Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Geschiedenis der Paedagogiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Geschiedenis der Paedagogiek

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONS ONDERWIJS

Humanistische 'paecHagügen uit de 15.e eeuw. Het is mijn voornemen, nu Cele afgehandeld is, enkele Nederl. Humanisten der 15e eeuw te behandelen, teneinde te doen zien, welk beeld het Humanisme in die aera op paedadogisch getJied vertoonde. Het», ligt niet in mijn bedoeling vooraf het Humanisme uitvoerig te b^andelen, - maar iets moet ik er toch van zeggen. Ik laat dus het Neo of Modern-Humanisme rusten, om mij' alleen tot de 15e eeuw te bepalen. Men hoede zich allereerst voor de fout te menen, dat die geestesbeweging in de 15e eeuw is ontstaan. Renaissance en Humanisme ontplooien zich, leven weer op in die eeuw. M.a.w. de beweging is ook te voren reeds aanwezig; al is het dan .niet in die mate; ze komt niet zo maar uit de lucht vallen. Ook denke men niet dat het Humanisme in zijn historische gang steeds dezelfde kenmerken vertoont.

Geen wonder, dat prof. Lindel)oom er van zegt: ik waag het niet er een definitie van te g'^ven. En wijlen prof. Huizinga sprak van het probleem der Renaissance en vergeleek die met een Proteus, die allerlei vormen en kleuren aanneemt, met één netje niet te vangen. Het Humanisme is dan een veelkleurig zaakje evenals een van zijn voorloopsters, de Stoa. Zelfs dat van de 15e eeuw is een variabele grootheid en verschilt al naar gelang men in Italië of meer in Noordelijke streken komt. Eindelijk is dok niet het binnenstromen van nieuwe klassieke literatuur (Plato) de oorzaak der opleving geweest. Deze was er reeds en werd wel door genoemde literatuur krachtig versterkt. De haard van deze opleving is Italië. Het begint met een „wedergeboorte" der kunst. Maar tegelijk ontstaat een zelfstandig philosofisch denken op politiek, wetenschappelijk en religieus gebied. Het, blij kt reactionair te zijn tegen wat tot hiertoe als autoriteit gegolden heeft: de kerk, de theologie, de scholastiek en wordt in principe een aanslag op de Christelijke philosofie en een bestrijding van de bijzondere Openbaring. (Hoekstra)'. » Het accent valt meer en meer op de menswaardering. De mens is de maat van alle dingen. Mens is hier niet Jan, Piet of Klaas, maar de ideaalmens, die wel nooit in concreto aanschouwd is, maar nagestreefd moet worden. Volgens het Humanisme kan dat, omdat de mens in zich de krachten heeft, in verstand en wil, te streven naar het ware, schone en goede. Hij is louter activiteit in de richting van de ideaalmens. Hij moet worden de harmonische mens. De ware vrijheid bestaat in vrije zelfbepaling en dus in onafhankelijkheid van God en van de naaste.

Zijn verlossing is zelf-verlossing; zijn volmaking zelï-volmaking. De rasechte Humanist acht zich zo'n soort godmens ; vonk^ emanatie van de Algeest en is dus pantheïstisch georiënteerd. Geen wonder, dat dit Humanisme dan ook greep naar dë antieke cultuur, waarin het accent valt op de menselijke persoonlijkheid. Het werd een , .persoonlijkheids-cultus". (Casimir.) In deze geestesrichting is alzo geen plaats voor God en Zijn Woord; voor diens onbeperkt gezag over leer en leven en dus volle onderw; erping eisend; noch voor de zonde in schriftuurlijke zin dus: ook geen verlossing door Christus; geen onderwerping aan Gods wet; geen gebedsnoodzakelijkheid. In dit systeem is ook geen plaats voor het verachte, het onwijze, het onedele; maar alles is inderdaad „een hooghartige z.g. alvermogende aristocratie des geestes." Dat is de dood, ook voor de opvoeding. M.i. heeft mede de M.E.-se kerk krachtig meegewerkt aan de opleving van het Humanisme, n.l. door haar knechting van de persoonlijkheid. De Hervorming zal aan deze weer de juiste plaats geven en ook haar opvoedingspraktijk richten naar de regelen van des Heer en Woord. Is nu het Noords Humanisme, ook wel genoemd Duits-Nederlands Humanisme, Bijbels Humanisme philologenhumanisme, ' geleerdenhumanisme ook zo. Neen, de namen zeggen 't al, het is anders gekleurd, anders gericht dan het Ital. Humanisme.

Kort gezegd: de jonge. Humanisten in deze landen zochten: Ie. een klassiek Latijn; zij dweepten met Cicero en scholden op het barbaars Latijn der M.E. De scheldwoorden over en weer van „barbarist" en „paganist" waren niet van de lucht. 2e. een begrijpelijke grammatica (Latijn natuurlijk). 3e. een bijbelse theologie. Met deze uitdrukking zij men voorzichtig. Men versta daaronder niet een in de H.S. wortelende theologie, maar een moralistische lekentheologie. Wij komen hierop later terug. Voorts beoefenden zij de bekende zeven vrije kunsten. Ook zij vormden in hun ogen een kring op zichzelf, een geestelijke aristocratie, ver verwijderd van en verheven boven het eenvoudige volk. Heel anders dan de. Fraters, die zich juist richtten tot het volk.

Hoe komt het toch, zal men vragen, dat dit Humanisme toch wel een beetje anders is; al zijn de familietrekken aanwezig? Men geeft er tweeërlei antwoord op: 1. Ons volk is altijd een „theologisch volk" geweest, en droeg daardoor een eigen cachet. Men lette maar op de „huislectuur" in die dagen. (Waterink). 2. De z.g. „barbaristen" (d.z. de M.E.'s Latijn sprekenden) gingen hevig te keer tegen de goddeloosheden en tegen de voorstanders van de nieuwe richting. Uiterste voorzichtigheid was dus geboden, om niet voor een ketter aangezien te worden. Velen deden dan ook maar alsof.... Zo bezorgde Murmellius veel uitgaven van Christelijke Latijnse dichters en van de zwierige poëzie der Latijnen; waarschuwde voor sexuele prikkels, voor jongelui niet ongevaarlijk en wilde alleen lectuur, die leidt tot „goede zeden". Met Erasmus was het evenzo. Niet kwaad, zg, l men zeggen. Ja, maar het zal later blijken, dat het niet alles goud is, wat er blinkt. Daarom wilde ik een 4-tal humanisten uit die tijd behandelen, die op onderwijsterrein een naam hebben, om ten slotte met een waardering van het Humanisme op dat gebied te eindigen.

N. B. P. J. L..

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1947

De Saambinder | 4 Pagina's

Uit de Geschiedenis der Paedagogiek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1947

De Saambinder | 4 Pagina's