Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak tusschen Vader, Moeder en Kinderen.

Bekijk het origineel

Samenspraak tusschen Vader, Moeder en Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIV.

Jona 3 : 7-9. En hij liet uitroepen en men sprak te Ninevé uit bevel des konings en zijner grooten zeggende: Laat mensch noch beest, rund noch schaap iets smaken; laat ze niet weiden noch water drinken. Maar mensch en beest zullen met zakken bedekt zijn en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen zich bekeeren een iegelijk van zijnen boozen weg en van het geweld dat in hunne handen is. Wie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns dat wij niet vergingen.
Martha. Ik meen mij te herinneren dat vader aan het eind van ons vorig gesprek zeide dat wij de volgende keer nog meer kregen van Ninevé's algemeenen boetedag. Ik ben er al benieuwd naar.
Vader. Ik dacht dat ge inmiddels nog weer wat te vragen had. Het stuk dat wij onder handen hebben is de overdenking dubbel waard. Onze natuur wil met de wereld - vooral de jeugd - wel joelen, lachen, fluiten, zingen en de leuze uitroepen: Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn. Maar boete, berouw en vasten dat laten wij liever voor anderen. Maar als de Heere de ziele onderhanden neemt, krijgt alles een gansch anderen keer.
Martha. Ik heb nog eens nagedacht over het besprokene en kon er nog niet goed uit komen betreffende de beesten te Ninevé. U zeide, dat om der zonde wil ook de beesten der ijdelheid onderworpen waren. Ik dacht zoo: Toen Adam zondigde lag toch die overtreding tusschen God en hem. Hebben de beesten toen ook wat misdaan?
Vader. De beesten misdeden toen niets. We moeten dat zóó verstaan: Adam als hoofd van het gansche menschelijke geslacht, was ook heer over de dieren; ze waren allen in zijn hand gegeven, zoowel het kruipende gedierte der aarde als de visschen der zee en de vogelen des hemels. Gen. 1 : 26. De Groote Schepper had, nadat Hij die allen had voortgebracht, hun gezegend en in Adams hand gegeven (vers 24). Maar nu de zonde kwam, kwam ook het rechtvaardig oordeel en vloekvonnis Gods over de gansche aarde. Het vonnis over Adam luidde: Het aardrijk zij om uwentwil vervloekt. Dat was dus de aarde met al wat er op en in was. En zeer zeker had mensch noch beest op die doornbosch en onkruidvlakte kunnen bestaan, zoo niet aanstonds de belofte van het vrouwenzaad gevolgd was. Het redelooze vee werd schuw; de vogels die eertijds op Adams hand en schouder zaten vlogen nu verbaasd weg, zijnde bevreesd geworden voor hem, die nu een beelddrager des duivels geworden was. De wilde beesten waren nu tegen hem en verstrooiden zich in bosschen en wildernissen. De tamme dieren waren eveneens niet meer wat ze voor dezen waren; ze dienden nu slechts volgens hun instinct den mensch met gebrek, omdat het nu ontbrak aan die verstandige en vreedzame leiding, die hij te voren bezat als drager van het beeld Gods. Vandaar het jammerlijke misbruik van die schepselen die de Heere tot dienst der menschen geschapen had. Vijand Gods geworden zijnde, stond hij nu vijandig ook tegen al Gods schepselen. Vandaar dat in latere tijden op tooneelen, hanen- en stierengevechten ten vermake van vele toeschouwers voorgesteld werden. Het onbesuisd slaan van paarden, honden en andere trekdieren, verraadt ons den vijandelijken aard van mensch tegenover vee. Zie dat in Bileams beulenstok. Num. 22 : 23. En zucht nu het vee onder harde dienstbaarheid hunner heeren, zoo is het duidelijk dat het mede onder het rechtvaardige vloekvonnis over mensch en aarde uitgesproken besloten ligt. Het arme vee lijdt dus onder dezen vloek mede. In Achab's tijd moest het vee de droogte meemaken die als een bijzonder Godsgericht over 's menschen gruwelen het land verteerde. Sodoms beesten droegen mede de vuur en sulpherkolen om de zonde hunner heeren. Had de Heere een ouden twist met Amelek, was in dien twist zoowel hun vee als de menschen begrepen. 1 Sam. 15 : 13. Duizenden koeien, kalveren, schapen, varkens zuchten thans onder de gevreesde ziekte mond- en klauwzeer. O, die zonde! Ziekten, jammeren, nood en dood heeft ze na zich gesleept voor het gansche schepsel, dat nu zucht en in barenswee is tot nu toe.
Moeder. 't Is al vreeselijk. Maar zulke sombere overdenkingen zouden haast gaan vervelen. Zou hier ook geen lichtzijde aan zijn?
Vader. Wij kunnen het schilderij van 's menschen diepen val nooit in zijn volle afmetingen voorstellen. De dagelijksche ervaring leert, hoe dit oordeel doorgaat over zee en land, over mensch en vee, ja over de gansche aarde. En nu is er aan de zonde nooit een lichtzijde, maar wel zoo we reeds zeiden, dat de Eeuwige Vader naar zulk een moordhol van zonden, Zijn lieven Zoon gezonden heeft. En daar gaat het licht op over een vervloekte aarde, dat Hij om Diens verdienste, mensch en vee weer zegent. voedt en onderhoudt. Ps. 36 : 7. Ps. 147 : 9.
O, die liefde Gods, dat eeuwig wonder: Hij die op de vleugelen des winds wandelt en van de wolken Zijn wagen maakt, is hier op aarde in gedaante gevonden als een mensch. Hij bereed hier Zelf een redeloos dier - een ezel. - Om zulke schepselen die als het veulen eens woudezels geboren zijn. Job. 11 : 12 te leiden in de rechte sporen naar het hemelsche Jeruzalem.
Moeder. Ziet ge wel dat er toch een heerlijke zijde is aan deze donkere bespiegeling? Ik dacht eigenlijk dat vader nog iets meer wou zeggen.
Vader. Zeg nu niet weer van een heerlijke zijde. Ge behoort toch niet onder degene die zeggen: zalige val! hoop ik.
Moeder. Och neen, verre vandaar. Maar ik hoor gaarne van dien gezegenden weg der verlossing.
Vader. Dan moeten we altijd eerst de val met al zijn verschrikking openleggen, zullen wij van die verlossing kunnen handelen. Ik denk aan die oude dichtregels: een kruis, geen kroon. Geen kluis geen troon. Geen zonde geen genade. Maar laat ik dan dit heerlijke nog even zeggen waar ge wellicht op wacht, namelijk dat de dierbare Heere Jezus die den vloek van het aardrijk op Zich geladen heeft. Zijn volk omtrent de aarde en de dieren in een staat terugbrengt, waarvan we lezen Hos. 2 : 17. En met de steenen des velds zal uw verbond zijn en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wid gedierte des velds en met het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte des aardbodems. O, die zalige gesteldheid der ziel, waarin het zien van een grazende koe, het hooren van een zingend vogeltje, of een kruipend wormpje, de vrede en blijdschap hun tegenkomt, als in een land van vrede, waarin alle dingen nieuw geworden zijn en den Vloekdrager voor hun aangezicht is henengegaan om het rechtvaardig oordeel Gods van al het geschapene op te heffen. Hier smaakt die ziele een vrede en blijdschap door den H. Geest, die hier slechts in beginsel en kleine voorsmaak genoten kan worden, maar die overfgens bewaard blijft voor de openbaring der volle zaligheid. Hier weiden de wolf en het lam weer samen; kalf jonge leeuw en mestvee liggen in vrede samen neder. Jes. 11 : 6 tot 8. O, verrukkelijk wonder! Wat de Heere toch teruggeeft aan een volk dat zwart was door dienstbaarheid en in ruischende kuilen gezonken lag. Geen wonder dat dat volk in zulke tijden wel verlangt om met hunne woonstede die uit den hemel is, overkleed te worden.
Maria. Maar vader, dwalen we niet te ver van onze versjes af? We hooren niets meer van de Ninevieten.
Vader. Ik heb de vorige keer gezegd, dat we zoeken zouden uit hetgeen in Ninevé geschiedde, eenige leeringen op te zamelen voor ons eigen gebruik. En nu zijn wij eensdeels van dat onderwerp niet afgeweken, wijl het ging over Ninevé's beesten, zoowel als over de menschen. Anderdeels kan het soms zoo wezen als de Heere de verborgenheid van Zijn Woord ontsluit in deszelfs geestelijke strekkingen en beteekenis, dat wij voor zoo'n tijd het eigenlijke onderwerp vergeten. Als dat thans het geval was, duidt het ons dan niet ten kwade. Het is anders mijn gewoonte niet.
Moeder. Nu ja, ik hoor dit liever als een droog puntieel vertoog. Het gaat toch maar om het heil onzer zielen. Is die vrede die hier in beginsel wel gesmaakt wordt reeds zoo zoet, wat zal de volle genieting dan toch wezen?
Vader. We gaan nu eindigen en hopen de volgende keer het slot dezer versjes te bespreken zoo de Heere wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1938

De Saambinder | 4 Pagina's

Samenspraak tusschen Vader, Moeder en Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1938

De Saambinder | 4 Pagina's