Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOOR DE DOODEN GEDOOPT.

Nog een vraag uit Middelharnis, rakende de beteekenis van 1 Cor. 15 : 29: Anders wat zullen zij doen, die voor de dooden gedoopt worden? Indien de dooden ganschelijk niet opgewekt worden, waarom worden zij voor de dooden ook gedoopt?
Er zijn vele gevoelens over dezen tekst, die wij nu maar niet zullen optellen. Onze kantteekenaar, die elk naslaan kan, noemt er drie. Het komt ons voor dat wij in dit woord van Paulus niet hebben te denken aan het sacrament van den Heiligen Doop, maar aan den doop met bloed door het martelaarschap. In den zin dus waarmede de Heere Jezus van den doop sprak in Luc. 12 : 50: „Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe wordt Ik geperst, totdat het volbracht zij". Daar ziet de doop op het lijden en sterven van Christus. Ook in Marc. 10 : 38 wordt van den doop op deze wijze gesproken. De Heere zegt in die plaats tot Zijn discipelen: „Kunt gij den drinkbeker drinken dien Ik drink en met den doop gedoopt worden, waar Ik mede gedoopt wordt?" In beide deze plaatsen is geen sprake van het sacrament des Heiligen Doops, maar van den doop des lijdens en stervens. Welnu in dien zin spreekt Paulus ook in 1 Cor. 15 : 29. De martelaren werden met den dood gedoopt. Het sacrament van den doop is voor de levenden; het beteekent en verzegelt Gods uitverkorenen den ingang in het leven. Maar de martelaren ontvingen een vuurdoop ten doode. Zij hebben zelfs hun leven niet liefgehad, doch het voor den Heere overgegeven. En dat deden zij in het geloof en in de hope op de zalige opstanding.
Die opstanding werd door sommigen geloochend. Paulus verdedigd dit gewichtvol stuk op zeer bijzonder krachtige wijze in 1 Cor. 15. En na de verdediging wijst de Apostel op het profijt dat Gods volk heeft uit het geloof in de opstanding. Daardoor hebben zij zichzelf voor de dooden laten doopen, d.w.z. hebben zij hun leven gegeven in den martelaars- en vuurdoop.
Maar als er nu eens geen opstanding was, zoo de lasteraars zeggen, wat bate zouden dan die getrouwe martelaren hebben? Die 144.000 verzegelden? Dan waren zij verloren, die in Christus ontslapen zijn. „Indien de dooden ganschelijk niet opgewekt worden, waarom laten zij zich voor hen doopen?" zoo vraagt de Apostel in onzen tekst. Hij houdt het verband met de opstanding vast, doch ware deze er niet, waarom lieten dan de martelaren het aankomen op den doop van lijden en sterven? Dan waren zij de ellendigsten van alle menschen. En dan was Paulus wel dwaas door zich van dag tot dag in gevaar te begeven. Hij zelf betuigt in VS. 30: „En waarom zijn ook wij alle uur in gevaar? Vergeefs geloofd; vergeefs gehoopt; vergeefs gestreden; vergeefs tot in den marteldood getrouw bevonden, zoo er geen opstanding der dooden is”.
Uit het verband der woorden kan o.i. zeer duidelijk blijken dat met het gedoopt worden voor de dooden volstrekt niet wordt bedoeld, dat een levende zich met den H. Doop doopen liet voor, in de plaats van een doode. Dat leert Gods Woord nergens. Doch van den marteldood was een doop des lijdens, een doop voor ter dood veroordeelden bestemd; en dat doopen voor de dooden onderwierp men zich door het geloof der opstanding, waardoor de martelaren in eeuwige heerlijkheid zullen ingaan naar ziel en lichaam beide.

OPENBARINGEN 7.
X. te Middelharnis vraagt: Waarom wordt in Openb. 7, waar sprake is van de verzegeling der geslachten Israëls, de stam van Dan niet genoemd?
Niet alleen Dan, maar ook Efraïm wordt gemist onder de in Openb. 7 genoemde stammen Israëls.
Openb. 7 bevat twee visioenen aan Johannes gegeven. In de verzen 4-8 ziet de Apostel de 144.000 verzegelden; in de daarop volgende verzen de ontelbare schare der uitverkorenen Gods voor den troon. Onder die laatsten behoorden ook de 144.000 verzegelden. Maar deze worden afzonderlijk gezien, als de van God bewaarden in de groote verdrukking, die op de wereld onder Gods toelating is ten tijde van bijzondere benauwing en oordeel. De Heere zal al Zijn volk bewaren in de ure der verzoeking. Hij houdt de vier engelen tegen, die de vier winden der aarde hebben. Eer zij de oordeelen op aarde doen komen, zal God Zijn volk, dat dan op deze wereld leeft, verzegelen. Dit volk vormt het geestelijk Israël. Wij hebben dus niet aan Joden te denken. Maar de gekochten met het bloed van Christus worden zinnebeeldig voorgesteld onder de twaalf geslachten Israëls.
Twaalf is het getal dat Gods werk in Zijn volk uitdrukt. 12 is 3 x 4. Drie is het Goddelijk getal; vier dat van de wereld. God werkt in de harten van Zijn volk. De Kerk komt op aarde door Gods Geest tot stand.
1000 is het getal der hoogste volkomenheid, zoodat door 144.000, d.i. 12 x 12 x 1000, wordt te verstaan gegeven, dat de Heere al Zijn volk, tot de kleinste en geringste toe, volkomen zal verzegelen. Dat volk behoeft de bangste tijden niet te vreezen. O, wat zijn zij toch gelukkig, die tot deze verzegelden mogen behooren.
En nu de stammen.
In de opsomming der stammen wordt met den ouderdom niet gerekend, noch met eenige natuurlijke orde. De namen dier stammen staan daar in een geheel willekeurige volgorde; een orde naar den souvereinen wil van God.
Dan en Efraïm zijn er niet genoemd. Jozef neemt de plaats van Efraïm in en Levi wordt, hoewel hij geen afzonderlijk deel in Kanaän had, er bij genoemd.
Ook in 1 Kron. 2 : 9 wordt Dan gemist. Was die stam misschien reeds vroeg uitgestorven? Het wordt ons niet beschreven. Er schijnt een andere reden te zijn waarom Dan en Efraïm niet geteld worden onder de 12 stammen waaruit de 144.000 verzegelden zijn.
In Dan werd, na het geval van Micha's gesneden beeld (Richt. 18 : 26), de beeldendienst officieel ingevoerd (1 Kon. 12 : 29) door Jerobeam, die uit Efraïm was (1 Kon. 11 : 26). Efraïm maakte de zonde der afgoderij zeer groot. Daarom worden deze stammen niet genoemd onder degenen die uitdrukking geven aan de heiligheid der 144.000 verzegelden. Die 144.000 toch waren de geheiligden door Gods Geest, het licht der wereld. Deze zijn het die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; deze zijn het die het Lam volgen, waar het ook heengaat; deze zijn gekocht uit de menschen, tot eerstelingen Gode en het Lam. En in hun mond is geen bedrog gevonden, want zij zijn onberispelijk voor den troon Gods (Op. 14). De afgoderij van Dan en Efraïm pastte bij hen niet.
Een andere verklaring gaat uit van de beteekenis der namen. Dan beteekent oordeel, maar de 144.000 zijn geen rechters en tot oordeelen niet geroepen. En Efraïm beduidt vermeerdering; doch de 144.000 maken een afgerond getal uit; zij zijn maagden en vermeerderen niet. (Deze beide namen zijn dus onbruikbaar en worden verwisseld met Levi en Jozef, die beter uitdrukken tot welke menigte zij behooren. (Seiss).
De eerste verklaring lijkt mij 't eenvoudigst. Moge de ernst der tijden ons te meer nopen den zondedienst der wereld te verlaten. Gods oordeelen komen op Zijn tijd om der zonde wil. O, vlied van de ongerechtigheid. Ja geve de Heere ons uit genade deel aan het heil Zijns volks. Hij wassche ons in Zijn bloed en door Zijn Geest en doe Zijn volk in heiligen ernst wandelen naar Zijn geboden, opdat in den bangsten nood hun ziele getroost en gesterkt moge wandelen, dragende het zegel Gods aan hun voorhoofden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939

De Saambinder | 4 Pagina's

Vragen.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939

De Saambinder | 4 Pagina's