Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TIEN GEBODEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TIEN GEBODEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

afzonderlijk

HET ZEVENDE GEBOD (III.)

Zo is dus het dansen als hoogte der wereld in Gods dierbaar Woord als een ernstige zonde veroordeeld. En zelfs bij heidense schrijvers Vindt men uitspraken waarin het dansen als een kwaad veroordeeld wordt. Ook de geschiedenis der .kerk. bewijst hoe vaak er tegen het dansen is opgetreden. Zo werd op het concilie van Laodicea in 364, bepaald, dat men op de bruiloft niet mocht dansen. Bij de Waldenzen was het een verfoeilijke zaak. Zelfs onder de Roomsen werden er gevonden, die het afkeurden. Zo zeide zekere koning uit het Zuiden, dat tussen een danser en een waanzinnig mens dit onderscheid is, dat de dansers hun verstand niet hebben zolang zij dansen, doch dat waanzinnige mensen altijd uitzinnig blijven. En in de reformatorische kerken, Calvijn voorop, zoals wij reeds zagen, is er schier unaniem steeds weer de strijd tegen aangebonden.

Ook zijn er kerkelijke verordeningen tegen uitgevaardigd. En om uit het vele hier maar een enkele greep naar voren te brengen, in de Handelingen van de Synode van Dordrecht in 1578 kwam in de particuliere vragen ook het dansen ter sprake. Np. 43 daarvan luidt: Wat zal men doen met degenen, die zich tot openbare dansen begeven? Antwoord: Overmits de dansen gemeenlijk een lichtvaardigheid, die de christenen niet betaamt, medebrengen en aanlokkingen der vleselijk^ lusten zijn, en daarbenevens de godzaligen ergeren, inzonderheid in de tijd van gemene noden, zo zullen zij gestraft worden, die zich daartoe begeven, en zo zij hardnekkig voortvaren, na verscheidene vermaningen van de gemeenschap des Heiligen Avondmaals afgehouden worden. Kerkelijk handboekje. Uitgave van de Banier, pag. 118. In gelijke geest werd besloten op de Part. Snode van Woerden, 1655, par. 35 en op die van Gorkum, 1662, par. 35.

Naast en in overeenstemming met de kerkelijke besluiten stelden zich ook praktikale schrijvers en godgeleerden, zoalse Taffin, Perkin, Amesius, Udemans, Wittewrongel enz. teweer tegen het dansen. Zo zegt Taffin in zijn , , Boetveerdigheidt des levens" II. 19, 34: Zoo vele gebreken die den dans vergezelschappen, behoorden ons met Cicero te doen besluiten niet te dansen, alwaar het schoon zaak, dat wij met dansen een millioen gouds zou-

den kunnen winnen. Voornamelijk gedenkende aan de spreuk des Apostel Paulus, dat men nimmer moet kwaad doen, opdat het goede daar uit kome, Rom. 3:8. De heilige zaken, zooals onder meer het huwelijk, moeten heilig en wettig aanvaard en verhandeld worden. Ook kunnen zoovele gebreken en perikelen, die uit de dansen ontstaan, geen beginsel en grondslag wezen van een goed werk. En bij par. 38 zegt hij: Wij weten wel, dat er dansen gevonden worden, die stemmig en zedig schijnen te wezen Niettemin, aangezien de Heere Christus ons vermaant, dat wij ons leven moeten beteren, zoo zullen de christelijke overheden hun schuldige en christelijke plicht doen, zoo zij uit hunne steden en landen uitwerpen, niet alleen de dansen, die openbaar wulpsch zijn, maar ook alle andere dansen, om alle beginselen, schijnen en aanlokkingen van en tot kwaad te voorkomen, en om alzoo de dansen uit te roeien, die openlijk strijden tegen de zedigheid, heiligheid en kuischheid, die van de kinderen Gods vercischt wordt. En, zooals de herders tegen zoodanige dartelheid behooren te prediken, alzoo behoort ook ieder zich daarvan af te keeren, pogende veel meer de anderen tot zijn zedigheid te trekken dan zich door de wereldsche menschen te laten meeslepen tot hun ijdelheden en wulpsche handelingen.

En Amesius vraagt in zijn „Vijf boeken der consciëntie", 5e boek. Cap. 39, No. 22, zesde vraag: wat te gevoelen is van het dansen. En hij antwoordt daarop: (23). 1. De gemeene reien of speeldansen, gemengd, of in gezelschap van mannen en vrouwen gedaan, zijn geheel en al te veroordeelen. Met name veroordeelt ook Voetius de dans als strijdig met de H. Schrift en door haar voorgeschreven zedelijke deugden en handelingen; als een vrucht der duisternis ; als strijdig met de eis der mijding zelfs van de schijn des kwaads, en als strijdig met het 5e en 7e gebod. , En in nog versterkte mate, zo zegt hij, dan de bestreden opzichzelf staande dans moeten de zogenaamde baletten, dat zijn dansuitvoeringen op het toneel of een opera met dans, als schandelijk en de christen onwaardig, afgewezen worden, daar zij samengesteld zijn uit een dans en een toneelacte. En niet minder zijn te veroordelen ook de zogenaamde maskerades, dat zijn dansen, waarbij men zich vermomt, daar hierbij twee kwaden aan elkander gekoppeld worden, zo geheel in tegen Deutr. 22 : 5, Rom. 13:12 en, 13, en 1 Thess. 5 : 5. Doch het allermeest verfoeilijk, schandelijk en gevaarlijk acht hij het dansen op de rustdag, op vastendagen, of tijdens publieke of meer particuliere rouw en eindelijk als zij des nachts, hetzij meer publiek of in besloten kring plaatsgrijpen. Zij mogen niet door christenen gezien, noch bijgewoond worden. Er dient hier een absolute of volstrekte mijding betracht te worden. Een huisvader dulde niet, dat zij in zijn huis voorvallen, noch ook, dat zijn kinderen er aan deelnemen. Het beroep van dansmeester is al even ongeoorloofd als dat van een toneelspeler en een goochelaar. Publieke dansscholen en leraren mogen niet door een christelijke overheid worden geduld, maar, evenals de kerk, heeft ook de overheid een taak dit voortwoekerend kwaad te beteugelen en te weren. l

De kerk neme krachtig positie tegen het dansen. In geen kerkedienaren of hun gezinnen worde het dansen geduld en evenmin late de kerk meer toe aan de groteren der aarde dan aan haar andere leden. Zij houde dansmeesters af van het Heihg Avondmaal. Zij moet het dansen in de prediking en op de catechisatie tegen gaan, publiek en in besloten kring er tegen waarschuwen, weren van het Heihg Avondmaal en, zo nodig, de kerkelijke tucht toepassen. Zij stelle een eis te dezen opzichte bij het doen van belijdenis, terwijl eindelijk dit kwaad mede door synodale besluiten en uitspraken moet worden bedwongen. Roeping der overheid is, als zij de macht er toe heeft, om geen dansscholen te onderhouden, noch dansleraren op te nemen binnen haar gebied. Aan muzikanten dient verboden bij danspartijen op te treden. Ook raadt hij aan een extra belasting te leggen op het houden van danshuizen en op het dansen zelf, terbedwinging van dit kwaad.

Brakel, ten slotte, zegt er van in zijn „Redelijke Godsdienst" II (Vcrkl. 7e gebod) pag. 173: Ik geloof niet dat een danser al dansende zou willen sterven, en voor het oordeel komen. Zo spraken onze godzaUge Vaderen ten aanzien van dit ook in onze dagen steeds verder om zich heengrijpend euvel in Gods oog.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1949

De Saambinder | 4 Pagina's

DE TIEN GEBODEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1949

De Saambinder | 4 Pagina's