De laatste dingen

XVII.

Zoals de lezer zich herinneren zal zeiden we In het eerste artikel over de laatste dingen, voorkomend in de Saambinder van 30 October 1947, dat we nader in zouden gaan op: 1. De tussentoestand tussen sterven en wederkomst van Christus; 2. De wederkomst van Christus; 3. De opstanding en het oordeel en 4. De daarop volgende eeuwige staat of bestemming. Tot dusver stonden we stil bij de tussentoestand tussen sterven en wederkomst van Christus. En we bespraken in verband daarmede verschillende dwalingen, zoals de Roomse leer van het vagevuur en de aanroeping der heiligen, de leer van de zieleslaap en de reïncarnatie, de leer van de bekleding der ziel met lichamelijkheid, het spiritisme de conditionele onsterfelijkheid, de leer van de mogelijkheid van bekering na het sterven en de wederherstelling van alle dingen. ^ We komen thans bij:

2. De wederkomst van Christus. In de Heilige Schrift is sprake van een drieërlei komst van Christus, namelijk Zijn komst in het vjees in de volheid des tijds. Hiervan gewaagt Joh. 1 : 14: En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, ene heerlijkheid als des Eengeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid. ' Vervolgens is er sprake van een geestelijke komst van Hem in genade in de harten der Zijnen, waardoor Hij in de toepassing der vruchten van Zijn lijden en sterven tot hen komt en in hen woont.

Hiervan getuigt Joh. 14 : 23: 2kt iemand Mij liefheeft^ die zal Mijn Woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en woning mij hem maken. En zoals de de Apostel Paulus belijdt: Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft en Zichzelve voor mij heeft overgegeven. Gal. 2 : 20. En ten laatste is er de komst van Christus ten jongsten dage in Zijn doorluchte wederkomst ten oordeel. Daarvan spraken de engelen bij Zijn hemelvaart tot de verbaasde jongeren, - toen ze zeiden: Gij Galilese mannen! wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt, zien heenvaren., Van deze laatste komst, in onderscheiding met Zijn eerste komst, die in het vlees, welke na de volbrenging van Zijn werk op aarde eindigde in Zijn hemelvaart, als wederkomst ten oordeel aangeduid, wordt hier nu nader gehandeld. De dag van de wederkomst van de Heere Jezus is niet precies bekend. Matth. 24 : 36 wijst er op en Mare. 13 : 32 zegt: Maar van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. Ook Christ; us naar Zijn menselijke natuur wist dus in de staat Zijner vernedering die dag nog niet. De dag des gerichts zal echter wel onverwacht komen, waar op Petrus wijst in 2 Petr. 3:10: Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht. Plotseling, onverwacht zal die laatste dag aanbreken en zal de Heere Jezus in de wolken verschijnen met Zijn vele duizenden engelen en de bazuin zal slaan. De Heere heeft dat zo bepaald /

om de godzaligen op te wekken tot waakzaamheid tegen die dag en om de goddelozen te vermanen de tijd der genade en der bekering toch wel in acht te nemen.

Toch zijn Qr voortekenen van aangegeven in de Heihge Schrift, die een aanwijzing bieden van de komst van Christus. Deze tekenen zijn hoofdzakehjk de volgende: Ten eerste, de prediking van het Evangelie in de gehele wereld met de bekering der Joden, zoals de Heere Jezus Zelf zegt in Matth. 24 : 14: En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen. En Paulus wijst er in Rom. 11 : 25, 26 op, dat als de volheid der Heidenen zal zijn ingegaan ook Israël tot bekering gebracht en zahg zal worden. Eerst moet dus de zendingsarbeid van de kerk ten einde gekomen zijn en ook Israël tot bekering gebracht zijn, eer de Heere Jezus wederkomen zal.

Vervolgens zullen er tekenen zijn in de natuur, even voor de verschijning van Christus ten oordeel, die mede aanwijzingen er van zijn. Daarop wijst de Heere Jezus in Matth. 24 : 29 en Mare. 13 : 24—26, waar staat: Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven. En de sterren des hemels zullen daaruit vallen en de krachten, die in de hemelen zijn zullen bewogen worden. En als dan zullen zij de Zoon des mensen zien, komende op de wolken, met grote kracht en heerlijkheid. Die tekenen zullen dus ook Zijn gezegende komst vergezellen. En eindelijk zal er ook eerst zijn de grote afval en de volle openbaring van de Antichrist, de mens der zonde, de zoon des verderfs, waarvan de Apostel Paulus spreekt in 2 Thess. 2:3, als hij zegt: Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij, dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen