Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Historie van Gods Kerk.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hongarije.
VI.
Nieuw beproeving, nieuwe uitredding. Gods Kerk in Hongarije werd dan andermaal in den oven der beproeving geworpen. Het leed werd haar niet gespaard. De listen en het geweld der pauselijke dienaren, met name die der Jezuïeten, omringden haar aan alle zijden. Wat was van zulk een fanatiek helsch gebroed te wachten? Maar mochten dan de Protestanten hunne hoop niet vestigen op hunnen wettig gekozen vorst, koning Matthias? Had deze het op den landdag te Pressburg met de hand op de grondwet niet met eede bezworen, dat hij waken zou voor de wettelijke vastgestelde rechten en vrijheden van zijn Protestantsche onderdanen? Dat zij in de uitoefening van hunnen godsdienst niet zouden worden belemmerd. Maar was ook deze vorst niet een speelbal van de Jezuïeten? En wat beteekent bij dat rampzalige leger van den paus de eed? Zij deinzen er niet voor terug wettige eeden te schenden en te vertrappen als het maar in het belang is van den pauselijken stoel.
Nog op een andere zaak moeten we wijzen, welke niet In het voordeel was van de Hervorming. Het was in Hongarije niet gelijk in Schotland, waar van het begin der Reformatie de Calvinistische of Presbyteriale kerkregeering werd ingevoerd en streng gehandhaafd werd. Integendeel, in Hongarije was het Luthersche systeem van kerkregeering nog in zwang, bekend onder den naam van het „territoriaal systeem". Een stelsel, dat de ééne, heilige, algemeene Christelijke Kerk verdeelt in zoovele afzonderlijke stukken en deelen als er vorstelijke territorieën zijn, d.w.z., grondgebied, waarover een vorst regeert. De vorst van zulk een grondgebied is dan heer over de kerk, gelijk hij heer is over het land. De kerk heeft geen eigen gezag. Haar gezag berust in handen van den vorst des lands, die het uitoefent door middel van een consistorie, een vergadering of gezelschap van eenige predikanten, die den vorst in zijn gezag hielpen en bijstonden. Volgens de Luthersche leer heeft Christus Zijn gezag over Zijn Kerk gelegd in handen van den vorst, die dan ook alleen gezag over de kerk bezit, volgens den regel: cuius regio eius religie, dat is „wie heer is in het land, zet den godsdienst naar zijn hand". Dit systeem stelt dus de kerk onder de heerschappij van den staat of van den vorst des lands, in tegenstelling van het Papale of roomsche stelsel, dat de kerk stelt boven den staat. De paus als stedehouder van Christus duldt geen enkele macht boven zich. De vorsten der aarde moeten zich aan hem onderwerpen.
Hoewel dus het Luthersche systeem van kerkregeering lijnrecht tegenover het roomsche stelsel staat, wist koning Matthias van dat territoriale stelsel een handig gebruik te maken. Was hij heer van het land, hij zette den godsdienst naar zijne hand, om al zijne onderdanen naar de roomsche kerk als de alleen zaligmakende kerk terug te voeren. Neen, van vorst Matthias was geen hulp te wachten. Hij verbrak den eed trouweloos, gelijk Karel II ten opzichte van de Presbyterianen in Schotland. Hoe zwaar zal het den vorsten des aardrijks vallen voor den rechterstoel van Christus.
In dit zijn gansche trouweloos beleid vond de eedbrekende vorst een machtigen steun in den Hongaarschen Jezuïet Peter Pazmany, aartsbisschop van Esztergom. Uit een Protestantsch geslacht geboren en opgevoed, kwam hij op jeugdigen leeftijd onder Jezuïeteninvloed en werd weldra voor de roomsche kerk gewonnen. Met groote gaven en talenten bedeeld, heeft hij die geheel aangewend Gods Kerk te bestrijden, de Reformatie te verstoren en den pauselijken stoel in Hongarije geheel te herstellen. Met woord en daad vervolgde hij de Protestanten. Hij ontzag zich niet in eene openbare zitting van den Landdag te Pressburg in het jaar 1619 de verklaring af te leggen, „dat hij liever wilde, dat zijne dorpen door al de bewoners verlaten werden en woest bleven, dan dat hij aan Protestantsche onderdanen het bouwen van kerken op zijn grondgebied zou dulden". „Het is beter", zeide hij, „dat het land een hol voor wolven en vossen is, dan dat ketters het bewonen". In deze uitspraak vertoont het pausdom zich in zijne ware gedaante. Nimmer heeft Hongarije een meer fanatiek bestrijder en vijand van den waren godsdienst binnen zijne grenzen gehad. En onbeschrijfelijk is het leed en de schade, die hij over de Reformatie en deszelfs belijders heeft uitgestort.
Droef stond het er voor met Gods Kerk. Zij scheen te worden verpletterd en gansch uitgeroeid te worden. Het geweld des vijands was niet te temmen. Maar de Heere in de hoogte zag het en waakte over Zijn erfdeel. Andermaal zond Hij een verlosser. En weer was het een Zevenburgsch vorst, met name Gabriël Bethlen, die het opnam voor de verdrukten, dat zij in hunne rechten en vrijheden, bij den vrede te Weenen bij eede bezworen, zouden worden hersteld, en den dienst van God naar Zijn Woord ongestoord zouden mogen waarnemen. Zoo ontbrandde opnieuw de vrijheidsoorlog, welke samenvalt met den vreeselijken dertigjarigen oorlog in Duitschland, welke in 1619 een aanvang nam en een zee van ellende over Duitschland heeft gebracht. Het was die zware vrijheidskamp, waarin koning Gustaaf Adolf van Zweden het opnam voor de verdrukte en geplaagde Kerke Gods. Keizer Matthias, koning van Hongarije, was gestorven, die, geen kinderen nalatend, zijne kroon achterliet aan den zoon zijner zuster, aartshertog Ferdinand, die als Ferdinand II den keizerlijken troon beklom en als koning over Bohemen en Hongarije werd uitgeroepen. Deze Ferdinand, opgevoed door Jezuïeten, werd gedreven door eenen ontembaren haat tegen al wat niet roomsch was. Dat was het werk van zijne leermeesters. Hij wilde liever afstand doen van al zijne landen en koninkrijken, dan ook maar éénen ketter te dulden. Wilde liever op water en brood gezet of in ballingschap rondzwerven, ja, zich liever in stukken laten houwen, dan de ibeleedigingen te laten voortduren aan de heilige moederkerk aangedaan. Blindelings ge­ hoorzaamde hij aan zijne biechtvaders en priesters.
Is het wonder, dat de Protestantsche landen in Europa met schrik en vreeze werden bevangen, toen deze man, gansch vergiftigd door het Jezuïetisme, den keizerlijken troon beklom? Hadden de Protestanten niet alles te vreezen? Niet zonder reden aarzelde Hongarije, evenals Bohemen, om Ferdinand als opvolger van Matthias te verkiezen. En niet eer gingen de standen des rijks daartoe over, dan toen deze handlanger van het pausdom in het openbaar met een plechtigen eed zich verbonden had de rechten en vrijheden van het Hongaarsche volk te handhaven en de uitoefening van den waren dienst van God niet te belemmeren. Ferdinand aarzelde niet den eed te doen, maar met het vaste voornemen dien eed geen oogenblik te houden. Dat is de leer van het verderfelijke Jezuïetisme.
Het is niet ons doel nader melding te maken van den gruwelijken dertigjarigen oorlog onder de veldheeren Tilly en Wallenstein. Ons oogmerk is te melden, hoe vorst Gabriël Bethlen, bekend wegens zijne godsvrucht en diepe kennis der Waarheid, een zwaren kamp te strijden had tegen de geweldige legerscharen van den dweepzieken en fanatieken koning Ferdinand. Maar als de Heere met Zijn volk uittrekt, kan geen vijand bestaan. Dan zijn ze als hooi der daken. Het leger van Ferdinand werd verslagen en deze trotsche monarch, die voor elken Jezuïet in het stof boog, was genoodzaakt vrede te sluiten met vorst Bethlen te Nikolsburg in het jaar 1621. De Artikelen van dezen vrede werden op den Landdag te Oedenburg onder de grondwetten van het Hongaarsche rijk opgenomen. Zoo werd dan ten tweede male de staatsrechtelijke grondslag van het Protestantisme in Hongarije in de grondwet van het Rijk vastgelegd. De Heere had groote dingen gedaan in Hongarije en bewaarde Zijn Kerk.
Niet dat hiermede de rust en de vrede van Gods Kerk verzekerd was. De Jezuïeten konden het niet dulden. Het hof te Weenen was vergramd. Alhoewel de vrede geteekend was, wilde men de besluiten met eede bekrachtigd, niet eerbiedigen. De woelingen der roomschen duurden voort. Troepen van koning Ferdinand benauwden telkens weer het land. Tot tweemaal toe keerde de dappere vorst, Gabriël Bethlen, met het zwaard in de hand terug om het paapsche geweld neer te werpen en niet zonder welslagen. En toch zou deze vrijheidskamp niet de laatste zijn. Het roomsche tuighuis smeedde nieuwe wapenen om het volk van God in Hongarije te benauwen en het kettergebroed, ware het mogelijk, uit te roeien.
BARTH.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1938

De Saambinder | 4 Pagina's

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1938

De Saambinder | 4 Pagina's