Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Historie van Gods Kerk.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHOTLAND.
XXIII.
Uit zwakheid krachten verkregen. Dat is de geloofsroem der Kerk. De Heere der heirscharen weet alle raadslagen, die tegen Zijn heilig Woord en tegen Zijn Kerk bedacht worden. Maar Hij kent ook het hart en de gedachten Zijns volks, als vele gevaren hen omringen en groote benauwdheden hen treffen. Als Sion verdrukt wordt en kwalijk behandeld, houdt zij toch het beste nog over. God is aan hare zijde en is met Zijne hulp nabij. Hij geeft Zijn volk gena, dat het in de ure van beproeving en loutering uit zwakheid krachten verkrijgt en in den krijg sterk geworden is. O, wat een zwakke arm heeft toch de vijand van God en van Zijn volk. Laat hij komen als een arend om op het Huis des Heeren aan te vallen en het als zijn prooi te bemachtigen, toch zal hij niet bestaan. Hij weet het niet en ziet het niet, dat aan al zijne raadslagen en gruwzaam vermaak een rampzalig wee kleeft, dat hem treffen zal.
Hoe had de vijand gejuicht bij het nemen van zijn strenge maatregelen. In trotschen overmoed had hij uitgeroepen, dat er geen tien Presbyteriaansche leeraren zouden zijn, die staande zouden blijven; die het zouden aandurven om deze maatregelen te wederstaan en goed en leven zouden opofferen. Maar hij had zich misrekend. En dat is waarlijk niet de eenige maal. De in hoogmoed gezwollen Assyriër meende, dat gansch Jeruzalem en koning Hiskia wel zouden bezwijken voor zijne macht en voor zijn geweld. Hoe spoedig werd hij zelf verdorven. Wat zullen deze amechtige Joden, riepen de vijanden hoonend uit. Maar zij werden beschaamd. Zulks geschiedde ook in Schotland.
De leeraren der kerk werden voor de keuze geplaatst of zich onvoorwaardelijk te onderwerpen aan het smadelijk en Christus verloochenend bevel van den Raad van Glasgow, of hunne standplaats en gemeente op te geven en hunne woningen te verlaten met verlies van al hunne inkomsten.
Welk een wreedheid, welk eene onbarmhartigheid! Om in het midden van den winter met vrouw en kinderen zonder eenig vooruitzicht uit hunne woonsteden te worden uitgedreven, om elders, soms in de holen en de spelonken der Schotsche Hooglanden, een schuilplaats te zoeken voor de strengheid en de guurheid van het jaargetij. Om zonder mededoogen van hunne gemeenten te worden losgescheurd, waar zij steeds ijverig en nauwgezet waren werkzaam geweest, en geen gelegenheid hadden verzuimd, om door leer en leven, door gebed en omgang te waken voor de aan hun toevertrouwde zielen, en door gestadig onderwijs te brengen tot de kennis der Waarheid, die naar de godzaligheid is. Velen waren vergrijsd in den dienst des Heeren.
Vierhonderd leeraren afgezet.
En toch, deze leeraren hadden niet lang werk te bedenken, welke keuze zij zouden doen. Gebonden aan Gods Woord en aan het bezworene Heilig Verbond; uit vaste overtuiging, dat de bisschoppelijke kerkregeering in naam des konings, een onwettige overheersching was van Christus' Kerk en een verloochening was van het Koninklijk ambt van Christus; uit vaste overtuiging, dat de geheele opzet niet anders was dan een verkrachting der Reformatie en sterking van de roomsche leer, konden zij den eed van gehoorzaamheid aan de bisschoppen niet doen. Uit zwakheid krachten verkregen, verkoren, zij de uitbanning, willende liever smaadheid lijden om Christus' wil, dan te verloochenen het werk der Reformatie. Meer dan vierhonderd leeraren verkozen liever afgezet en uitgeworpen te worden, dan buik-en menschendienaars te worden.
„Gij eischt van ons, dat wij of onze consciëntie, of ons leven u ten offer brengen. Welnu, neemt dan ons leven; wij hebben aan onze consciëntie genoeg om Gode meer te gehoorzamen dan de menschen".
Dat had de vijand niet verwacht. Hij had zich misrekend; had gedacht, dat slechts zeer weinigen den eed van gehoorzaamheid zouden weigeren. En nu zoovelen, wat met zich bracht een geweldige scheuring in de Kerk, vele beroerten en onafzienbare moeilijkheden. Toen des konings commissaris, de graaf van Middleton de tijding vernam, dat zoovele leeraren de ballingschap verkozen boven de vereischte onderwerping, kende zijn woede en gramschap geen grenzen en riep op smadelijke wijze uit: „wat zullen deze dwazen nu aanvangen".
Wat droeve dag brak aan, de laatste Zondag, dat de getrouwe leeraren; verdreven en verbannen, een woord van afscheid predikten voor hunne gemeenten. Dat was een dag van rouw en veel gekerm; en het begin van groote droefheid voor de godzaligen over het geheele land. Er was nog nimmer zulk een reurige Zondag in Schotland geweest. Wat smartende oogenblikken werden doormaakt. Onder de afgezette predikers behoorde een kleinzoon van John Welsh. Hij was leeraar te Irongray. De vijand kwam om het vonnis der wet aan hem ten uitvoer te brengen. De geheele gemeente liep tezamen. Mannen, vrouwen en kinderen hingen aan zijnen hals en volgden hem een geruimen tijd na. Eer Welsh het water van Cludon overstak, nam hij nog eenmaal afscheid en stortte zijn hart uit in een ontroerend gebed tot God. Daarna besteeg hij haastig zijn paard en reed schielijk weg onder het bitter geween en geklaag zijner arme gemeenteleden.
Alzoo ging het ook met een anderen leeraar. Na het prediken van zijn afscheid verzamelde de gansche gemeente zich rondom hem en gaven hem hun besluit te kennen, dat zij hun leven in zijn verdediging wagen wilden. Maar hij weerde hen af, en vermaande hen, dat zij toch geen aanleiding zouden geven aan hunne vijanden om hun booze triumf bot te vieren. Het was hoog tijd, dat hij henenging. Een bende woeste soldaten was in aantocht. Vloekend en tierend drongen zij de woning van den geliefden prediker binnen, die kort tevoren vertrokken was, terwijl zijn vrouw en kinderen zich gereed maakten hem te volgen. De woestheid der soldaten was grenzeloos. Met getrokken degens dwongen zij de moeder met hare kinderen oogenblikkelijk te vertrekken naar een tien mijlen verder gelegen plaats. Door de bewarende hand des Heeren kwamen zij daar bedrukt en bedroefd aam. Opmerkelijk was het afscheid van Ds. Alexander Peden, insgelijks afgezet leeraar. Hij predikte over Hand. 20 : 32: En nu broeders, ik beveel u Gode, en den Woorde Zijner genade". Al de aanwezigen schreiden en weenden bitterlijk, toen hij hun aanzegde, dat zij zijn aangezicht hier op aarde niet meer zouden zien. Hij bleef doorspreken tot aan den avond toe. Daarop verliet hij den predikstoel, sloot dien dicht en gaf drie slagen op de deur, zeggende tot driemaal toe: Ik leg beslag op u, in den Naam van mijnen Meester; moge gij nimmer geopend worden dan door hen, die binnengaan door Hem, Die de ware Deur is, gelijk ook ik gedaan heb".
Deze woorden zijn bewaarheid. Tot in 1688, toen onze Willem III koning van Engeland en Schotland werd, bleef deze predikstoel gesloten. Geen enkele der zoogenaamde hulppredikers, die der gemeente werden opgedrongen, heeft dezen predikstoel betreden. Met de omwenteling in 1688 werd de deur weer geopend door een Presbyteriaansch leeraar.
Droevig zag het er uit in Schotland. De opgedrongen leeraars waren bastaarden, te schandelijk om te noemen zoo in leer als in leven. Zij waren verwerpelijk in elk opzicht. Droef verging 't den graaf van Middleton, den voornaamsten bewerker van zooveel leed. Hij viel uit de gunst van koning Karel II en werd uit al zijne ambten ontzet, werd naar een zeer afgelegen streek, naar een vreemd gewest gezonden om daar te sterven. Hij leefde aldaar in groote verachting. Door een val brak hij zijn rechterarm, en ten tweede maal vallende doorstak het gebroken been zijn zijde; hij werd krankzinnig van smart en stierf rampzalig. Dit was de vinger Gods. Onder het huichelachtig aannemen voorheen van het Verbond had hij eens gezegd: „dit is de heugelijkste dag van mijn leven. Indien hij ooit iets zou doen tegen dit gezegende werk der Reformatie, zoo wenschte hij, (strekkende zijne rechterhand naar den hemel), dat God hem door dezen arm met den dood mocht straffen".
God laat Zich niet bespotten. Zoo wat de mensch zaait, zal hij ook maaien.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1937

De Saambinder | 4 Pagina's

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1937

De Saambinder | 4 Pagina's