij is het niet, in Christus is ontkoming. O, dat uw oog op Hem mocht geslagen zijn. Al veroordeelt u de wet en al getuigt uw eigen consciëntie, dat gij tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen van dezelve gehouden hebt, en al gevoelt gij dat gij van dag tot dag de schuld meerder maakt en geen kwadrantpenning hebt om te voldoen, het staat Hem niet in den weg. Die gekomen is om zondaren zalig te maken. Voor Hem is niemand te slecht; voor Hem niet één mensch te schuldig. Hij noodigt hen die geen geld hebben om te koopen en te eten; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Zoekt Hem, volk van God. Jaagt er naar om in Hem gevonden te worden, niet hebbend uwe gerechtigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof (Phil. 3). Zij toch verkregen ontheffing van de verdoemenis,

die in Christus Jezus zijn.

Wij moeten in Hem zijn; in Hem gerekend zijn en ingeplant. Hij toch is niet gekomen voor alle menschen. Al is in Hem een overvloedige gerechtigheid voor allen. Hij is Borg geworden alleen voor degenen, die Hem van den Vader gegeven zijn. Die zijn in Hem van eeuwigheid. Zij zijn in Hem, dewijl zij zijn in Hem uitverkoren. Zij zijn in Hem als hun Verbondshoofd, toen Hij het verbond der verlossing en genade sloot; toen zijn de uitverkorenen in Hem gerekend. Zij waren in Hem toen Hij leed en stierf en hun zonden voldeed. Zij zijn in Hem in den hemel. De vereeniging tusschen Christus en Zijn uitverkorenen is van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Hoewel echter al de uitverkorenen des Vaders in Christus zijn, als hun representeerend Hoofd, toch zijn zij van nature niet dadelijk in Hem. Van nature zijn zij in Adam; der verdoemenis onderworpen. Zij worden in den tijd van Gods welbehagen in Christus ingeplant. God de Heilige Geest snijdt hen af uit Adam en plant hen over in Christus. Zoo wij dit werk des Heiligen Geestes niet kennen, zijn wij niet waarlijk in Christus en liggen wij nog in den staat der verdoemenis. Het is een vraag van de allergrootste beteekenis, of wij in Christus zijn. Noch onze geboorte uit Godvruchtige ouders; noch onze doop; noch onze belijdenis; noch ons Avondmaal gaan kan ons in Christus inplanten. Alleen het wederbarend werk des Heiligen Geestes plant ons in Hem over. Dat geschiedt in de levendmaking, door het zaligmakend geloof, dat een gave Gods is. Het is het groote voorrecht van Gods volk. Daarom zal, hoe zwaar de strijd ook worden moge, dat volk niet omkomen. In Christus hebben zij een verberging tegen den wind en een schuilplaats tegen den yloed. De Heere staat voor Zijn werk in. En door de oefeningen van het geloof, krijgt Gods volk meer en meer de ruste in Christus en de verzekering van hun ontheffing van het oordeel der verdoemenis. Daarover een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1935

De Saambinder | 4 Pagina's

Ontheffing der verdoemenis in Christus.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1935

De Saambinder | 4 Pagina's