Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Historie van Gods Kerk.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHOTLAND.

VII.

Voortgaande vervolging. Neen, dat hadden de vijanden van Gods Kerk niet gedacht. Hoe bitter werden zij teleurgesteld. Was Hamilton weg, de ketterij zou ophouden. Rome's kerk zou zegevieren. Het volk zou weldra de kettersche leeringen vergeten zijn en weerkeeren tot de heilige moederkerk. Zoo dachten Rome's afgodendienaars.
Maar het tegendeel bleek. Neen, nooit zal de leugen des satans het winnen van de Waarheid Gods. De Waarheid kan door het vuur der vervolging niet worden verbrand, zelfs niet worden gestuit; zij kan door de wateren der verdrukking niet worden weggespoeld. Hoort, wat John Knux getuigde: „Op het oogenblik, waarop wreede wolven hunne prooi (n.l. Patrick Hamilton) dachten verslonden te hebben, werden zij door eene groote menigte omringd, die hun rekenschap afvroeg van het door hen gestorte bloed". Het volk riep des te meer om de reine leer des Evangelies. Men verachtte en verwierp de schadelijke en schandelijke misbruiken van de roomsche kerk. Het getal dergenen, die het Woord Gods aannamen, nam geduriglijk toe.
Maar met de verbreiding der „kettersche" leer groeide ook de haat en de woede van Rome's dienaren. Strafoefeningen en bannissementen namen toe, maar waren niet in staat de kracht der Waarheid te bedwingen. God had grooter dingen voor Schotland weggelegd.
Een der heftigste vervolgers was de tot kardinaal verheven David Beaton, die aan het hof van Frankrijk geen onbekende was. Schotland moest onvoorwaardelijk aan den pauselijken stoel geknecht blijven. En nu zocht paus Paulus III een man, die hem daartoe behulpzaam zou zijn. Hij vond dezen in bovengenoemden Beaton, een man, begaafd met een schrander vernuft en vervuld met ontembare ijverzucht voor den pauselijken stoel. Acht jaren lang heeft hij met onverdroten ijver gearbeid om de macht des pausen volkomen te bevestigen over het Schotsche volk met vernietiging van alle vrijheid. Voor geen enkelen maatregel, hoe wreed ook, deinsde hij terug. De brandstapels rookten. Velen werden verbannen en hunne goederen verbeurd verklaard. Het was onder de tirannie van dezen Beaton, dat George Wishart, de voorlooper van John Knox, 1 Maart 1546 levend verbrand werd.
Wishart, uit een adellijk geslacht geboren, was door God tot de kennis der Waarheid gebracht, en kwam in 1544 uit Engeland naar Schotland om het Evangelie der zaligheid te verkondigen. Hij was een beminnelijk persoon, zachtmoedig, met veel kennis en veel gave bedeeld. Hoe werd het Schotsche volk ontroerd en bewogen, als hij met vuur den Romeiner-brief uitlegde en verklaarde en daaruit bewees de vrije rechtvaardigmaking eens zondaars uit louter genade, alleen op grond van de bloedgerechtigheid van Christus. Tegenover zijne vijanden verklaarde hij: „God is mijn getuige, dat ik niet gekomen ben, om onrust in dit land te brengen, maar vrede. Maar weest verzekerd, dat als gij het Woord Gods verwerpt, dit u in veel onrust brengen zal. Met gevaar mijns levens heb ik ook u het Woord der zaligheid verkondigd. Bekeert u tot God, want Hij is vol van genade. Maar zoo niet, weet dan, dat Hij u gewisselijk met het vuur Zijns toorns zal bezoeken".
Schotlands grootste Hervormer, John Knox, kwam onder de prediking van Wishart en kende zich weldra zeer nauw aan hem verbonden. Hij werd zijn geliefde discipel. Met welk een groot genoegen hoorde hij zijne redenen. Hoe was hij gesteld op het onderwijs, dat Wishart hem gaf in de Waarheid. Maar de zoete omgang tusschen deze twee vrienden zou niet lang duren, zou weldra worden gestoord. Wishart was het zich bewust, dat hij spoedig zijnen loop zou hebben volbracht, den goeden strijd zou hebben gestreden en geroepen zou worden zijne leer, die hij verkondigd had, met zijn bloed te bevestigen.
Deze getrouwe getuige moest worden verdaan van de aarde. Zulks had de heerschzuchtige kardinaal Beaton reeds lang besloten. Rome dorstte naar het bloed van dezen krachtigen belijder. Heel in het begin van het jaar 1546 predikte hij voor het laatst in het graafschap Haddington in de stad Lathian. Hij vermaande zeer ernstig tot lijdzaamheid onder het kruis, en tot de betrachting van de ware vreeze Gods. Daarop nam hij afscheid van zijn bijzonderste vrienden, om zich dan te begeven naar de woning van den Lord van Ormiston, buiten de stad gelegen en die hem uitgenoodigd had bij hem te overnachten. Knox wilde zijnen lieven meester en dierbaren vriend vergezellen. Hij kon hem niet verlaten. Maar Wishart liet zulks niet toe. Bewust van zijn naderend einde sprak hij deze merkwaardige woorden tot Knox: „Neen, keer terug tot uwe leerlingen en God zegene u. Eén is genoeg voor de offerande". Eer hij zich ter ruste begaf in het huis van den Lord, verzocht Wishart den 51-sten Psalm te lezen, waarvan deze woorden in het bijzonder zijne ziel verkwikten: „Wees mij genadig, o God, naar Uwe goedertierenheid". Weldra zou zijn einde naderen.
Maar in dienzelfden nacht werd het huis van den Lord omsingeld door eene groote bende gewapende mannen. Rome had zich opgemaakt zijn prooi te bemachtigen. Onder de meest stellige belofte van den graaf van Bothwel werd aan Lord Ormiston de verzekering gegeven, dat aan zijn gast niet het minste leed zou gedaan worden. Maar wie kan bouwen op beloften door Rome gedaan? Het verbreekt even spoedig de heiligste eeden, die het gedaan heeft. Wishart werd overgeleverd in de handen van zijn bloedgierige vijanden, aan wier hoofd stond de grimmige kardinaal Beaton. Er werd haast gemaakt. Na een kort, pijnlijk verhoor, waarin Wishart op de gruwzaamste wijze werd bespot en gelasterd, werd hij tot den brandstapel veroordeeld. De kardinaal wilde zelf van de uitvoering van dat vonnis getuige zijn, om zich te verlustigen in de gruwzame smarten van dezen kloeken Hervormer. Zijn laatste korte prediking deed hij tot het volk op het schavot, waar een groote brandstapel was opgericht. „Met groote blijdschap", zoo sprak hij, „geef ik mijn leven ter wille van Christus. Laten de smarten, die ik ondergaan zal, u niet afschrikken, dat gij het goede Woord Gods zoudt verlaten. Hebt het lief als het middel tot uwe zaligheid. Lijdt alles geduldig en met blijdschap. Het zijn geen fabelen, die ik u geleerd heb, maar het is het ware Evangelie. God roept mij om door de vlammen te worden verteerd. Ik vrees ze niet. Nog heden zal ik met mijnen Zaligmaker Jezus Christus aanzitten aan de bruiloft des Lams".
Alzoo werd Wishart op den brandstapel geleid. De beul stak het vuur aan. Toen de vlammen den bloedgetuige omgaven, riep hij uit: „Dat doet pijn aan het lichaam, maar niet aan de ziel". En toen hij daarna den kardinaal Beaton voor het open venster van het kasteel zag staan, zich verlustigend in den dood van zijn slachtoffer, klonk nog eenmaal de stem van Schotlands Hervormer uit het midden des vuurs: „Hij, die van die verhevene plaats met welgevallen op mij ziet, zal over weinige dagen op deze zelfde plaats uitgestrekt worden met evenveel schande als men hem nu in zijne hoogmoedige houding ziet".
Nauwelijks twee maanden later werd dit woord bevestigd, als wanneer de kardinaal Beaton op rampzalige wijze werd omgebracht op diezelfde plaats.
Alzoo stierf Schotlands tweede Hervormer, voorlooper van John Knox, ingaande in de rust, die overblijft voor het volk Gods....
Dezen, die bekleed zijn met lange witte kleederen, wie zijn zij en van waar zijn zij gekomen ?
Dezen zijn het, die uit de groote verdrukking komen, en zij hebben hunne lange kleederen gewasschen en wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij vóór den troon Gods, en dienen Hem dag en nacht in Zijnen tempel; en Die op den troon zit zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch eenige hitte. Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal ze weiden en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1936

De Saambinder | 4 Pagina's

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1936

De Saambinder | 4 Pagina's