Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WET GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WET GODS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tien geboden afzonderlijk

Het eerste gebod. 3.

Tegen de in 'het eerst-c gebod voorgeschreven godsvrucht en godsdienst des harten gaan verder als verboden zonden in de ongodsdienstigheid en Godloochening of atheïsme als gemis aan godsdienst en de afgoderij en bijgeloof in hun verschillende vormen als valsche en onzuivere godsdienst.

Het atheïsme is de uiterste tegenstelling van de ware godsvrucht. Het is naar de Schrift een loslaten van God, maar daarmede ook een van God losgelaten worden. Het is een verzaken en verloochenen van God, van Zijn Wezen, eigenschappen en voorzienigheid. Het is een zeer zware zonde. De Godloochenaar is religieus diep gezonken. Perkins zegt er van in zijn ., Gevallen der Conscientie": „De wonde in het lichaam, die het hart uitrukt, is de allerschadelijkste wonde, die er wezen kan. En dat gevoelen, hetwelk de godheid wegneemt, rukt het hart der ziel weg."

Niemand wordt als atheïst geboren, maar er is' hierbij sprake van een steeds verder om zich heen grijpend bederf van het hart. Van verwaarloozing en zoogenaamd godsdienstig neutraal willen 'zijn schrijdt het veelal voort naar verachting, bespotting, haatuiting en verfoeiing der religie en Godslastering om uit te monden in volslagen atheïsme. Men onderscheidt bij het atheïsme tusschen dat in zijn meer grovcren en iijn meer verfijnden vorm, tusschen een praktisch en een theoretisch atheïsme. Het theoretische atheïsme komt op uit het wijsgeerig denken. Hierbij tracht men zich God geheel en al weg te denken uit het leven en het wezen en bestaan der dingen. Men wil in zijn valsch vernuft niet verder gaan dan de zichtbare wereld en denkt zich die dan als een van en door zichzelf bestaande werkelijkheid. Het proces der wereld vat men daarbij op als een altijddurende beweging van stofdeeltjes. En deze beweging wordt dan beheerscht door natuurwetten, of het noodlot als blinde, niet nader te verklaren, oorzaken, wat dan het materialisme is. Wil men nog een onstoffelijk element naast het stoffelijke erkennen, dan stelt men den ontwikkelingsgang der wereld voor als een stroom van dit saamverbonden (psychophysisch) gebeuren, en betitelt dit dan met den naam van psychomonisme. Beide worden dan saamgevat onder den naam van atheïsch monisme, dat is het Godloochenend beweren, dat alles in de wereld of vanzelf door een noodlot, maar zonder God als Schepper en Zijn voorzienigheid, toegaat.

Het theoretisch atheïsme vermag echter de ingeschapen Godskennis niet weg te nemen. Niemand is van jongsaf aan atheïst. Ze worden niet geboren. Ook is er geen atheïstisch volk ooit geweest. Op later leeftijd kan men zich die wijsgeerige ideeën op laten dringen, maar dan onderdrukt men in zich het besef, dat er een God is en smoort men de stem van de eigen conscientie. Vaak slaat het atheïsme om in pantheïsme of algodendom en bijgeloof. Het is dan ook altijd relatief of betrekkelijk.

En niet ten onrechte zegt Hellenbroek van het atheïsme, dat het meer een wenschen dan een dadelijk gelooven is dat er geen God is.

Het practisch atheïsme is doen alsof er geen God is, zonder God en godsdienst leven in de wereld. Hierbij onderscheidt men nog tusschen profane en overgegeven goddelooze menschen en hen die zoo ver niet gaan. De eerstgenoemden leven in hun goddeloosheid als de beesten naar en in hun booze lusten en doen naar wat er in hun hart opkomt. Zij noemen Gods Naam alleen nog in een vloek en worden door geen ontzag of vrees voor God weerhouden in het zondigen. Zij verloochenen God met hunne werken. De H. Schrift teekent zulke lieden als zij zegt in Ps. 10 : 4: Al zijne gedachten zijn, dat er geen God is; en in Ps. 14 : 1 en Ps. 53 : 2: De dwaas zegt in zijn hart er is geen God; en ook in plaatsen als Zef. 1 : 12; Mal. 2 : 17; 3 : 14/15 en Tit. 1 : 16 de overleggingen van hun hart blootlegt.

Zij. die niet zoo ver gaan in ongebondenheid, zijn verder alle onbekeerde, wereldsche menschen, die meer burgerlijk deugdzaam, maar toch zonder God in de wereld leven als ongeloovigen en zich niets aan God en godsdienst gielegen laten liggen. Zij zijn zonder God in de wereld, Ef. 2:12. Het goede, dat men geniet in de wereld, schrijft men toe aan de fortuin, enz.

Het practisch atheïsme heeft ook zijn verschillende gradaties en aanleidingen. En zoo valt hier ook ónder de twijfel of er een God is. het uit de verdorven overlegging van het hart opkomend God verzoeken om Zijn bestaan te bewijzen, en alle oorzaken en aanleidingen, die tot het practisch atheïsme leiden.

Is er bij het crtheïsmc in zijn verschillende vormen en uitingen een tekort inzake religie, ja zelfs sprake van in het geheel geen godsdienst, bij de afgoderij is ei wel een voorstelling van een'Gcd, maar hier is een valsche godsdienst. Hier zondigt men daarin, dat men een voorwerp van innerlijke godsvereering er op na houdt, dat geen God is. Een afgod toch is een leugengod, dat wat geen God is. En ^oo is afgoderij naar de omschrijving van onzen Heidelberger Catechismus, in de plaats van den eenig waren God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of benevens Hem iets anders verzinnen of hebben, waarop de mensch zijn vertrouwen stelt. De afgoderij is een verbastering van de ware kennis en dienst Gods. Na den val is er in den mensch nog wel een natuurlijke (de ingeschapen en verkregen) Godskennis. De mensch werkt daar echter verkeerd mede, vooral wat betreft de verkregen Godskennis. Ook was er oorspronkelijk de overlevering van de ware Godskennis door Adam aan zijn nageslacht. In de linie van Seth bleef deze bewaard, maar bij Kaïn en zijn geslacht ontaardde dit al spoedjg en kwam de verbastering. Men verviel tot afgoderij. Alle gedachte aan een ontwikkeling van vereering van natuurkracht en afgoderij tot den waren godsdienst moet dan ook verworpen worden. Historisch beschouwd is afgoderij een afval van de ware kennis en dienst van God.

Nu onderscheidt men de afgoderij in een meer grove en een meer verfijnde, zooals ook onze Heidelbergsche Catechismus die reeds voorstelt. De grovere bestaat daarin, dat men in de plaats van God zich iets, wat geen God is, als God verkiest, terwijl men bij de verfijnde afgoderij naast Hem nog iets als God er op na houdt.

Tot de grovere vormen van afgoderij rekent men dan de zoogenaamde natuur- en ethische religies. Natuurreligie noemt men de eerste soort, omdat naar het woord van den Apostel Paulus in Rom. 1 : 20, het schepsel gediend wordt boven den Schepper. Dat schepsel is hierbij de natuur of de kracht, die daarin werkt. En zoo is liier sprake van een natuur-, een schepselvergoding.

De natuurxeligies worden nader nog onderscheiden in lagere en hoogere. De lagere vormen van de natuurreligie zijn het zoogenaamde animatisme en animisme, Avaarvan het eerste vraagt naar de werking, die van de natuur uitgaat, en het tweede ook naar de zelfstandigheid van de factoren, die achter die werkzaamheid van de natuur staan. Bij het aninisme worden aan alle voorwerpen een ziel of geest toegekend. Die ziel denkt men dan gebonden aan het voorwerp, of ook wel rondzwevend in de lucht. De geesten zijn hier nog geen gcden, maar bovenzinnelijke machten. Men onderscheidt daarbij twee zielen, waarvan de eene wordt beschouwd ais een fijne zelfstandigheid, die de geheele natuur bezielt en.de andere als de na den dood voortlevende doodenziel in de lucht. Men ziet drie elementen in het animisme, n.l. het geloof in het bestaan en de 'werking van de door den d.'> od van het lichaam afgescheiden zielen, waarmede verband houdt de godsdienstige vereering van voorouders en helden. En eindelijk de overtuiging, dat de schadelijke en heilzame werkingen van dingen veroorzaakt worden door in die dingen inwonende zielen. Hiermede is dan verbonden de eeredienst van sommige natuurvoorwerpen, zooals steenen, boomen, enz. Verwant aan deze vereering van natuurvoorwerpen is in onzon tijd, in onze verlichte eeuw en zelfs in ons land, het gebruik bijv. van een talisman of van amu­ letten als zoogenaamde voorbehoudmiddelen tegen gevaren. Men ziet dit verschijnsel bijv. bij auto-, mobilisten, vliegeniers, zeelieden en bij velen, wier bedrijf niet zonder gevaar is, in Roomsche en ongeloovige kringen. De religie bestaat hierbij vooral in een pogen om door religieuze vereering die machten gunstig voor zich te doen zijn.

In de hoogere natuurgodsdiensten zijn de geesten goden geworden. Men geeft ze een meer per-, soonlijke, belijnde gestalte, wat in het afgodsbeeld nader tot uitdrukking komt. En hier heeft men te doen met de afgoderij van het polytheisme of veelgodendom. Hiertoe behooren o.a. de afgodendienst van de oude Oostersche volkent zooals de Assyriërs, Babyloniërs en Egyptenaren, en die van het Westen, zooals die van de Grieken en Romeinen en de Westersche volken. In het Oosten werden de goden meer als heerschers beschouwd en de menschen als hun slaven. In het Westen kwam bovenal de verwantschap met den mensch uit. Hier is minder ontzag voor den afgod dan in het Oosten.

Bij de ethische religies heeft men niet meer de voorstelling van de natuurkrachten als goden, doch de voorstelling van één God, die zoowel de natuurlijke als de geestelijke wereld regeert en be-, heerscht. Hier is ook sprake van een openbaring, een bekendmaking van den wil van den God, een , .heilige schrift". Hieronder rekent men de Indische godsdiensten, zooals het Brahmanisme en het Buddhismc, en verder het Confucianisme en Parsisme, het Mohammedanisme en het Jodendom, waarbij , men dan nog w^el voegt, als op één lijn er mee liggend, het Modernisme van onzen tijd.'

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 januari 1946

De Saambinder | 6 Pagina's

DE WET GODS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 januari 1946

De Saambinder | 6 Pagina's