Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Secten en stroomingen van onzen tijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Secten en stroomingen van onzen tijd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II * j

Internationale Vereeniging \ van ernstige Bijbelonder- j zoekers. 1 V .JEHOVA'S GETUIGEN" j

3, De leer van Christus. Christus is bij de beschouwing van het Russellisme allereerst Logos, een geestelijke, geweest. En als zoodanig een schepsel Gods en wel het eerste en hoogste schepsel, de hoogste engel Gods, Bij de schepping was Hij de actieve vertegenvvoordiger van God Zelf, Hij bleef dit tot Zijn geboorte, hier op aarde. Toen werd Hij mensch, hield Hij op geest te zijn en is Hij de tweede Adam geworden. En zoo had Hij maar één natuur, de menschelijke, die vernietigd werd aan het kruis. Van een lichamelijk opstanding is geen sprake. Veeleer loste het lichaam zich in gas op of werd het op een bepaalde plaats als een soort gedenkteeken bewaard. En bij de verschijningen werd, voor den duur daarvan, tijdelijk een lichaam aangenomen. Door Zijn opstanding hield Hij op mensch te zijn en werd Hij weer geest en verkreeg Hij daarmede deel aan de Goddelijke natuur en aan de onsterfelijkheid als een loon op Zijn gehoorzaamheid. Toen Hij op aarde rondwandelde was Hij, evenals de eerste Adam, niet eenswezens met God, doch was de eenheid van Hem met God slechts die van- gezindheid en wil. Dat wil dus zeggen, dat er toen geen wezenlijke maar alleen een zedelijke band van vereeniging tusschen Christus en den Vader was.

De leer van het Russellisme houdt dus in dit opzicht dit in, dat Christus eerst het hoogste schepsel Gods was en als zoodanig een geest, die tevens sterfelijk nog was. Met de menschwording houdt Hij op geest te zijn en wordt Hij mensch. Met Zijn opstanding verandert het opnieuw. Dan blijft Hij geen mensch meer, maar wordt Hij weer geest, terwijl Hij nu als loon voor Zijn gehoorzaamheid de onsterfelijkheid verkrijgt voor Zichzelf, dus een onsterfelijke geestwordt- Het verzoenend werk van Christus is van den volgenden aard. Door den eersten zondenval is het gansche menschelijk geslacht in Adam verloren gegaan. Allen worden nu als zondaren en zonder eenig recht op het leven geboren, Christus bracht nu den loskoopprijs als mensch. Daardoor verwierf Hij allereerst voor alle menschen dat de eeuwige dood als straf der vernietiging wel op de zonde niet in zijn vollen zin over het menschelijk geslacht wordt gebracht, maar dat allen bij den tijdelijken dood ontslapen. Zoo wordt de dood als straf op de zonde dan allereerst wegens Christus' verdienend sterven verzacht tot een zieleslaap, een bewustelooze toestand, die duurt tot den dag der opstanding.

Vervolgens heeft Christus voor alle menschen verworven, dat, na Adams proef in het paradijs, nog eens en dan nu individueel een proef mag afgelegd worden van gehoorzaamheid aan God, Deze proef mag na de opwekking uit den ziele-

slaap binnen het tijdperk van de duizend jaren van Christus' heerschappij op aarde door de menschen der tweede en derde klasse worden gedaan. Zij moeten dan gewillig en gehoorzaam dien proef doorstaan om op de herstelde aarde menschelijke volkomenheid te verkrijgen. Dat is dus de verdienste van Christus, dat den zegen dien Hij voor alle menschen verwierf, nam'elijk een verzachtend uitstel van de volle straf of de ' absolute vernietiging en de mogelijkheid, de ge- • legenheid, om door eigen kracht en gehoorzaamheid het eeuwige leven te verdienen in den zin van een menschelijke volkomenheid op aarde. Christus heeft dus bij deze leer de zaligheid voor niemand verworven, maar slechts de gelegenheid om door eigen kracht haar als eeuwig leven op ac\^rde te verwerkelijken in den weg van eigen werken volgens het werkverbond.

En waar Christus de eerste is die uit de dooden opgewekt is, zoo is de beschouwing, dat niemand van de vromen van den ouden dag bij hun verscheiden van de aarde in den hemel is opgenomen. Vóór de opstanding en de hemelvaart van Christus kon niemand der vromen den hemel ingaan, omdat Christus eerst Zijn werk moest verrichten, opstaan en ten hemel varen als de eerste, Die den voorrang moet hebben boven de anderen. Géén Henoch, geen Abraham, geen Mozes, gepn David, Elia, Daniël of Johannes de Dooper, niemand van de heiligen van den ouden dag is in den hemel. Geen triumfeerende kerk was er nog daar toen Jezus ten hemel voer. Zij leefden nog in den tijd der belofte en niet in dien der vervulling. Zij behooren niet tot de tusschen de hemelvaart van Christus in 1^14 uitverkoren „geestverwekte Christenen", die als „het lichaam van Christus" alleen, maar dan zonder stoffelijk lichaam, in den hemel komen-

De heilige ma; nnen van den ouden dag zullen ook na hun opstanding niet ten hemel ingaan, maar, volgens de Jehovah's getuigen, volmaakt opgewekt, op aarde zichtbare vertegenwoordigers zijn van den grooten Koning. Zij zijn, toen zij in de tijden vóór Christus' eerste komst op aarde leefden, goede menschen geweest, trouw aan God en zullen deze heerlijhkheid als loon ontvangen.

Hoezeer nu echter deze voorstelling als een samenraapsel van verschillende oude en nieuwe ketterijen in strijd is met de Heilige Schrift, blijkt al aanstonds uit Efeze 2 : 8 en 9: „Want uit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave. Niet uit de werken, opdat niemand roeme". Ook berooft zij Christus' verzoeningswerk naar zijn wezen, werking en vrucht van zijn Schriftuurlijk karakter,

In verband met dit alles verwerpt het Russellisme ook de Schriftleer van de heilige Drieëenheid Gods. Christus, zoo bleek reeds, wordt bij deze leervoorstelling beschouwd slechts als een schepsel Gods in den Ariaanschen zin. En de Geest Gods is ook geen Goddelijk Persoon, maar de macht Gods, die volgens Zijn wil werkzaam is De leer van de Drieëenheid Gods zou onzin zijn en slechts voor de Middeleeuwen bestemd. Zij zt)u haar intrede in de kerk pas gedaan hebben door een Griekschen geestelijke in de vierde eeuw. Bij deze beschouwing zou alleen de Vader, bij voorkeur Jehova genoemd, God zijn; de eenige Persoon in het Goddelijke Wezen, saamvallend met het Wezen Gods zelf. De Zoon zou ook wel een Persoon zijn, maar dan geen Goddelijk Persoon doch een geschapen geest, na Zijn opstanding een Goddelijk schepsel. En de Heilige Geest zou in het geheel geen persoonlijkheid toekomen, zoo vierkant in tegen Hand, 5 : 3 en 4, De leer der Drieëenheid zou door den duivel uitgedacht zijn om Gods volk te verwarren. Zij behoort, bij die beschouwing, tot den gruwel er verwoesting, waarvan Daniël 9 : 27 gewaagt. Daaronder zouden namelijk vervat zijn als gruwelijke leeringen; de onsterfelijkheid der ziel, het eeuwig straflijden in de hel, de Drieëenheid, en de roomsche transsubstantiatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1946

De Saambinder | 4 Pagina's

Secten en stroomingen van onzen tijd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1946

De Saambinder | 4 Pagina's