Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BAREND EN JOHANNA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BAREND EN JOHANNA

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Uit welke oorzaken vloeit dan de blijdschap bij de tijdgelovige, want blijdschap heet toch ook een vrucht des geestes. Gal. 5 : 22. Barend: De redenen voor die blijdschap zijn vele, en zeer verschillend, doch van tijdelijke aard, en zodra die tijdelijke oorzaken der blijdschap ophouden, bezwijkt ook het geloof, dat meer in het gemoed en in het gevoel zetelt, dan in het hart. Het tijdgeloof verblijdt zich in de kennis der waarheid, maar niet in de vrijmakende kracht der waarheid, dus niet over het gevoel der genade Gods met toepassing op zichzelven, en dat is juist hetgeen het tijdgeloof ongenoegzaam doet zijn tot zaligheid der ziel op reis naar de eeuwigheid.

Johanna: Maar wat is nu het onderscheid tussen het historisch geloof en het tijdgeloof en worden beide beschreven in Gods Woord? Barend: Het verschil is, dat historisch geloof geen blijdschap heeft en het tijdgeloof soms wel, zodat de duivelen wel een historisch geloof hebben, maar zij zijn niet blijde, veeleer sidderen zij. Het historisch geloof zetelt in het verstand, doch het blijft koele beredenering en beschouwing, terwijl de tijdgelovige soms wel diepe indrukken heeft van dood en eeuwigheid, alsmede overtuigingen van zonde, en ook wel over de gelukzalige staat van Gods volk, zodat zij soms met lof spreken van de dienst des Heeren, missende evenwel de ware vernedering des harten.

Johanna: Maar waar komt die blijdschap dan toch wel vandaan? Daar moeten toch oorzaken en redenen voor zijn, om blij te zijn?

Barend: Men kan zich blij maken om de goederen des Verbonds, zonder dat men behoefte heeft aan de Middelaar des Verbonds, ook kan een verontrust geweten blijdschap hebben, als men hoort van genade en vergeving, zonder die recht voor zichzelf te begeren. Zelfs kan men blijdschap hebben, als men meent een vrijbrief te horen tot zondigen in de verkondiging van de vrije genade Gods.

Johanna: Een vrijbrief om te zondigen, zegt u? Wat bedoelt u daarmee, hoe kan het evangelie aldus worden misverstaan, dat men zou menen, dat men daardoor te vrijer de zónde dienen kan?

Barend: Wel, dat is duideijk genoeg, waar de Antinomianen immers zeggen: Laat ons de zonde doen, opdat de genade te meerder worde. Hoe ruimer nu het evangelie verkondigd wordt, hoe meer die goddelozen menen, op de genade van Christus te kunnen zondigen, hoe meer ruimte in Christus tot zaligheid, hoe meer zij eigen voordeel en genot, rijkdom en eer kunnen najagen, en evenwel hopen op genade aan het einde van hun leven.

Johanna: Waar wordt het tijdgeloof in de Schrift beschreven? Want wij kunnen dit nu wel aannemen, doch is het ook Schriftuurlijk?

Barend: Inderdaad wordt het duidelijk genoemd in Matth. 13 : 20/21. Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt. Doch hij heeft geen wortel in zich zelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des  Woords wille, zo wordt hij terstond geërgerd. Hier vindt ge een duidelijke omschrijving van het tijdgeloof. Johanna: Wat betekent het geen wortel te hebben in zichzelven; houdt dat zeker verband met de steenachtige plaatsen?

Barend: Juist, de gelijkenis van de zaaier stelt het zo voor, dat een deel van het zaad viel op een plaats, waar een dun laagje aarde een rotsige ondergrond bedekte, zodat het zaad geen wortel kon maken, vanwege de rotsgrond, hoewel het eerst welig opschoot, omdat de warmte der zonnestralen niet diep kon doordringen in de aarde, en dus dat dunne laagje des te meer verwarmd werd.

Johanna: Zou dan al dat licht en die blijdschap onder de Waarheid Gods nog tevergeefs kunnen zijn. Barend, wie kan dan zalig worden?

Barend: Ja, Hanna, het kan zéér ver gaan met de mens, want men kan eens verlicht zijn geweest en de hemelse gave gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, en nog er buiten!

Johanna: Ik moet u zeggen, het begint mij te duizelen, maar eiheve, waar staat dat geschreven, want u bent zo vreselijk scherp, hé? Barend: Niet ik zeg het, maar Hebr. 6 : 4—6 en zelfs staat er nog bij, dat het onmogehjk is, om dezulken, die na dit alles afvallig worden, wederom te vernieuwen tot bekering.

Johanna: Ja, maar er staat dus bij, als zij afvallig worden, dus wederom de wereld ingaan, en dat hoop ik nimmer te doen, dus behoef ik mij hierover niet te verontrusten, nietwaar?

Barend: De vraag is of wij ooit uit de wereld getrokken zijn, want indien we dat missen, hebben we haar nimmer verlaten, dus behoeven wij niet afvallig te worden, maar liggen van onze geboorte af in de afval van God. Bovendien zou ik maar zo gerust niet zijn, op mijn goede voornemens heb ik nog nimmer kunnen vertrouwen.

Johanna: Lezen we ook van gevallen in de Schrift, dat mensen teruggekeerd zijn naar de wereld, nadat men die eerst verlaten had?

Barend: Ja in Petr. 2 : 20. Want indien zij, nadat zij door de kennis des Heeren en Zaligmakers Jezus Christus de besmetting der wereld ontvloden zijn en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, overwonnen worden, zo is hun laatste erger dan het eerste.

Johanna: Het is ontzettend, te menen zalig te zullen worden en dan toch tenslotte weer terug te vallen in de wereld en verloren te gaan. Daarom vraag ik u dringend er nog wat meer van te willen zeggen.

Barend: Het verschil tussen het tijdgeloof, waar het historisch geloof in begrepen is en het waar zaligmakend geloof is zéér groot, hoewel een tijdgelovige zo nabij komen kan, dat zijn staat zelfs door Gods volk wordt overgenomen, en men nooit openbaar komt.

Johanna: Kan bij een groot onderscheid evenwel het zo nabij komen, dat zelfs Gods volk het niet merkt, waar moet ik dan wel de kennis vandaan halen van mij zelf eerlijk te onderzoeken? 

Barend: Ja, het is zelfs zo, dat wij ons in het geheel niet kunnen onderzoeken, tenzij wij daarbij van de Heere geholpen worden. Maar het verschil zit ten eerste in het verstand, Gods volk krijgt verlichte ogen des verstands, Efeze 1 : 18, terwijl het verstand der tijdgelovigen verduisterd is, door de onwetendheid, die in hen is. Ten tweede zit het verschil in het hart, dat bij de tijdgelovige nimmer verbrijzeld werd en daardoor niet bekwaam is om het zaad, dat er in gekomen is, tot ontkieming te laten komen.

Johanna: Hoe is dan het hart van de ware gelovige?

Barend: Bij Gods volk wordt in de wedergeboorte het stenen hart weggenomen en God geeft ze een vlesen hart in de plaats. Ezechiël 36 : 26, d.w.z. dat hun hart gereinigd wordt door de gehoorzaamheid der waarheid. 1 Petr. 1 : 22. Wij hebben een nieuw hart van God nodig te ontvangen, alle verandering is nog geen vernieuwing des harten.

Johanna: Ik begin te twijfelen, of ik mij wel ooit goed bedacht heb, toen ik zo vrijuit over mijn geloof sprak, alsof ik alles bezat.

Barend: Ja, er zijn er velen die zich vergissen, u zou de eerste .niet zijn, en vooral omdat de getrouwen weinigen geworden zijn in den lande en het kostelijke van het snode niet altijd afgescheiden wordt.

Johanna: Wat mist de tijdgelovige nog meer, dunkt u, ' Barend? Zijn er nog meer verschilpunten tussen het ware en het valse?

Barend: Ja, de tijdgelovigen hebben geen geloofsverenigiog met Christus, zij hebben Hem niet nodig, vertrouwen zich ook niet aan Hem toe, zij hebben geen gemis, ook hebben zij geen waar schuldgevoel over de zonde. Zij beogen alleen zalig te worden met zomin mogelijk strijd, en zomin mogelijk verlies aan aardse goederen of achting. Zij zijn als de dwaze maagden, die geen olie in de vaten hadden, zodat hun lampen uitgingen, toen zij ze het meest nodig hadden. Zij hebben een blijdschap zonder wortel, die spoedig verdort, temeer als de zon der verdrukking gaat steken, dan keren zij met de hond tot zijn uitbraaksel terug, zonder immer vruchten voort te brengen.

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

BAREND EN JOHANNA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1950

De Saambinder | 4 Pagina's