Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, het rijsje uit Isaï’s tronk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, het rijsje uit Isaï’s tronk.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want er zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï; en een scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen. Jes. 11:1.

II.
Jesaja's profetie van bet rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï bepaalt ons in de tweede plaats
bij de diepe vernedering van Christus.
De geboorte uit Maria, op zichzelf beschouwd, is de bekwaammaking tot het Middelaarsambt. De Middelaar moest zijn waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch. Hij was en bleef God. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. Maar Hij werd mensch. Het lichaam is Hem van den Vader toebereid. Van eeuwigheid is Hij gezalfd wat betreft Zijne verordineering; in den tijd is Hij bekwaamgemaakt door de aanneming van onze menschelijke natuur.
Maar h o e is Hij geboren. Die als Middelaar is de Koning der koningen en de Heere aller heeren? Hoe is Hij voortgebracht, voor Wien geen aardsch paleis heerlijk genoeg was, om Hem te ontvangen? Hij is gekomen in zulk een diepe vernedering, dat Hij een spruit werd uit den afgehouwen tronk van Isaï en een scheut uit zijne wortelen. Gods eigen en natuurlijke Zoon, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, is mensch geworden. Hij was en is en blijft God, bovenal te prijzen in der eeuwigheid. Maar Hij heeft Zijne Goddelijke heerlijkheid verborgen achter het voorhangsel der menschelijke natuur, ja zelfs in die menschelijke natuur het gebruik Zijner eeuwige deugden afgelegd. Hij was en bleef de Almachtige en Hij werd geboren in diepste afhankelijkheid. Hij was en bleef deze God, Wiens is de hemel en de aarde en Hij lag neder in diepste armoede. Hij, Die rijk was, is arm geworden om der wille van Zijn volk, dat arm was en met schuld en zonden beladen. Hem was en bleef als God de heerlijkheid bij den Vader; de engelen aanbaden Hem en zongen Zijnen lof en zie. Hij daalt in zulk eene vernedering, dat Hij als de Spruit en Scheut uit den afgehouwen tronk van Isaï, een verachting der wereld wordt. Voor Hem is geen plaats in de herberg te Bethlehem. Er staat niet, dat in die herberg geen plaats was, maar voor henlieden, voor Jozef en voor Maria onder wier hart Christus naar het vleesch gedragen wordt; voor den Koning Sions is in de herberg geen plaats. Hij heeft ons vleesch en bloed aangenomen in een beestenstal en is nedergelegd in doeken gewonden en in de kribbe, als een zwakke en tedere spruit uit Isaï's tronk. Die diepe vernedering van Christus wordt in Jesaja's profetie aangekondigd en deze profetie is vervuld in het Kerst-wonder. Die diepe vernedering van den Middelaar was noodzakelijk, om Zijn volk te redden van het verderf, waarin het zich door erf- en dadelijke zonden had gestort. Deze vernedering was er eene tot den dood. In de geboorte in den beestenstal en in het nederleggen in doeken gewonden en in de kribbe wordt de beloofde Messias reeds in de wereld ingedragen als de Borg en Middelaar Zijns volks, die het koopen zal met den prijs van Zijn bloed dn den dood des kruises. Op geen andere wijze kan aan het door de zonde geschonden recht Gods voldaan worden, dan door de vernedering van Hem, Die reeds van eeuwigheid met Zijn hart Borg geworden is voor de uitverkorenen. De diepe vernedering van den Zone God is het onbevattelijke wonder van Gods eeuwige liefde. God de Vader gaf Hem, Zijn eengeboren Zoon; God de Heilige Geest wrocht Zijn menschelijke natuur uit Maria; God de Zoon gaf Zichzelf uit eeuwige, loutere liefde tot de Zijnen.
Deze Spruit is de volkomen Zaligmaker. Hij alleen redt van den dood en buiten Hem is er geen zaligheid. O, hoe zullen allen bedrogen uitkomen, die Christus missen! Hij is gezet tot een val van velen. Noch onze goede werken; noch ons godsdienstig leven; noch onze tranen en aandoeningen kunnen Gods recht voldoen. Zal het wel met ons zijn, dan moeten wij een Borg voor onze schuld door het geloof verkrijgen. Och, of de Heere ons alles verzaken deed buiten Hem. Wij gaan met rassche schreden de eeuwigheid tegemoet en zoo wij niet onder onze schuld en zonden vernederd worden en onszelf verloren leeren kennen voor God, zullen wij bij den dood naakt bevonden worden. Wij zijn te rijk om tot deze Spruite in een beestenstal te komen. O, Kerstfeestvierders, dat uwe oogen geopend werden eer gij al zingende en vreugd bedrijvend in eeuwige verwoesting nederstort. Er is slechts één Naam den menschen onder den hemel gegeven door Welken wij moeten zalig worden. Dien Naam draagt de Spruite Davids. Met minder dan Christus kan niemand voor God bestaan.
Maar in Hem is ook alles wat de verloren zondaar ter zaligheid onmisbaar is. In Hem is gerechtigheid en heiligheid; in Hem is een eeuwige verlossing. Hoe groot uw zonden ook zijn; hoe diep gij ook gevallen zijt, bij Hem is betaling voor de schuld en reiniging van de verdorvenheden. O, verdrukten en door onweder voortgedrevenen, slaat uw oogen op en aanschouwt de Spruit uit den afgehouwen tronk van Isaï. Zijt gij in diepe ellende; geworpen op het vlakke des veld; vertreden in uw bloed; gansch schuldig en walgelijk? Is voor u, waarhenen gij u ook wendet en wat gij ook beproefdet, geen uitkomst? Hebt gij over u zelf menigmaal het oordeel des doods moeten vellen? O, ziet, hier is een eeuwige verlossing. De Spruite Davids boog neder in uw ellende. Voor u is plaats in dezen beestenstal. In den diep vernederden Immanuël is een eeuwige verlossing. Door Hem alleen worden zondaren met God verzoend. Wij vernemen daarvan nog nader, als wij letten
III.
Op Zijn vruchtdragende bediening.
Van die vruchtdragende bediening spreekt Jesaja in deze woorden: „En een scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen".
Welke vrucht heeft Christus voortgebracht? Hij heeft Gods volmaaktheden volkomen verheerlijkt in de zaligheid der uitverkorenen. Hij heeft de gramschap Gods gestild; het recht volkomen voldaan, zoodat met behoud van al Gods deugden Adams zonen en dochteren worden met God verzoend. Het geschonden recht Gods eischt den dood. God kan niet anders dan krachtens Zijne rechtvaardigheid het vonnis des doods over den zondaar vellen. Maar dat vonnis onderwierp Zich de Scheut uit de wortelen van den afgehouwen tronk van Isaï. In Zijn komst in de wereld; in Zijn geboorte uit Maria, thans weder door ons herdacht, heeft Hij Zich gesteld onder den vloek der wet. En Hij heeft de wet van haren vloek ontwapend en den vrede verworven en de verzoening aangebracht. Van de vrucht, die de Scheut uit de wortelen van Isaï voortbrengt is door de engelen gezongen in Bethlehems velden. Een menigte des hemelschen heirlegers werd door de herders gezien, prijzende God en zeggende: „Eere zij God in de hoogste hemelen; en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen". In dien hemelschen lofzang wordt de vrucht van Isaï's Scheut vermeld. God is aan Zijn eer gekomen. De schending van Gods deugden is hersteld. Op de aarde is vrede gebracht, niet een uiterlijke vrede, alsof er nooit meer onder de volken oorlog zijn zou. O neen, die zulk een vrucht van Christus verwachten, verstaan van Zijn geestelijk Koninkrijk niet het allerminst. Het mocht hun wel in de ooren klinken, dat diezelfde Spruite zegt: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard. Zijn eigen Koninkrijk zal strijd voeren tot het eind der dagen toe. Doch de vrede, waarvan de engelen zongen is een geestelijke en hemelsche vrede. Het is de vrede, die alle verstand te boven gaat. Deze is de vrede met God. Hij wordt verkregen in de harten door het geloof. Christus stelt Zijn volk in den vrede met God. Hij trekt de Zijnen uit den staat des oordeels en brengt hen over in den staat der verzoening. Gods volk leert een staatsverwisseling kennen. Als doemwaardigen worden zij met God verzoend. Al hadden wij alle tongen der menschenkinderen, wij zouden dien vrede niet in woorden kunnen uitdrukken. In aller eeuwen eeuwigheid zal Gods volk van het wonder zingen, dat het den eeuwigen dood heeft verdiend en het leven verkregen. Het moge voor de van verre staande en bekommerde zielen eens zulk een Kerstfeest worden, dat zij in Christus door het geloof vrede met God vinden mochten. Voor zoo menigeen staat de schuld nog open; voor zoo velen van Grods kinderen is de vrede dikwijls verre, al is het ook, dat de vruchten des vredes hun niet vreemd zijn. Och, of zij komen mochten tot Hem, Die in de kribbe nederlag als de Vredevorst, om door de vereeniging des geloofs met Hem, dien vrede te verkrijgen, waarvan de Apostel schrijft: „Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede met God". Want Hij is onze vrede.
En nu wordt als derde vrucht in den engelenzang genoemd: In de menschen een welbehagen". Hoe kan het dat God in de menschen een welbehagen heeft? Is niet elk mensch een walg in Gods oogen? Leert ook Gods volk zich zoo niet kennen bij aanvang reeds en door ontdekkende genade steeds meer bij den voortgang, dat in hen, dat is in hun vleesch, geen goed woont? Wij zijn allen gansch verdorven
zondaren van nature. Maar hoe kunnen dan de engelen zingen: „In de menschen een welbehagen"? Omdat dit welbehagen in Hem is, Die in de diepste vernedering als Davids Spruite in de kribbe ligt. Daarom alleen. Des Vaders welbehagen is van eeuwigheid om door de diepte van den val heen, Zichzelf in barmhartigheid te verheerlijken in de uitverkorenen. „Ja, Vader, alzoo is geweest het welbehagen voor U". Dat welbehagen nu zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan. De uitverkorenen moeten voor den Vader gesteld in zulk een staat, dat Hij Zich in hen verlustigen kon. Van de schepping staat geschreven: En God zag al wat Hij gemaakt had en ziet, het was zeer goed. Maar zoo ook zijn de uitverkorenen de vermaking Gods in Christus. Deze vloekwaardige, gansch mismaakte zondaren zijn in Hem gerekend, die Schuldenaar werd om hun schulden en die tot zonde gemaakt is om hun ongerechtigheden. Hij is geboren zonder schuld en zonder zonde; Hij werd waarachtig en rechtvaardig mensch. Maar Hij werd omhangen met al de zonden der Zijnen, die eeuwig wegnemend. De Scheut uit Isaï's wortelen draagt deze vrucht, dat Gods verkoren kerk in Hem volmaakt voor het aangezicht 'des Vader wordt gesteld, zonder schuld en zonder zonde. Zij beantwoordt aan den eisch van Gods rechtvaardigheid en heiligheid. Zij is voorwerp van des Vaders welbehagen. Dat welbehagen is in hen. Haar naam is Hefzibah, - Mijn lust is aan haar.
O, onbevattelijke vrucht van deze Spruite Davids. En gelukzalig volk, dat deze vrucht door het geloof uit Christus mag ontvangen. Niet alleen gerechtvaardigd van de schuld, maar ook verlost van de zonde, mag het uitroepen: Abba Vader. Och, dat de kracht van deze Spruite in ons meer verheerlijkt werd in de vrijmaking van onze banden en in het sterven aan de zonde, opdat in het stervend leven Christus vrucht dragen dn het volk, voor wie Hij Zich ten diepste vernederde en dat met Hem eeuwig zal verheerlijkt worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1936

De Saambinder | 4 Pagina's

Christus, het rijsje uit Isaï’s tronk.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1936

De Saambinder | 4 Pagina's