Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de naturen des Middelaars.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de naturen des Middelaars.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele vragen kwamen in, rakende de naturen des Middelaars Ik kan ze best samenvatten en hoop in de hieronder gegeven beschouwing den vrager eenige voldoening te geven.

De Middelaar moest zijn waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch, in eenheid des Persoons. Alleen zulk een Middelaar was in staat het recht Gods te voldoen en den uitverkoren, doch gansch verloren zondaar te verlossen. Die Middelaar is de Heere Jezus Christus. Dit blijkt o.m. uit Zijn naam: Immanuël, d.i. God met ons, Jes. 7 : 14, Matth. 1 : 23. Hij wordt genaamd Kind (des menschen) en Zoon Gods, Jes. 9 : 5.
Ithiël beteekent: „met mij God", Spr. 30 : 1.
Bij de bespreking van de Drieëenheid Gods geldt de vraag, of de Zoon waarachtig God is. De Schrift laat dienaangaande geen twijfel. Dit blijkt ons uit Zijn namen, eigenschappen, werken, en eere. Thans geldt het de vraag, of Jezus de Nazarener, de Geborene in Bethlehems stal, Die als ware Hij een gewoon mensch at en dronk en vermoeid was en weende en Zijn leven gaf aan het vloekhout, meer was dan alle menschen, n.l. of Hij ook waarachtig God was. Dit is onwedersprekelijk, wijl de drie Goddelijke Personen het betuigd hebben.
De Vader heeft dit tot tweemalen toe van den hemel uitgeroepen. De eerste maal toen Jezus gedoopt werd: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelke Ik Mijn welbehagen heb", Matth. 3 : 17, en ten tweeden male gaf de Vader het getuigenis van de Godheid van Christus op den berg der verheerlijking, Matth. 17 : 5: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelke Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem". Jes. 42 : 1.
Ten andere heeft de Zoon het van Zichzelf gesproken en wel zoo klaar dat alle Joden het verstonden. Zij zochten Hem te dooden, omdat Hij zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelvien God makende, Joh. 5 : 18. En ook bij het feest der tempelreiniging wilden de Joden Hem steenigen, zeggende: „Wij steenigen U niet over eenig goed werk, maar over godslastering, omdat Gij, een mensch zijnde, üzelven God maakt". Joh. 10 : 33. Ja, door Kajafas werd Christus des doods schuldig verklaard, nadat Hij onder eede betuigd had de Christus, de Zone Gods te zijn. Deze getuigenissen zijn waarachtig en laten geen twijfel over.
Ten derde. De Heilige Geest heeft zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament verklaard dat de geborene uit Maria is de Zone Gods. Hij is de gegeven Zoon, Jes. 9 : 5. Zijn uitgangen zijn van ouds van de dagen der eeuwigheid Micha 5:1. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven, 1 Joh. 5 : 20.
Dit getuigenis van de drie Goddelijke Personen duldt geen tegenspraak van menschen noch van duivelen. Jezus is waarachtig God; God geopenbaard in het vleesch, 1 Tim. 3 : 16.
Ook is de Middelaar waarachtig mensch. Hij is kind, Jes. 9 : 5, Spruit, rijsje, scheut van Isaï, Jes. 11 : 1, 53 : 2, man, Jes. 53 : 3, mensch 1 Tim. 2 : 5.
Nu ons alzoo uit de Schrift onwederlegbaar bleek, dat Christus waarachtig God en waarachtig en rechtvaardig mensch is, dienen de volgende vragen beantwoord:
1e. Wat beteekent het waarachtig en rechtvaardig mensch te zijn?
2e. Waartoe moest de Middelaar waarachtig God en waartoe waarachtig en rechtvaardig mensch zijn?
3e. Hoe hebben wij de vereeniging der beide naturen te verstaan ?

1e. Wat beteekent het waarachtig en rechtvaardig mensch te zijn?

A. Waarachtig mensch is Christus:

1. Omdat Hij ziel en lichaam heeft. Hij klaagde in den hof van Gethsemané: „Mijn ziel is geheel bedroefd, tot den dood toe", Matth. 26 vers 38 en Hij heeft onze zonden in Zijn lichaam gedragen op het hout, 1 Petr. 2 : 24,
2. Tot het waarachtig mensch-zijn van Christus behoort, dat Hij mensch is uit de menschen, gelijk de Nederl. Geloofsbelijdenis zoo schoon zegt in Art. 18: „Daarom belijden wij (tegen de ketterij en wederdoopers, die loochenen dat Christus menschelijk vleesch van Zijn moeder aangenomen heeft) dat Christus is deelachtig geworden des vleesches en bloeds der kinderen; dat Hij een vrucht der lendenen Davids is, naar het vleesch; geworden uit het zaad Davids naar het vleesch; een vrucht des buiks van Maria; geworden uit een vrouw; een Spruite Davids; een scheut uit den wortel van Jesse; gesproten uit het geslacht van Juda; afkomstig van de Joden naar het vleesch; uit het zaad Abrahams, aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams en is Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde, Luc. 2 beschrijft ons duidelijk dat Hij is de voldragen vrucht van Maria, haar vleesch en bloed. Zoo is Hij desgelijks des vleesch en bloeds deelachtig geworden, Hebr. 22 : 14, en Hij heeft Zich ook na Zijn opstanding als waar mensch geopenbaard, Luc. 24 : 39.
Thans komen wij tot de vraag:

Wat het beteekent dat de Middelaar rechtvaardig mensch zijn moest.
Het antwoord op deze vraag kan zeer kort zijn. Rechtvaardig is alleen de mensch zonder zonde, en zoo was Christus, ons in alles gelijk zonder zonde; zonder erf- en zonder dadelijke zonde.

II. Volgende den onderwijzer in den Heidelb. Catecihismus vragen wij thans:

A. Waarom moest de Middelaar waarachtig God zijn?

De redenen, die noodzakelijk maakten dat de Middelaar waarachtig God is, Zijn o.a. de volgende :

1e. Hij moest door een kortstondig lijden en vertoeven in den dood 'n eeuwige gerechtigheid aanbrengen. Dat vermocht Hij alleen, omdat Hij God is. De straf der zonde toch is een eeuwig straf lijden in de hel. Gestel een waarachtig en rechtvaardig mensch ware gekomen. Hoelang had zulk een Middelaar dan moeten lijden? Eeuwig, d.w.z. dat er aan zijn lijden nimmer een einde ware gekomen; dat de schuld nooit ware voldaan geworden; dat hij nooit had kunnen zeggen: Het is volbracht. Maar dan ook ware verlossing niet mogelijk geweest. Voldoening aan het recht Gods; afbetaling van de schuld tot de laatste penning toe is alleen daardoor mogelijk, dat de eeuwige God (zij het in onze menschelijke natuur, omdat de Godheid lijden noch sterven kan) in den dood gaat. Doordat de Middelaar God is, heeft Hij een eeuwige waardij aan Zijn lijden bijgebracht. Hand. 20 vers 28.

2e. Hij moest macht hebben Zijn leven af te leggen en het weder aan te nemen. Niet een mensch is gerechtigd voor een ander in den dood te gaan, want niet één mensch heeft de beschikking over zijn eigen leven, vermits hij het niet weder aannemen kan. Socinius verwierp o.m. op dezen grond de voldoening en geheel het borgtochtelijk lijden en sterven van Christus, doch deze ketter zag voorbij dat de Middelaar als waarachtig God macht had over Zijn leven in het vleesch. Daartoe moest Hij God zijn, opdat Hij Zijn leven afleggen en het weder aannemen kom.

3e. Zijn Godheid moest de aangenomen menschheid ondersteunen tot het doordragen van Gods oneindigen toorn.
Geen bloot creatuur is in staat dien toorn Gods te dragen. Voorwaar Christus ware bezweken in den Hof van Gethsemané, toen Zijn zweet werd gelijk groote droppelen bloeds, die op de aarde afliepen; en aan het kruis, toen Hij van God verlaten werd, als de zon werd verduisterd op het midden van den dag; Hij ware bezweken eer Hij den beker van Gods toorn had gedronken, indien Hij niet waarachtig God geweest ware. Maar dan hadde Hij ook de zaligheid niet kunnen verwerven. Zijn Godheid heeft de aangenomen menschheid ondersteund, ook al trok Zich de Godheid tot de uiterste grenzen terug, waarom Paulus zegt, dat Hij Zichzelven vernietigd heeft, Phil. 2.
Noodzakelijk alzoo was het dat de Middelaar waarachtig God was. Maar niet minder gold voor Hem de eisch, dat Hij waarachtig en rechtvaardig mensoh was.

Dit brengt ons tot de vraag:

B. Waarom moest Hij waarachtig en rechtvaardig mensch zijn?

1. Waarachtig mensch moest de Middelaar zijn:

a. omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde, dat de menschelijke natuur, die gezondigd had, ook voor de zonde betaalde. „De ziel die zondigt, die zal sterven", Ezech. 18 : 4, 20.
Naar ziel en lichaam zijn alle menschen, ook de uitverkorenen, den eeuwigen dood onderworpen ; en in ziel en lichaam moest Christus lijden. En alleen, zoo Hij behoorde tot ons menschelijk geslacht en dus sproot uit Maria, kan de zonde Adams Hem worden toegekend, die alleen wordt overgewenteld op (toegerekend aan) Adams nakomelingen.

b. Hij moest waarachtig mensch zijn om te kunnen lijden en sterven. Een andere is de straf der engelen, die geesten zijn, en een andere de straf der menschen, die ziel en lichaam hebben. Om hun straf te kunnen dragen moest Christus waarachtig mensch zijn.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1939

De Saambinder | 4 Pagina's

Van de naturen des Middelaars.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1939

De Saambinder | 4 Pagina's