Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opstanding des Heeren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opstanding des Heeren.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En laat na den sabbat, als het begon te lichten tegen den eersten dag der week, kwam Maria Magdalena en de andere Maria om het graf te bezien, enz. Matth. 28 : 1—3.

Zeven weken lang hebben wij onze aandacht in 't bijzonder bepaald bij het lijden en sterven van Christus; bij Zijn diepe vernedering. Hij droeg in de plaats Zijner uitverkorenen den eeuwigen toorn Gods tegen de zonde; Hij droeg de tijdelijke en de eeuwige straf der zonde weg en streed den kamp tegen de verwoede machten van den driehoofdigen vijand, die verwonnen worden moest om de uitverkorenen in vrijheid te stellen. In die diepe vernedering heeft Christus de zaligheid voor Zijn volk verworven. Hij heeft de gegevenen Zijns Vaders liefgehad tot den einde. Hoe onuitsprekelijk groot is deze liefde van Christus. Hij is voor de Zijnen gestorven, toen zij nog vijanden waren. In aller eeuwen eeuwigheid zal de schare der verlosten dan ook van deze liefde volmaakt zingen: „Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie". En reeds in dit leven wordt die eeuwige jubelzang in beginsel gezongen, wanneer door het geloof het volk van God den tot den dood vernederden Christus mag aanschouwen en omhelzen.
Maar de verlossing door het bloed des Lams verworven, zou nimmer haar doel hebben bereikt, zoo de gestorven Immanuël niet ware opgestaan uit den dood. Hoe zou ooit het graf kunnen geopend worden, indien niet Jezus als de Eersteling uit de dooden verrezen ware. De Kerke Gods heeft een levenden Zaligmaker van noode, Die de verworven zaligheid ook toepast en de Levensbron van Zijn volk is; hen opwekt uit den dood en het gewrochte leven onderhoudt en het eeuwig leven eens zal doen ingaan.
Van dien levenden Zaligmaker nu getuigt ons Paaschfeest. Israël bekwam in zijn eerste Paschen de uittocht uit Egypte. Het bloed van het paaschlam was de grond dier vrijlating en zij volgde er op, dienzelfden nacht. En wat het schaduwachtig Israël gegeven werd in zijn paaschfeest, dat is in volkomen vervulling de Kerke Gods bereid, toen Christus het ware Pascha Zion heeft geofferd en is opgestaan uit den doode. De Leeuw uit den stam van Juda is verrezen uit het graf. Hij kan van den dood niet gehouden worden. En met Hem werd Zijn uitverkoren Kerk uit het graf opgewekt en door Zijn opstanding zal zij leven.
O, dat het voor ons een waar Paaschfeest worden mocht! De opstanding van Christus worde in onze harten verheerlijkt. Dat dooden hooren de stem des Zoons Gods en die ze gehoord hebben zullen leven. Dat banden en kluisters van Gods volk breken. De dag der verlossing is gekomen. Jezus leeft; en Hij leeft in alle eeuwigheid. En Zijn volk zal leven door Hem. Komt, volgen wij dan ook thans weder den Evangelist Mattheus in diens beschrijving van
de opstanding des Heeren
zoo deze vermeld wordt in Matth. 28 : 1—4:
„En laat na den sabbath, als het begon te lichten tegen den eersten dag der week, kwam Maria Magdalena en de andere Maria om het graf te bezien.
En zie, daar geschiedde eene groote aardbeving; want een engel des Heeren nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur, en zat op denzelvén.
En zijne gedaante was gelijk een bliksem, en zijne kleeding wit gelijk sneeuw.
En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als dooden.
Deze beschrijving van de opstanding des Heeren bepaalt ons
I. bij de teekenen, die deze opstanding vergezelden;
II. bij de overwinning waarvan zij bewijs was;
III. bij het verlangen waarmede zij vreezend werd tegemoet gezien.
In de eerste plaats dan staan wij enkele oogenblikken stil bij de tekenen, die deze opstanding vergezelden.
Van die teekenen spreekt onze tekst in vers 2 en 3 zeggende: „En zie! daar geschiedde eene groote aardbeving; want een engel des Heeren nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur, en zat op denzelven. En zijne gedaante was gelijk een bliksem, en zijne kleeding wit gelijk sneeuw".
Welk een majesteitelijke teekenen! Zij verkondigen één voor één, met meer dan de uitnemendste woordenkracht, de volkomen en volheerlijke overwinning van Slons grooten Koning. Hij, de Leeuw uit Juda's stam staat op uit den dood, en zie, de aarde beeft op hare fundamenten. Joden en Heidenen hadden alle krachten ingespannen, om den Heere der heerlijkheid, Dien zij gekruisigd hadden, in den dood te houden; steen; en zegel; en wacht moesten daartoe dienen. En in hen riep de macht der hel, satan en al zijn trawanten: „Hij, Die nederligt, zal niet weder opstaan". Maar wat vermogen al die vijanden tegen Hem, Die macht heeft Zijn leven af te leggen en hetzelve wederom aan te nemen? Wat vermogen zij tegen den eeuwigen raad des Vaders, Die het alzoo beschikte, opdat de uitverkorenen uit het graf der zonde en des doods zullen worden opgewekt? En dat Goddelijk werk is zoo groot, dat hemel en aarde er bij betrokken zijn. In den val is het aardrijk vervloekt. In de wederoprichting in Christus heeft de aarde, gelijk zich de hemel met donkerheid bedekt heeft, toen de last van Gods eeuwigen toorn op den plaatsbekleedenden Borg nederkwam en Hij van Zijn Vader verlaten werd, met de verlatingen, die in de hel zullen zijn voor al de verdoemden. Hemel en aarde wordt in de opstanding van Christus een nieuw leven geschonken. Die aardbeving is de prediking er van, dat in de opstanding des Heeren de wortel ligt en de kern van een nieuwen hemel en een nieuwe aarde die eens de uitverkorenen zullen beërven. Eens zullen de hemelen worden opgerold als een doek en zal de aarde in vuur en vlam gezet worden. Maar als uit dood en verderf zal de eeuwige erfenis van Christus aan Zijn Kerk vermaakt worden. Alles is uwe, zegt de Apostel; hetzij tegenwoordige. hetzij toekomende dingen. Ja, dat is de rijkdom van het op aarde dikwijls arme en verachte volk van God; hemel en aarde zijn hunne. De aardbeving, bij de opstanding van Christus betuigt het hun beide. En de dag komt, waarin het verrezen Hoofd Zijner Kerk, staan zal op de wolken des hemels en zal zeggen tot al de gekochten met Zijn bloed: „Komt in, gezegenden Mijns Vaders en beërft het Koninkrijk, dat u is weggelegd van de grondlegging der wereld". Daarvan is de aardbeving bij de opstanding des Heeren een onderpand. Volk van God, z..n in die opstanding, de eeuwige verlossing, die in Christus is. Toen Johannes van de komst des Heeren gesproken had riep hij uit: „Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, kom haastelijk. Amen. Ja kom, Heere Jezus". O, dat onze harten meer op Christus gezet waren en in den verrezen Koning onze eeuwige overwinning omhelzen mochten. Wij zouden de aarde met al haar machten zien beven en bezwijken. Ja, wij zouden als helden het slijk der straten treden. In Hem zijn de Zijnen meer dan overwinnaars. Hun druk is slechts van korten duur; een verdrukking van tien dagen. Gij hebt, o volk, met een wereld te doen, die op haar fundament is geschud, door Hem Die is opgestaan uit den dood.
Van Zijn overwinning getuigde ook het tweede teeken, bij de verrijzenis des Heeren. Een engel des Heeren daalde neder.
Dit teeken stond met de aardbeving in het allernauwste verband. Want, zoo schrijft Mattheus, want een engel des Heeren daalde neder. Met zijn komst schudde en beefde de aarde. Hij was een van de volheerlijke hemelbewoners, die in den staat, waarin hij was geschapen, staande gebleven was. Zonde had hij niet gekend. Een van de uitverkorenen engelen, een engel des Heeren is het; die voor het aangezicht des Heeren staat, dag en nacht, om Zijn wil te doen. Een van die engelen, die begeerig waren in te zien in het heilgeheim van het zalig worden. Een van die engelen, die gezongen hebben bij de komst van Immanuël in het vleesch. Een van de engelen, die de volkomen overwinning van Christus verbeidden. Een engel des Heeren wordt uitgezonden, om de deur van het graf te openen voor Sions eeuwigen, triumpheerenden Koning. Hij viert de overwinning van Christus. Hij wentelde den steen af van de deur en zat op denzelven. Weg is het zegel; weg die steen, waarover de vrouwen nog bezwaard gingen; weg de wachters. Die op den steen zittenden engel is symbool van de overwinning des Heeren over satan en wereld en dood. Niet die engel overwint; neen, de Overwinnaar is Christus. Maar de engel is Zijn dienaar, die de triumph Zijns Heeren viert en uitroept. En dat doet deze engel, zich vermakende in de heerlijkheid van Christus, die de verlossing van zondaren teweeg brengt. Hoeveel temeer zal dan het volk op dezen afgewentelden steen zich mogen nederzetten, ziende dat graf en dood en hel zijn te niet gedaan. Ja, zij zijn te niet gedaan in de opstanding des Heeren.
En onze Koning is van Israels God gegeven.
Nog wordt ons van dezen hemelbede medegedeeld, dat zijn gedaante was, gelijk een bliksem en zijn kleeding wit, gelijk sneeuw.
Gelijk de bliksem ontroerend snel door het luchtruim schiet; schitterend met verblindende kracht; met een verterend en vernielend vermogen; zoo is de gedaante geweest van den engel, die nederkwam in den vroegen morgen van de opstanding des Heeren. In Hem is de afstraling van de alle vijanden verterende majesteit des Heeren: Een vuur gaat voor Zijn aangezicht henen en het steekt Zijn wederpartij ders rondom aan brand. Geen ongerechtige zal voor Hem bestaan. De engel is dan ook een der heilige troongeesten, wiens kleeding wit is, gelijk sneeuw. De engel had een kleeding dus voor zijn komst op aarde. En deze was wit gelijk sneeuw, vlekkeloos rein en verblindend wit.
Geheel deze beschrijving doet ons zien de vreeselijke majesteit, die is bij Hem, Die uit de dooden wordt opgewekt. Zonde en dood doet Hij te niet voor de Zijnen. In blinkende heerlijkheid verrijst Hij uit het graf tot schrik der goddeloozen; tot verlossing der Zijnen. Ja die bliksemende engel heeft ook zijn beteekenis voor Gods volk. Des Heeren openbaring is ook aan de Zijnen vol majesteit des hemels. Hij doet Zijn volk Zijn heerlijkheid zien tegenover de zonde en het verderf, dat in hen woont. Dan wordt de zonde in haar God-onteerend karakter gekend en gehaat. Hoe meer de heerlijkheid des Heeren op het hart weegt, hoe verder wij zullen zijn van de zonde. Spreek nimmer lichtvaardig over de ongerechtigheid. Zie den engel voor u in zijn gedaante en kleeding; zie hem, die slechts uitdrukking is van de volmaakte heiligheid die Hem vervult. Die uit den dood is opgewekt, opdat wij door genade de zonde vlieden en zijn als een, die geduriglijk vreest. Wandelt in vreeze den tijd uwer inwoning, gedenkende dat de Heere gesproken heeft: Weest heilig, want Ik ben heilig.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Saambinder | 4 Pagina's

De opstanding des Heeren.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Saambinder | 4 Pagina's