Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het offer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het offer

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thans willen wij iets schrijven over het offer. Een uitvoerige behandeling van het offer in het algemeen en van ieder der verschillende offeranden in het bijzonder zou te breed in dit bestek worden, en daarom zullen wij ons alleen tot enkele hoofdzaken beperken. Hoe ver we ook in de geschiedenis teruggaan, overal en bij alle volken uit alle tijden treffen we het offer aan; niet alleen dat we in Gods Woord lezen van het offeren van Kain en Abel en Noach, maar vinden het zelfs bij de allerblindste heidenen van de vroegste eeuwen. Het allereerste offer in geheel enige zin is reeds van eeuwigheid gebracht. Toen reeds is gegeven het offer der Liefde door de Vader van Zijn Zoon en des Zoons van Zichzelf in de sluiting des Verbonds. Letten wij echter eerst eens op het offer bij de heidenen. Om de zin van deze rituele handeling goed te doorzien, moeten we eerst nagaan, welke betekenis de volken, buiten de openbaring Gods levende, er aan hechtten, alsook wat de drijfveer er van was. De heidenen brachten hun offers bijzonder na de zondvloed, gedreven door de grote vrees voor de natuurkrachten en door een duistere drang hunner consciëntie, die er is door de ingeschapen Godskennis, waardoor ieder mens weet dat er een hoger wezen is, waarvan hij afhankelijk is en aan wie hij verantwoording schuldig is. Die ingeschapen Godskennis is echter door de zondeval zo duister, dat men buiten de openbaring Gods in Zijn Woord niet weet of er een Enig nog minder een Drieënig God is. De heidenen waren dan ook meest veelgodendienaars en trachtten door het brengen van een offer, van een geschenk, de toorn van hun goden weg te nemen en hun gunst en toegenegenheid te verwerven. Om dat doel te bereiken werden niet alleen dierenoffers gebracht, maar slachtte men zelfs mensen. Bij de Kanaanieten was o.a. het kinderoffer in gebruik. Men kende in Kanaan b.v. de zogenaamde bouwoffers, waarbij levende kinderen in het fundament van een bouwwerk werden ingemetseld om door dit offer de zegen van de goden te verkrijgen over de nieuwgebouwde stad of huizen en zijn bewoners. Op deze wijze van offeren zag waarschijnlijk ook Jozua bij het uitspreken van de vloek des Heeren over degene die Jericho herbouwen zou, zeggende „dat hij ze grondvestte op zijn eerstgeboren zoon, en hare poorten stelde op zijn jongste zoon", Jozua 6 : 26. Waarbij echter niet vrijwillig, doch onder de vloek des Heeren de kinderen, door hem genoemd, zouden sterven. Dat deze offers door de heidenen echter vrijwilllg werden gebracht, is bewezen door de opgravingen in Jeruzalem, Jericho, Gezer en andere plaatsen. Ook heeft men in de bodem bij Kanaänitische heiligdommen van de Baäls en de Astartes, dikwijls kruiken gevonden met geraamten van zeer jonge kinderen, die aan de genoemde goden geofferd werden. Ook lezen we in Gods Woord dat ten tijde van de goddeloze koning Manasse kinderoffers gebracht werden aan Milkom of ook wel Moloch genoemd, „het verfoeisel der Ammonieten, , (1 Kon. 11 : 7). Het doel van het heidense offer is dus, om door de dood van een dier of mens de toorn der goden weg te nemen en die goden te bewegen de offeraar goed gezind te zijn. Deze offers heten dan ook piacula, d.i. verzoeningsmiddelen. Alles gaat hier dus om de handeling als zodanig, alles draait om het offer op zichzelf, om het werk, waarmede men tracht iets te verdienen. Dit nu is echter juist „niet" de betekenis die het offer, dat God Zelf instelde, in Israël heeft. Het gebruikelijke woord voor offerande in het Oude Testament is „Korban", wat afgeleid is van het werkwoord „Karab", dat in zijn grondbetekenis „naderen" betekent. Dit woord wordt b.v. gebruikt in zijn bijzondere betekenis in Jeremia 30 : 21 „En zijn heerlijke zal uit hem zijn en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen en Ik zal hem doen naderen en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken? spreekt de Heere.

Offeren wil dus in zijn diepste betekenis zeggen: een naderen en toenaderen tot God. Door het offer te brengen betuigt de mens dat hij zo op zichzelf tot God niet naderen kan, maar dat hij een bemiddelaar, dus een offer nodig heeft, om daardoor tot God te gaan. Het komt dan ook bij het offeren geheel op de gesteldheid des harten aan. Denk maar dat we niet leren dat God het offer van Abel aanzag, doch dat de Heere „Abel en zijn offer" aanzag. De ware gestalte van de offeraar is die van zulk een, die zichzelf door goddelijke ontdekkende genade heeft leren kennen als een alles verbeurd hebbende zondaar, vervreemd van God en van de verbonden der beloften, geen hoop hebbende en zonder God in de wereld. Als een, die zich moed- en vrijwillig van God heeft losgescheurd en zichzelf in de diepste ellende in de banden der zonden des vijands en des doods heeft gestort. Van zulk een die de onmogelijkheid inleeft om ooit meer uit zichzelf tot God te kunnen naderen, want God is krachtens zijn zonde een vertoornd Rechter voor hem, onder wiens gramschap hij waardig is eeuwig te verzinken. Daarbij heeft hij niets meer van zichzelf waarmede hij Gode zou kunnen behagen, terwijl hij in alles ten diepste van God afhankelijk is. Welk een grote waarde krijgt nu voor zulk een het offer. Waren er in Israël offers der dankbaarheid, bijzonder worden, we gewezen op het offer der verzoening, hetwelk ook van de offeranden van dankbaarheid nooit geheel afgescheiden mocht worden. Alles bij het offer wees op de noodzakelijkheid van bloedstorting, want zonder bloedstorting is er geen vergeving. De eerste beweldadiging des Heeren van de gevallen mens wees reeds daarop. We lezen „de Heere God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen en toog ze hun aan". Daartoe echter moest eerst 't bloed van beesten vloeien; ziende op de noodzakelijkheid van het bloed van Christus. Door het offer nu alleen kon, doch mocht ook het volk tot God naderen. Dit is dan ook de grondbetekenis van het offer, waarvan we lezen in het Oude Testament, dat aan de Heere gebracht werd. Dit was ook de strekking van de offers die de patriarchen Abraham, Izaak en Jacob brachten. De manier van het brengen der offerande en de soorten dieren die door de aartsvaders gebruikt werden kwam ook in deze overeen met de latere vaststelling daarvan bij de wetgeving op de Sinaï. Dit blijkt b.v. uit de verbondssluiting van de Heere met Abraham. Ook die verbondssluiting wees op de noodzakelijkheid der bloedstorting. Als offerdieren werden daar gebruikt een driejarige vaars, een driejarige geit en een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif. Men vergelijke nu daarmede maar de latere bepaling omtrent de offerdieren bij de Sinaïtische wetgeving. De grondbetekenis van offeren is dus „naderen" of beter nog „doen naderen". In en door het offer werd de gelovige Israëliet als een alles verbeurd hebbend gans doemwaardig schepsel, die zichzelf door de zonde van God had losgescheurd, wederom met God verzoend en de verbroken gemeenschap met God uit genade hersteld. Het is dus duidelijk dat de gehele offerdienst een heenwijzing naar Christus was. De waarde en aannemelijkheid van het offer bij Israël lag dan ook niet in het gedane werk van de offeraar, noch in het offer dat hij bracht als zodanig. Dit was de heidense opvatting; doch deze is geheel in strijd met Gods gerechtigheid en waarheid. De Heere had gesproken „Ten dage als gij daarvan eet zult „gij" de dood sterven." „De mens" nu heeft gegeten en heeft zichzelf daarmede in de dood gestort. Nu eist Gods gerechtigheid dat „de mens", die gezondigd heeft, ook betaalt voor de zonde en de betaling of bezoldiging der zonde is de dood. Het zou dus in strijd met Gods gerechtigheid en waarheid zijn te onderstellen dat „een dier dat geofferd werd" voor de mens zou kunnen betalen en de verzoening verwerven. David zegt: was dat het „bij duizenden werden ze geslacht". Neen de betekenis van het offer in de ceremoniële wetgeving gebracht, lag alleen daarin, dat alles heenwees naar Christus als het geheel enige offer, naar Hem die is „het Lam", dat geslacht is van de grondlegging der wereld. 

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Het offer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's