Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. K. te N. vraagt of het nog betekenis heeft, dat de Heere Mozes opdraagt om nieuwe stenen tafelen te vervaardigen, terwijl de eerste tafelen door God Zelf vervaardigd zijn.

Deze vraag is n.a: . Ex. 34 : 1, waar de Heere tot Mozes zegt: „Houw u twee stenen tafelen". Sommigen willen hier nog een bijzondere betekenis aan hechten, dat de eerste tafelen door God Zelf en de tweede door Mozes vervaardigd zijn. Zij brengen dit dan in verband met de tafelen van de wet, die in de schepping gegeven zijn in het hart van Adam en in hem van al zijn  zaad, en die door de zonde verbroken zijn. Door de zonde zijn dan niet alleen deze tafelen verbroken, maar is ook het schrift uitgewist. Door de bediening van Christus, als Degene Die door Zijn genoegdoening de breuk herstelt en de uitverkoren zondaar met God verzoent, wordt in dat hart de wet des Heeren opnieuw geschreven, wijl.Christus Zijn volk wel verlost van de vloek der wet, maar niet van het gebod ervan, en zo de vervulling plaats vindt der beloften: Ik zal Mijne wet in hun hart schrijven. En van die bediening van Christus was Mozes' bemiddeling een type, een schaduw. Zo zou dus het eerste stel tafelen zien op de wet, zoals deze in het Verbond der Werken is en het tweede stel op de wet, zoals deze als de regel ten leven in het hart van Gods kinderen geschreven wordt. Ik acht deze verklaring niet te strijden met hetgeen hiervan geschreven staat, maar merk wel op dat de Staten-overzetters bij Ex. 34 : 1 geen aantekening gaven en er dus ook geen bijzondere opmerking aan hebben gehecht.

C. K. te St, A. vraagt naar de bedoeling van art. 17 van hfdst. I van de Vijf art. tegen de Remonstranten. In dit artikel wordt gesproken van de kinderen van gelovige ouders, die in hun kindsheid sterven. De vraagsteller, die een nadere uiteenzetting hierover wenst, verwijzen wij naar „Korte Lessen over Kort Begrip" door Ds. G. H. Kersten, waarvan wij hier biz. 128 citeren:

„Dit artikel wil echter geenszins zeggen, dat lle kinderen, hoofd voor hoofd, naar de hemel gaan als zij jong sterven. Dat hebben onze Dordtse vaderen nooit beleden. Duidelijk blijkt dit wel uit de Acta van de Synode van Dordrecht, o.a. uit hetgeen de afgevaardigden van Utrecht geoordeeld hebben. Zij spraken: „Want de zaligheid en de belofte ervan is nergens anders uit, dan uit de verkiezing tot zaligheid. Nu, aan de jonge kinderen behoort de belofte: Ik ben uw God en uws zaads God. Uwe kinderen zijn heilig. En hun behoort ook de zaligheid. Laat ze tot Mij komen, want het rijk der hemelen behoort hun toe.

Indien de verkiezing behoort tot de jonge kinderen, zo behoort ook de jonge kinderen de verwerping; zulks bewijst de verwerping van Ezau, zijnde een jong kind; ja nog niet geboren. Welk voorbeeld de apostel voortbrengt om daarmede de algemene leer van de verwerping te bewijzen, nemende zijn gevolg van een bijzonder voorbeeld tot bewijs van de waarheid derzelve in het algemeen, gelijk hij ook de leer der verkiezing Gods bevestigt met het voorbeeld van Jacob, zijnde nog een jong kind en alsnog niet geboren." Het is dus duidelijk, dat niet geleerd werd, dat alle kinderkens, jong stervend, uitverkoren waren en mitsdien ten hemel gingen, onder die kinderkens zijn uitverkorenen en verworpenen.

Waarom spreken die Dordtse leerregels dan op zulk een wijze? Omdat zij tegen de laster der Remonstranten zich verdedigen wilden. De Remonstranten toch loochenen de souvereine verkiezing Gods. Zij wilden een verkiezing om voorgezien geloof en goede werken. Waar nu kinderkens nog geen geloof konden oefenen en geen goede werken doen, lasterden die Arminianen dat de gereformeerden de jonge kinderkens maar verdoemden. Die laster hebben de Dordtse godgeleerden toen verre van zich geworpen. God heeft ook onder de jong stervende kinderkens Zijn uitverkorenen en zal die in heerlijkheid opnemen, als blijkt uit het kind van David en van Jerobeam. Daaraan hebbe niemand te twijfelen. Doch dat wil niet zeggen dat alle jong stervende kinderen zalig worden. Alleen die in het genade-verbond begrepen zijn, die zullen zalig worden. Zij zijn ertoe uitverkoren in Christus". Ik meen dat dit duidelijk genoeg is.

Zeist

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1950

De Saambinder | 4 Pagina's