Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. te R, vraagt eenige toelichting over het leven en de leerstellingen inzake de wedergeboorte van Joh, Maccovius,

Johannes Maccovius, zijn eigenlijke naam was Mackowsky, werd in 1588 te Nobzenik in Polen geboren. Zijn ouders waren de Gereformeerde religie toegedaan. Met een uitnemenden aanleg begiftigd, studeerde hij eerst te Dantzig onder Keckermann, Vervolgens bezocht hij verschillende Duitsche Academiën en kwam eindelijk te Franeker, Hier promoveerde hij op 5 Maart 1614, na een openbare disputatie over de kerk, waarbij Lubbertus zijn promotor was, Maccovius bleef nu te Franeker, waar hij eerst privaatdocent, straks in 1615 buitengewoon hoogleeraar werd en 5 maanden later tot gewoon hoogleeraar in de theologie werd benoemd,

In 1617 geraakte Maccovius in een twist met zijn promotor Lubbertus, Het ging toch al niet zoo goed van meet af aan. Op het leven van Maccovius viel aan te merken en Lubbertus was veel strenger, ook in de toezicht op den handel en wandel der studenten, In 1617 had Maccovius stellingen laten verdedigen over de overbrenging van den zondigen mensch tot het leven, waarin hij opvattingen van Lubbertus aantastte. Ook voerde hij een meer scholastieke behandeling van de theologische leerstof in, tegen den zin van Lubbertus, Het een met het ander was oorzaak, dat hij in een twist met Lubbertus geraakte, die zoo hoog liep, dat Maccovius zich te verantwoorden had voor de Synode van Dordrecht in 1618/'19, Hier werd hij in al het ten laste gelegde rechtzinnig bevonden. Alleen kreeg hij een berisping om zich te onthouden van uitdrukkingen, die aan de jongelieden ergernis konden geven. Na den strijd met Lubbertus kwam Maccovius in botsing met Amesius, En deze strijd liep over de volgende punten; Ie, Of er voor de wedergeboorte een voorbereidende genade is; 2e, Of het Woord Gods vóór de wedergeboorte gehoord wordt; en 3e, Of Christus, niet alleen als God, maar ook als Middelaar mag aangebeden worden,

In zijn laatste levensjaren heeft hij aan verschillende lichaamskwalen geleden. Na een geduldig lijden is hij 24 Juni 1644 in vrede ontslapen, Bij zijn graf heeft Coccejus de liikrede uitgesproken, Maccovius was een streng Calvinist en wat zijn bekwaamheid en geleerdheid betreft, een sieraad voor de Franeker Acade-' mie. Hij heeft verschillende dogmatische, polemische en filosofische geschriften nagelaten. Wat nu zijn opvatting van de wedergeboorte betreft, leerde Maccovius de onmiddelijke wedergeboorte, de wedergeboorte nu opgevat in

den engeren zin als de opwekking uit den doodslaat der zonde, door hem genoemd de wedergeboorte in het eerste«moment. Hij maakt n.l. onderscheid tusschen de wedergeboorte in het eerste moment of oogenblik en die in den verderen voortgang. Maccovius ontkende tegenover Amesius, dat in den mensch, die dood is in de zonde, een inwendige voorbereiding tot de wedergeboorte zou plaats grijpen. En hij beroept zich hierbij allereerst op 1 Cor. 2 : 14. Maar de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Hier kan, zoo zegt hij, zelfs' geen sprake zijn van een voorbereiding van Gods zijde. Immers, zoo'n voorbereiding bewerkt, óf dat de mensch ophoudt om een natuurlijk mensch te zijn, óf zij doet dit niet. Doet zij het wel, dan is zij geen voorbereiding tot de wedergeboorte, maar deze zelf. En doet zij het niet, dan blijft hij er een natuurlijk mensch onder en kan hij ook niet de dingen des Geestes Gods kennen.

Vervolgens beroept hij zich op Rom. 8:7: Daarom, dat het bedenken des vleesches vijandschap tegen Gods is; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet; en op Efeze 2:1. En hierbij merkt hij op, dat God wel vaak onder de prediking het hart opent, maar daarmede toch de wedergeboorte zelf niet door het Woord werkt, daar de wedergeboorte een niet geringer werk is dan de schepping. En het geval van Cornelius, als zou deze zich voorbereid hebben tot de wedergeboorte, wordt afgewezen, daar deze tevoren al wedergeboren was, omdat zijn gebeden verhoord werden en God de zondaars niet hoort, volgens Joh. 9 : 31; en al kende hij nog niét den gekomen Christus, hij kende in elk geval den te komen Christus.

Een andere vraag is, of de mensch in het oogenblik der wedergeboorte louter passief of lijdelijk is, wat Maccovius bteaamt. Immers in het moment waarin de wedergeboorte plaats gaat grijpen, is de mensch in zichzelf dood in de zonden, waaruit hij wordt opgewekt. Hij doet dus zelf niets toe tot zijn wedergeboorte, evenals iemand, die geschapen wordt, ook niets tot zijn schepping toedoet.

Een volgende stelling is, dat hij ontkent, dat de wedergeboorte door het Woord geschiedt. Hiervoor beroept hij zich allereerst op Ezech. 36 : 26, 27: En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het steenen hart uit uw vleesch wegnemen, en zal u een vleeschen hart geven. En Ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijne inzettingen zult wandelen en Mijne rechten zult bewaren en doen. Waar nu, zoo zegt hij, het wandelen in de inzettingen Gods na de wedergeboorte volgt en het hetzelfde is als het aanvaarden van het Woord, zoo volgt het Woord als middel op de wedergeboorte en is er geen oorzaak van. Voorts beroept hij zich ook op Hand. 16 : 14, waar staat, dat de Heere het hart van Lydia heeft geopend, dat zij acht nam op wat van Paulus gesproken werd. De Heere had dus, zoo is zijn gevoelen, haar hart geopend vóór zij het Woord Gods zaligmakend hoorde. En daarom is het Woord Gods niet de oorzaak der wedergeboorte.

Een derde grond voor zijn stelling ontleent hij aan de gelijkenis van den zaaier uit Matth. 13. Hier toch brengt het Woord wel het zaad te voorschijn, veroorzaakt de goede aarde niet, , doch onderstelt deze. Hiertegen voere men niet aan 1 Petr. 1 ; 23, zoo zegt hij, want dit heeft geen anderen zin dan dat het Woord de wedergeboorte verklaart. Anders toch zou God een middel gebruiken in de wedergeboorte. Maar dit is al even absurd als dat God een middel gebruikt in de wederopstanding der dooden ten leven of bij de schepping. En in verband met Rom. 10 : 17 merkt hij op, dat het Woord Gods wel de oorzaak is van het dadelijk, maar niet van het hebbelijk geloof. Voorts is de genade der wedergeboorte onwederstandelijk. Dit blijkt, zoo zegt hij, ten eerste uit Rom. 9 ; 19: Want wie heeft Zijnen wil wederstaan? Vervolgens neemt, blijken Ezechiël 36 : 26, 27, God de wederstandelijkheid weg, waarom de genade waarover het hier gaat onwederstandelijk is. En eindelijk verschaft zij ook het willen, zoodat, wie willend gemaakt is niet wederstaat, volgens Filipp, 2 : 13. En het bezwaar uit Hand. 7 : 51, waar Stefanus zegt: Gijlieden wederstaat altijd den Heiligen Geest, ziet alleen op het weerstaan van den Heiligen Geest, zooals Hij uitwendig leert, maar niet op Hem, zoo als Hij inwendig werkt. Tenslotte legt Maccovius er nog eens nadruk op, dat het dadelijk geloof geen oorzaak van de wedergeboorte kan zijn en dat de wedergeboorte in den ruimeren zin, zooals zij dus ook de bekeering omvat, in dit leven niet volkomen is, maar dat er in dit opzicht trappen van meer of minder volkomenheid in gevonden worden.

X. te Y vraagt of men ook spreken kan van een scheppings-middelaar,

A n t w, : Een middelaar staat tusschen twee of meer partijen in. De schepping is een wezenswerk Gods. In het wezen Gods zijn geen partijen en aan de zijde van het geschapene kon er bij de schepping ook geen partij nog zijn, want dit ontstond eerst door de schepping. Er was dus bij de schepping alleen de scheppende God, Die uit het niets tegenover Zich het geschapene voortbracht. Hieruit volgt dus, dat het niet juist is om van een scheppings-middelaar te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1946

De Saambinder | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1946

De Saambinder | 4 Pagina's