Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Nederlandsche Belijdenisschriften.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Nederlandsche Belijdenisschriften.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Dordtsche Leerregeht.

XL

Laatste werkzaamheden der Synode. Zoo had dian deze luistervolle Synode hare voornaamste taak beëindigd. Met blijdschap en verheuging des harten mocht worden teruggezien op den zwaren en moeitevollen arbeid, die met groote eenstemmigheid was verricht. God had het werk Zijner knechten Vnet vrede gekroond. De vijanid moest aftrekken met de bestraffing des Almachtigen. De leuigien had het moeten afleggen voor de Waarheid, die naar de Gedzaliigheid is. Gods Kerk mocht weder adem halen, na zooveel bangen tegenspoed.

De werkzaamheden der Synode waren hiermede niet beëindigd. Nog een paar belangrijke zaken vroegen hare volle aanidacht. Tusschen de hoogleeraren Lubbertus en Maccovius, beiden verbonden aan de School te Franeker, was een twisit ontstaan.. Laatstgenoemde was een geboren Pool en van adellijke afkomst. Hij was een zeer geleerd man en van groote bekwaamheid. Met bijzondere scherpzinnigheid ontwikkelde en verdedigde hij de Calvinistische leer, die hij met hart en ziel was toegedaan. Hij wor^dt beschouwd als de voorlooper van Gijsbertus Voetius. Deze hoogleeraar geraakte in een hooggaande twist met professor Lubbertus, welke reeds twee jaren geduurd had. Daar elke poging om de zaak bij te leggen mislukte, droe­ gen de Staten van Friesland dezelve ter beslissing over aan de Synode van Dordrecht.

We laten hier volgen het bericht dat de veelbeminde en geoefende Alexander Comrie in zijn , , Brief over de recbtvaardigmaking" van deze twistzaak gieeft, bladz. 35-37. Hij schrijft aldus:

, , Maccovius, een Poolsch edelman, een van de subtielste (d.i. schranderste) disputanten van zijn tijd tegen de Socinianen en Jezuieten, nadat hij onder Keckermann te Dantzig had gestudeerd en verscheidene academiën bezocht had, werd eindelijk te Franeker beroepen tol professor theologiae, vanwege zijne zonderlinge begaafdheden, Gcjdvruchtigheid en vermogen om den tegensprekers, waaraan 't toen niet ontbrak, den mond te stoppen. Lubbertus was zijn collega. Deze benijdende den overgrooten toeloop van toehoorders, |die van alle oorden tot Maccovius' lessen toevloeiden, vanwege deszelfs diepzinnig en allernauwkeurig'st stellen van den staat der verschillen, in elk hoofdstuk der Go|dgeleerdheid, verkreeg toehendiglijk deze en gene stellingen van Maccovius, in een tijd, in welken de Arminianerij 't hoofd onder hoioge protectie (d.i. bescherming) begon op te steken. Om zijn ambtgenoot te vernederen sloeg hij twee wegen in; de eene was de classis van Franeker eenige iïi het eerst hard schijnenide leeringen van Maccovius voor te di^aigen, opdat deze die aan de Staten van Friesland zou overbrengen, daar ze bleven in status quo (d.i. in denzelfden staat) totdat die Dordtsche Godgeleerden al lang waren vergaderd geweest. De andere was, die stellingen naar Heidelberg te zenden, toen vooral in achting, dewijl over baren Catechismus stond gehandeld te world'en; en bracht dus te weeg, dat die leeringen zeer verkeerdelijk te Heidelberg beoordeeld werdien.

Gedurende de zitting van het Dordtsche concilie werden zoo vanwege de classis Franeker als de Staten van Friiesland, deze punten tegen Maccovius in de 13de zitting te beridle gebracht, benevens een wijd geschrift van Maccovius, recht verzoekende ^n zijn collega Lubbertus 'beschuldigende als, ^ijn aanMager. D.it aües opgelezen zijnde, zoó werd bevonden, volgens P. Heijlijn, een bekenld© Remonstrant, die deze historie verhaalt dat vijftig punten ten laste van Maccovius werden ingebracht. Hij geeft ze niet op. De Schotsche Godgeleerde Balcanqual, die de voorlezing van alles mede aarliooride, zegt in zijn brieven, dat er maar twee waren die eenigen schijn hadden en dat bet jammer was zulk een geleerd man daarover voor zulk een concilie te roepen. Lubttrtus ontkende dat hij Maccovius' toeschuRdiger was, waarom hij door den prseses Bogerman, die toen te Leeuwarden predikant was en het geheim van alles wist, benevens den scriba Festus Hiommius, die mede van'alles kundig was, zeer hartelijk over zulk liegen voor God en die vergadering bestraft zijnde, zoo werd de zaak, volgens advies van de buitenlanjdsche Godgöleerden, aan een commissie van de inlandsche, als een huishoudelijke zaak, ter onderzoek gegeven; in welke commissie, ofschoon Scultetus, die tevoren die punten te Heidelberg had beljjen veroordeelen, zich tot groote ergernis van de buitenlanders daar had ingedrongen, Maccovius in alles rechtzinnig bevonden werd en is op hun rapport, tot Lubbertus' beschaming, voor zoodanig één openlijk erkend van de gebeele Synoldte”.

Tot zoover is het bericht van Comrie, die aldus een goed getuigenis geeft van Maccovius-De commissie welke door (de Synode was benoemd om deze twistzaak te onderzoeken, was op den vierden Mei met haar rapport gereed en gaf het aan de Synode alstoen over. Het behelsl, de drie punten:

a. Maccovius is ten onrechte van ketterij aangeklaagd.

b. Hij worde vermaand zich te onthouden van uitdrukkingen, die aan jonge lieden ergernis geven; geen onderscheidingen te hekelen, die rechtzinnige Godgeleerden hebben gemaakt; den vrede met zijne ambtgenooten aan te kweeken en de studenten tot eerbied jegens hunne leermeesers op te wekken. c. Die hem van ketterij aanklaaglden, moeten daarvan aflaten, zoo zij geene gewichtige bewijzen kunnen bijbrengen.

Dat vermaan heeft de Synode niet nagelaten aan Maccovius te geven en hem op het hart gebonden de voorzichtigheid te gebruiken in zijne consequenties, die soms zeer' scherp waren en een aanstoot verwekten bij Lubbertus. Zoo scherp Maccovius zich uitdrukte, zoo zacht was Lubbertus in de keuze zijner woorjden, hoewel nochtans getrouw in de bediening. Er was een scherp contrast tusschen deze twee hoogleeraren. Met een dringend vermaan aan Maccovius zich wat in te binden inzake zijn scherpe bewoordingen was de 'zaak tusschen Lubbertus en Maccovius besleeht.

Behalve deze was er nog een belangrijke zaak waarover het oordeel der Synode was gevraagd. Het betrof de goedkeuring van de Nederlandsche Confessie in hare 37 artikelen van , , ide ware Christelijke belijdenis" der Nederlandsche kerken en zoo ook van den Heidelberger Catechismus. Voorgesteld werd deze beilde Formulieren in iden gfeheelen omvang voor te lezen, opdat elk lid der Synode gelegenheid zou hebben zijn bezwaren in te Idienen bij aldien er iets in gevonden werd dat niet in overeenstemming was met de Heilige Schrift of om onvoorwaardelijke instemming te betuigen met de Belijdenis, die in tijden van vervolging om fles Woords wil waren geschi'even en met het bloed der martelaren waren bezegeld en door de kerken in Nederland eenparig waren aangenomen, overtuigid' dat al deszelfs artikelen of afdeelin. gen in ailles conform waren den Woorde Gods.

Alzoo werden eerst de 37 artikelen achtereenvolgens der Synode voorgiellezen. Aan bet einde daarvan betuigde de voorzitter zijne blijdschap dat idoor allen werd verklaard met eenstemmige adviezen, dat zij oordeelden Idat in deze Confessie geen leerstuk begrepen was, hetwelk met de waarheid in de Heilige Schrift uitgedrukt, was strijdenide, maar integendeel dat alles met deze waarheid en met de Confessie van andere Ge-; nefoirTO6erde kSarkfin wel acco(rd(3eride. Men sprak den wensch uit van de zijldte der buitenlandsche leden, dat de kerken in dfö Nederlanden , , deze rechtzinnige. Godzalige en eenvoudige confessie des geloofs standvastig zouden volharden en onvervalsdbt den nakomelingen achterlaten en bewaard blijven tot de wederkomst van Christus.

Daarop werd |de Heidelberger Catechismus gelezen. Tot bijzondere blijdschap van de afgevaardigden van den Paltz werd' wederom met overeensitemmen|dle adviezen verklaard , , d!at de leer in den Catechismus van d'en Paltz begrepen, in aJlles met Gods Woord was accordeerenide, en 'dat daarin niets was te vinden, hetwelk zou schijnen als jdaarmedte niet overeenkomende, te moeten veranderd of verbeterd worden, en dat deze Catechismus een zeer wel gesteld kort begrip was dier rechtzinnige Christelijke leer, zeer wijselijk geacoommodeer'd, niet alleen naar het begrip der teere jonkheid, maar ook tot bekwame onderwijzing dergenen die tot hunne jaren waren gekomen. En dat hij derhalve met groote stichting in de NejdterlandBche kerken mocht geleerd en in alle manieren behoorde gehouden te worden!”

En biermede waren de werkzaamheden der Synolde in baar geheel besloten. Hoe konden deszelfs leden met verheuiging des harten terugzien op iden volwichtigen arbeid, welke in des Heeren gunst ten eind© gebracht was. Wel mocht Gods Kerk betuigen: de Heere heeft groote 'dingen gedaan, dies zijn wij verblijd.

BARTH,

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1941

De Saambinder | 4 Pagina's

Onze Nederlandsche Belijdenisschriften.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1941

De Saambinder | 4 Pagina's