Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Immanuël.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Immanuël.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teeken geven: Ziet, eene maagd zal zwanger worden, en zij zal eenen Zoon baren, en Zijnen naam Immanuël heeten. Jes. 7 : 14.

II.
In de profetie van Immanuël ligt dus klaar een veroordeeling van Achaz; een verwerping; een val van allen, die tegen Hem zich verharden door hun ongeloof en aan wie de genade des geloofs naar Gods rechtvaardig oordeel onthouden wordt.
Anderzijds echter wordt Christus beloofd tot zaligheid van den gevallen, doch uitverkoren zondaar. Hij, Die waarachtig God is en blijft, Die was eer Hij kwam, werd mensch. Hij is Immanuël, d.i. God met ons. Bij Zijne geboorte is Jesaja's woord vervuld. Het Evangelie van Mattheus betuigt het ons (1 : 22, 23): En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: "Ziet de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren en gij zult Zijn Naam heten Immanuël, hetwelk is overgezet zijnde: God met ons". Deze naam wijst er dus op dat de Geborene in Bethlehems stal twee naturen heeft. Hij, Die in de kribbe nederligt is God en mensch. Waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch.
Hij heeft de ware menschelijke natuur aangenomen. Waarachtig mensch te zijn houdt deze beide zaken in, dat Hij ziel en lichaam aannam en dat Hij behoorde naar Zijne menschheid tot het geslacht van Adam. Zonder beide ziel en lichaam te hebben zou Hij toch geen waar mensch zijn. God heeft den mensch met ziel en lichaam geschapen en elk mensch, hetzij zwarte of blanke heeft beide ziel en lichaam. Maar ook moest Christus de ware menschelijke natuur aannemen uit de menschen. Ziet, een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren. De Heere heeft Zijn menschelijke natuur niet medegebracht uit den hemel. Geen nieuwe menschelijke natuur is voor Hem door God geformeerd. Hij is niet door Maria heengegaan gelijk water loopt door een goot. Dan ware Hij niet het vleesch en bloed van Maria en dus niet mensch uit de menschen. En dat juist houdt het in dat Christus waarachtig mensch geworden is, dat Hij behoort tot ons menschelijk geslacht, ontvangen in het lichaam der gelukzalige maagd Maria, door de kracht des Heiligen Geestes, zonder 's mans toedoen. „Daarom belijden wij (tegen de ketterij der Wederdoopers, die loochenen dat Christus menschelijk vleesch van Zijn moeder aangenomen heeft) dat Hij een vrucht der lendenen Davids is, naar het vleesch; geworden uit het zaad Davids naar het vleesch; een vrucht des buiks van Maria; geworden uit een vrouw, een spruite Davids; een scheut uit den wortel van Jesse; gesproten uit het geslacht van Juda; afkomstig van de Joden naar het vleesch; uit het zaad Abrahams, aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams, en is Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde". (Ned. Gel. Bel. Art. 18). Waarachtig mensch dus is Christus geworden, met ziel en lichaam, behoorende tot het geslachte Adams. En toch bui­ten de toerekening van Adams zonde. Hij is rechtvaardig mensch, dat wil zeggen, zonder zonde; zonder erf- en zonder dadelijke zonde. Alzoo is Hij in der waarheid Immanuël, dat is. God met ons.
Hij moest waarachtig God zijn. Geen bloot schepsel was in staat den last van Gods eeuwigen toorn tegen de zonde te dragen en anderen daarvan te verlossen. Ware de Middelaar alleenlijk rechtvaardig mensch. Hij had eeuwig moeten lijden; nooit ware het recht van God voldaan geworden; nooit de schuld afbetaald, noch de kwitantie van voldoening gegeven. Neen, een bloot schepsel kon niet verlossen. In een kortstondig lijden moest de eeuwige straf worden weggenomen en dat vernacht Hij alleen. Die waarachtig en eeuwig God is. Hij schonk aan Zijn lijden en sterven een eeuwige waardij. Zoo groot is de verlossing der uitverkorenen, dat God alleen die vermocht te werken. De zondaar wordt door God met God verzoend. Immanuël vermocht dit werk te volbrengen. Hij is des Vaders Knecht, om Zijnen wil te doen in 't zaligmaken van Zijn volk. Daarenboven heeft Hij door Zijne Godheid de aangenomen menschelijke natuur ondersteund, dat deze den toorn Gods doordragen kon, en niet bezweek al werd Zijn zweet als groote droppelen bloeds, die op de aarde afliepen. Den drinkbeker heeft Hij tot den laatsten droppel gedronken; tot Hij heeft uitgeroepen: „Het is volbracht". Daartoe moest Hij waarachtig God zijn.
Als God echter kon Hij niet lijden en sterven. Hij vioest mitsdien ook mensch zijn. De menschelijke natuur moest Hij aannemen, ook omdat Gods gerechtigheid vorderde, dat die natuur voor de zonde betaalde, die de zonde bedreven heeft. Aan geen ander schepsel kon God de zonde straffen. Alleen zulk een Middelaar kon verlossen. Die beide naturen vereenigde tot de eenheid van Zijn Persoon. De menschelijke natuur moest mitsdien in de allernauwste vereeniging met de Godheid gebracht. Daarom moest Deze zonder zonde zijn. Ook zou, indien Hij zonde gehad had, deze Middelaar voor anderen niet kunnen betalen. Hij zou voor zichzelf hebben moeten lijden.
Het kan dan ook voor ieder klaar zijn, dat alleen Immanuël „God met ons", de verlossing van gevallen zondaren kon teweegbrengen. Hij vermocht aan Gods recht te voldoen, de wet van haren vloek te ontwapenen; satans kop te vertreden; de zonde te ontkrachten, in één woord: verlossing teweeg te brengen. Deze Immanuël is geboren in Bethlehems stal. Hij ligt als Kindeke neder in doeken gewonden, in de kribbe. Hij is tevens „God uit God; Licht uit Licht; waarachtig God uit waarachtig God". De Vader roept het van den hemel: „Deze is Mijn geliefde Zoon". Hij Zelf getuigt het bij herhaling, dat Hij de Zone Gods is. En de Heilige Geest heeft het beschreven, beide in het Oude en Nieuwe Testament: Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. Er blijft geen twijfel. De Drieeenige God, Vader, Zoon en Heilige Geest hebben het getuigd, dat Hij is Gods eeuwige, eigen en natuurlijke Zoon.
O, onbevattelijk wonder, God geopenbaard in het vleesch. Hij de God der goden, geboren uit Maria; Hij, de Heere der heeren ligt neder in een kribbe. Een maagd is zwanger geworden en zij baarde haren eerstgeboren Zoon. De profetie is vervuld. God heeft ze vervuld. Zelfs de machtigsten der aarde hebben tot die vervulling moeten dienen. Een gebod is uitgegaan van Keizer Augustus, dat geheel de wereld beschreven zou worden. En dat gebod dwingt de zwangere maagd op te trekken van het in het Noorden des lands gelegen Nazareth, naar Bethlehem, de stad Davids. Door dat gebod staat het in de rollen van Israels geslacht opgeteekend: Maria, uit den zade Davids en uit haar Davids grooten Zoon, Immanuël.
Zie, in de kribbe, in een beestenstal, de Verlosser der uitverkorenen. Buiten Hem is er geen behoudenis. Voorwaar, die Christus mist, mist alles wat ter zaligheid noodig is. Onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; onze boetedoeningen kunnen Gods recht niet voldoen; onze tranen, gebeden, bevindingen, zijn geen grond om op te steunen. Wij moeten een Borg voor onze schuld hebben. En die Borg is alleen Immanuël. Hij behoudt van het verderf. In Hem is het vermogen de grootste der zondaren te verlossen. Wie nooit door het geloof Hem leerde kennen zal eenmaal - de straffe zijner ongerechtigheden dragen. O, ik bid u, handel niet lichtvaardig met uw onsterfelijke ziele. Het gaat op de eeuwigheid aan. Nog een weinig en wij staan voor de poorten des doods. En zoo wij dan geen deel aan Christus hebben, wat zal ons dan kunnen redden. Over al het onze zal het oordeel worden geveld: Te licht bevonden. Te laat! Voor eeuwig te laat! Zullen de oogen van hen opengaan, die zich verlieten op de zandgronden buiten Christus, en wier harten voor Hem gesloten bleven, gelijk de herberg in Bethlehem gesloten werd voor Hem. O, onbekeerde Kerstfeestvierder, opene God uwe oogen. Bereide de Heere plaats voor Zichzelf in u. Worde het eens nog Kerstfeest voor u. Gij zijt in het heden der genade nog. Het is nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. Dat uw hart geopend werd voor Immanuël. Hij herstelt Zijn volk in Gods gemeenschap, en behoudt het van het eeuwig verderf. Hoe groot de zonden Zijns volks zijn, voor Hem zijn zij niet te groot. De kloof, die in Adams val geslagen is, heeft Hij geheeld. Zijn Naam is Immanuël: God met ons. Hij is Immanuël. En Zijn werk is het werk van Immanuël, n.l. in Gods gemeenschap herstellen.
Dat werk verheerlijkt Hij in Zijn uitverkorenen. In het stondeke Zijns welbehagens rukt Hij hen uit het verderf der zonde en stelt Hij hen in een verzoende betrekking met God. En Hij leert hen verstaan uit welken grooten nood en dood zij zijn verlost door Hem.
Hij ontdekt hen aan de breuke, die door de zonde is geslagen, en doet hen gevoelen den toorn Gods, die op hen rust, en op hen rechtvaardig eeuwig branden moest. De banden des doods en de angsten der hel treffen hen. Hun nachten brengen zij door met klagen. O, er is geen uitkomst! Waar hun ziel zich keert er is geen verlossing. De bloedwreker jaagt hen dag en nacht. Hunne verkwikking is in droefenis. Er is geen ruste. De schuld moet betaald en zij hebben geen kwadrantpenning. Zij worden ten einde raad. Hun ziele-bezwijkt. Is er dan geen uitkomst voor dat volk? Gewis, er is hulpe besteld bij een Held, Die verlossen kan. In die kloof tusschen God en u, volk, stond eens Immanuël. Hij heeft de scheiding veeggenomen. O, dat uw oog eens geopend werd voor Hem, Die nederlag in de kribbe. Hij is Immanuël. Komt gij bedrukten, door onweder voortgedrevenen, ongetroosten; de Heere zal uw steenen gansch sierlijk leggen en u op saffieren grondvesten. Och, of het u gegeven werd tot Immanuël te vluchten bij Wien uitkomsten zijn zelfs tegen den dood.
O, staat toch niet van verre. Wordt het omzwerven buiten Hem toch moede. Werd Hij u dierbaar; mocht gij in Hem zien wat alleen behouden kan; schonk Hij u Zijn beloftenissen; zie, een maagd is zwanger geworden. Zij heeft een Zoon gebaard. De profetie is vervuld. Kerstfeest is het feest der vervulling. Zoo moge het ook u worden, in de dadelijke toeëigening van Christus door het geloof, opdat de scheiding worde weggenomen, welke gij steeds in uw ziele nog gevoelt. De schuld is voldaan. Hoe lang nog, zal uw ziele onder den donder van Sinaï verkeeren? Hoe lang nog, zal het ongeloof u binden? Door Immanuël mocht gij ingaan in Gods zalige gemeenschap; met God verzoend en de aanneming tot kinderen verkrijgende.
De Heere wekke u op om van Immanuël te getuigen, en van Zijn verlossing te zingen, Hem eere gevend. De herders maakten alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeke gezegd was. Verlevendige de Heere onze harten, volk van Immanuël om alzoo van dit Kindeke te getuigen.
Trekken donkere wolken over onze ziele heen; zijn er verbergingen des Heeren om der zonde wil; de getrouwe Immanuël doe ons bij vernieuwing des Vaders aangezicht aanschouwen. Zijn aangezicht heeft vroolijkheid en licht voor de oprechten van harte. Heft uwe hoofden op, gij poorten! ja heft op, gij eeuwige deuren! de deuren onzer harten worden geopend, opdat de Koning der eere inga. Hij verheuge onze harten en verheffe Zich in de bediening Zijner genade in ons. Hij is Immanuël: God met ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1935

De Saambinder | 4 Pagina's

Immanuël.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1935

De Saambinder | 4 Pagina's