Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebed om den regen des Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebed om den regen des Geestes

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Begeert, van den Heere regen ten tijde des spaden regens; de Heere maakt de weerlicliten; en Hij zal hun regen genoeg geven voor ieder kruid op het veld Zach. 10:1

De Kerk, aan wie God zulke kostelijke beloften had geschonken, wordt opgewekt, om regen van den Heere te begeeren. Zij moeten bidden niet tot de wolken, noch tot de sterren, maar tot dien God, Die den hemel verhoort en Die de aarde verhoort. Jehova is de Almachtige, maar ook de Algcnoegzame en de Getrouwe, Hij is die God, Die maar spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. Alle vertrouwen op de afgoden zal beschamen. Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekend maken groote en vaste dingen, die gij niet weet, Jer, 33 : 3, Christus heeft den weg naar den hemel geopend; door Zijn bloed heeft Hij dien weg ingewijd. Met vrijmoedigheid mogen wij toegaan tot den troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Dat wij onzen mond tot God mogen opendoen, is ook een genade door Christus verworven. Hij heeft gezwegen voor Kajafas en voor Pilatus, opdat wij onzen mond zouden mógen open doen en al onze begeerten met biddingen en smeekingen en dankzeggingen bij God mochten bekend maken. Een groote genade is het om in en door Christus een geopenden troon en een geopend hart te mogen vinden, In alle omstandigheden van dit leven is het als een weldaad te achten. Immers, welke nooden 'doen zich niet steeds voor, wat toch moeite en verdriet. Wat al bezwaren zijn er ook voor Gods volk, zoolang zij in dit mesech zijn. Vele zijn zelfs de tegenspoeden der rechtvaardigen. Doch ook zij weten de tijden dat alles gesloten was, en dat zij geen doortocht hadden met hun lasten en zorgen. Geen zwaarder leven is er voor een kind van God, dan dat zij moeten inleven, wat Christus doorleefde als Borg in den staat Zijner diepe vernedering. Hij toch betuigde in Ps, 22: Mijn God, Ik roep des daags en Gij antwoordt niet, en des nacht§ en Ik heb geen stilte.

Maar daar tegenover staat het ook dat zij gedurig mochten ondervinden, dat God een Toevlucht voor de Zijnen was, , , Begeert van den Heere regen". Als er één zaak is waarin onze steile en diepe afhankelijkheid openbaar wordt, dan is het wel deze; dat God alleen de sluizen des hemels kan openen, AI stampte Achab van vijandschap met zijn voet op den grond, de hemel ging niet open. Laat de dwaze mensch maar ondernemen wat hij wil, denk maar niet dat God het uit Zijn handen geeft. Neen, nooit en nooit zal de tijd komen dat wij te beschikken hebben over regen en droogte. God alleen maakt de aarde vruchtbaar van boven. Zoo is het ook in de genade. Wat hangen wij toch in alles steil en diep van God af.

De Heere maakt ook de weerlichten. Hij geeft onweder. De „bliksemstralen" worden genoemd als aankondigers van den regen. Vooral de spade regen in het Oosten ging dikwijls met onweder gepaard, Job 38 : 25, De profeet legt er den nadruk op dat zulk onweder van den Heere komt, dat Hij het is, Die hun de regenstroomen geeft, die het veld vruchtbaar maken. Hij geeft hun regen voor ieder "kruid op het veld. Het is zoowel voor het koren als voor al de andere veldvruchten, dat de regen op de aarde valt. Niets kan zichzelf in het leven houden. Alles zou verdorren, wegkwijnen en sterven, zoo God den regen onthield.

Wat een Goddelijke ontferming is het dan, wanneer God den hemel opent en een overvloedigen regen zendt op de aarde. Dat we dan den regen des Geestes van God zelf begeeren en afsmeeken. Ik hef mijne oogen op tot U, Die in de hemelen zit. Ziet, gelijk de oogen der knechten zijn op de hand hunner heeren, delijk de oogen der dienstmaagd is op de hand harer vrouw, alzoo zijn onze oogen op den Heere onzen God, totdat Hij ons genadig zij, Ps, 123 vers 1 en 2, God zou rechtvaardi»^ alles aan zichzelf kunnen overgeven, maar Hij gedenkt Zijn verbond tot in euewigheid. God was van eeuwigheid in Zichzelf bewogen en is altijd bewogen in Zichzelf, om op grond van Christus' gerechtigheid Zijn Kerk en Zijn volk te bezoeken. Onze tranen, onze gestalten en bewegingen zijn de oorzaak niet, maar 't is altijd alleen om die vrije gunsj, . die eeuwig Hem bewoog.

Zeker, de tranen kunnen niet gemist worden. Laat niemand denken dat het er btiiten gaat, Gods Woord spreekt van een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekeering tot zalijkheid werkt. God vergeeft nooit droge zonden. Doch de tranen zijn geen grond voor de eeuwigheid; dat alleen is Christus, En zoo leert nu al Gods volk kennen, dat alles vloeit uit het eenzijdige van Zijn Goddelijk welbehagen in Christus, Groot is het voorrecht wanneer God een mensch trekt uit de wereld en uit de zonde, of uit zijn eigenwilligen godsdienst. Niemand ZQU toch ooit naar God gevraagd of gezocht hebben. En al degenen die hier in den tüd van Gods welbehagen geroepen worden, valt dat te beurt, omdat God hen in de eeuwigheid had uitverkoren in Christus,

Onuitsprekelijk is de weldaad voor den door Gods Geest levendgemaakten zondiaar, wanneer Christus in hem geopenbaard wordt als de Weg, de Waarheid en het Leven, Maar nog grooter wanneer wij vrede met God mogen vinden in het bloed des Lams; met God verzoend en bevredigd, verzegeld door den Heiligen Geest, Dezulken echter worden gewaar, dat God heeft overgelaten een ellendig en arm volk, dat op den Naam des Heeren zal betrouwen, Zef, 3 ; 12. Zij komen met al de genoten weldaden in hun land terug, gelijk weleer de Koningin van Scheba. Wat moeten zij hier menigmaal uitleven, dat hun hart is als een dor en dorstig land, dat sedert lang ligt uit te drogen, Haman in Ps, 88, kende er ook wel wat van: Zult gij wonderen doen aan de-dooden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Gij hebt vriend en metgezel verre van mv gedaan, mijne bekenden zijn in duisternis, Hoe laag kan het afloopen in het leven van het ware volk van God, Donkerheden in den stand van hun leven, zoodat er een schaduw valt op hun staat voor de eeuwigheid.

Maar de rechterhand des Heeren verandert. God laat nooit varen de werken Zijner handen. Aan zichzelf overgelaten zou dat volk verdorren en versterven. Het zou ons veel te ver voeren, zoo wij de verschillende Bijbelheiligen afzonderlijk zouden nagaan in hun leven. Ik heb slechts de namen maar te noemen van een Noach, Jacob, Mozes, Gideon, David, Salomo en Petrus, Ja, legt uw eigen leven er maar naast, volk van God, Was God niet de Onveranderlijke en de Getrouwe, gij waart allang vergaan. Uw behoud ligt alleen in Christus; in Hem Die is de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde en de Laatste,

Die dierbare Heilige Geest, door Christus U beloofd, is als een eeuwige Trooster in uw ziel geschonken. Zooals de vroege regen van den hemel is afgedaald, zoo komt ook op Gods tijd de spade regen. En die regen des Geestes daalt altijd van den hemel af. 't Baart weer altijd verwondering en aanbidding. Wat kan dat volk soms loopen dat de hemel van koper en de aarde als van ijzer is. Vaak hoort men de klacht van hun lippen; De Heere heeft mij vergeten, en de Heere heeft mij verlaten. Er komen tijden dat wij niet meer kunnen bidden en soms ook wel dat wij niet meer willen bidden. Dat alles zoo afgesneden is en er zelfs geen klacht meer over is. Doch opeens gaat de hemel open en Een milden regen zond G' o Heer', Op Uw bezwijken erf'nis neer. Om sterkt' aan haar te geven, Ps. 68:4.

Gods volk wordt uit genade zalig. Zij worden zalig omdat God het wil, Aan hun kant een nauwelijks zalig worden, 1 Petr, 4 ; 18; maar aan Gods zijde een zekerlijk zalig worden, Ps, 89 ; 7, En wanneer die regen des Geestes afdaalt uit dat eeuwige welbehagen, uit kracht van Christus' voorbede, en op grond van Zijn volmaakt Borgwerk, dan wordt daardoor alles verkwikt. Moedeloos en troosteloos kan Gods volk over de aarde gaan. Wat kan de zware zielestrijd hen neerdrukken. Op de wereld, in de kerk, in het huisgezin, in hun hart staat alles satan ten dienste, om den troost te ro(5ven uit hunne ziel. Wat zijn de diepten des satans groot. Alles kan hier niet genoemd worden. De afgrond roept soms tot den afgrond, gelijk die Borg des verbonds klaagde in Ps. 42, en de wateren zijn soms gekomen tot aan de ziel, Ps. 69 ; 2. Wat een kracht kan de zonde oefenen in het meesleepen en benauwen van hun ziele, al is de zonde in zijn heerschappijvoerende macht voor eeuwig verbroken. Het kan soms zoo ver gaan. Afgemat is hun ziel veelal van al de strijd en de beroering. Doch zoodra die regen des Geestes afdaalt, dan wordt alles weer verkwikt. Dan gaat het stof overal weer eens af en wat leeft dan alles weer op. Dan krijgen zij de kracht van de Goddelijke beloften weer te ervaren. Dan wordt de verlossing door Christus bewerkt weer toegepast aan hun ziel. Gij heft mijn hoofd omhoog. En doet m' Uw gunst aanschouwen.

Dan krijgt hun ziele weer moed en kracht. Dan wordt het geloof weer versterkt; de hope verlevendigt en de liefde verwakkert. Dan wordt al het oude weer nieuw. Zij krijgen weer nieuwe onderwijzingen en nieuwe bevindingen. De wijdte en breedte van Immanëls land wordt voor hun zielsoog geopend en zij zien overal weer doorheen en overal weer overheen, eeuwigheid en zij worden weer verzekerd van

hun aandeel aan God en Christus- Hun jeugd wordt vernieuwd als eens arends, Ps, 103 : 3. Ja, daarenboven, zü richten weer op de trage handen en de slappe knieën. Wanneer 't in de natuur langen tijd niet geregend heeft en alles dreigt te verdorren en te sterven^ dan maken wij er ons wel eens druk mee om water op de vruchten te gieten, In vele gevallen is het nog meer achteruit dan vooruit. Al gieten wü er soms nog zooveel water bij, alles versteent en daarbij^ wij kunnen nooit bewerken dat er een geur van de vruchten uitgaat. Zoodra het echter van den hemel regent, dan fleurt alles op en wat een aangename geur verspreidt dadelijk alles van zich Als de vruchten van den hemel worden bevochtigd, dan is het dadelijk anders dan dat wij het doen. Zoodra dan de zon er weer op schijnt, dan kunnen wij het soms zien groeien.

Door de bedauwing des Geestes gaat er kracht van Gods werk uit. Welk een geur verspreidt dat ook voor onze omgeving. Dan wordt de oude mensch der zonde gedood en gekruisigd; dan is er een voortvaren tot de volmaaktheid, Dan wordt er iets beoefend van de ware zelfverloochening, zelfverfoeiïng en zelfmishaging. Dan hebben wii met onszelf niets meer op, maar dan heeft God de hoogste plaats in ons hart. Dan drukken wij de voetstappen van Christus; dan worden wij meer en meer Gods beeld gelijkvormig. Dan ruischt de vrucht als van de Libanon, Dan zijn wij groen en frisch, om te verkondigen dat de Heere recht is. Hij is mijn Rotssteen en in Hem is geen onrecht, Ps, 22 ; 10, O geliefden, zouden wij nu naar zulk een regen niet verlangen? Zouden wij dien regen des Geestes niet van God begeeren? Wij niochten den hemel als een waterstroom wel aanloopen, ' om de wereld, voor de kerk, voor ons gezin, voor ons eigen hart. Wat ligt alles dor en doodig. De Godsverlating en Godsverzaking neemt toe en de macht van den anti-christ openbaart zich sterk. De mensch der zonde komt op den voorgrond.

In de kerken, afwijken van de waarheid, verloochening van den onwankelbaren grondslag Christus Jezus. Twist en tweedracht, haat, nijd en krakeel, niet weinig. Altemaal omdat Gods Geest wordt gemist en het werk der Goddelijke genade zoo weinig wordt waargenomen. En waar de vreeze zoozeer gemist wordt, is de dam tegen de zonde weggenomen en is er ook zulk een doorvloeiing in de huisgezinnen. En hoe droevig is het in het algemeen gesteld in hart en leven. Waar Gods Geest gemist wordt, daar is alle verwarring en booze handel. God onderhoudt Zijn volk door alle tijden en omstandigheden wel, doch het dadelijk gemeenschapsleven wordt zoo spaarzamelijk gevonden. Altijd zullen er blijven, die hunne kleederen niet bevlekt hebben en die onberispelijk en onbevlekt mogen wandelen tot de toekomst des Heeren Jezus Christus, Doch wat is dat getal thans klein. Dat die regen van den hemel nog eens afdaalde, gelijk weleer op het Pinksterfeest te Jeruzalem. Gods Kerk zou zichtbaar vermeerderd worden. Gods volk gebouwd in het allerheiligst geloof, de wereld beschaamd en God verheerlijkt. O, een druppel van dien Geest zou in ons worden een fontein, springende tot in het eeuwige leven. Wat zou er een benaarstigen zijn, volk des Heeren, om onze roeping en verkiezing vast te maken. God Zelf mocht het gemis nog eens ontdekken en zoo zwaar doen drukken, dat de vervulling niet achterwege kon blijven. Hij mocht ons in alles de dood eens worden, en ons afsnijden van alles waar wij ons leven in zoeken. Er zou een leven zijn uit de fontein Christus en ons toenemen zou openbaar worden.

Onze wandel zou zijn in de hemelen en wij zouden bedenken de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de Rechterhand Gods. Wij begeeren vaak zooveel in ons leven, dat ons meer schade zou veroorzaken, dan profijt. Maar het begeeren van den regen des Geestes, beoogend de eere Gods en de verhooging Zijner deugden, zou ons innerlijk verkwikken, ons hart sterken en met' blijmoedigheid doen wandelen op den weg der gerechtigheid. Ons oog was dan gericht op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Hebr, 12 : 2,

Arme onbekeerde medereiziger naar de eeuwig­ heid, dat er nog eens een druppeltje in uw ziel vallen mocht van dien Geest, Een van onze oudvaders schreef: Wie nat wil worden, moet in den regen gaan staan; en wilt gij bekeerd worden, dan moet gij onder de middelen gaan. Verlaat de slechtigheden en leeft; treedt op de weg des vredes en des verstands. God mocht u nog genadig zijn, om Zijns Zoons Christus' wil. Bij Hem is des Geestes te overig. Het ontbreekt Hem niet aan kracht en vermogen.

Gij allen, die op gronden rust die geen grond zijn voor de eeuwigheid, buiten het fundament Christus, dat gij van alles werd afgestooten, eer de dag des doods komt. God opene uwe oogen. Alles wat het stempel van Gods werk mist, zal niet> bestaan in den dag der eeuwigheid. Bedriegt uwe zielen niet! In het graf is geen bezinning, noch wetenschap meer en in de eeuwigheid is er geen herroepen meer. Dan is het te laat, voor eeuwig te laat. Uitziend volk des Heeren, die nog doolt van berg tot berg en van heuvel tot heuvel. Het mocht eens zoo éaan regenen, dat al het onze mocht wegspoelen, waar wij ons op verlaten en wat geen grond is om God op te ontmoeten, om dien eenigen Rotsgrond Christus te mogen vinden. Een rijke bediening des Geestes mocht u, volk des Heeren, geschonken worden uit den hemel, opdat Gód aan Zijn eer kwam en aan ons samen werd bevestigd; ^ Zoo zal de vreedzame gemeente wezen. En ondervinden Gods goedheid geprezen, Tot allen tijden voor en naar. Ps. 133:3.

Amen. Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1946

De Saambinder | 4 Pagina's

Gebed om den regen des Geestes

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1946

De Saambinder | 4 Pagina's