Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis

Dat God enig is in wezen en drie in personen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De nu twee volgende artikelen van de Ned. Geloofsbelijdenis zijn van zeer groot belang. Hierin wordt gesproken over het leerstuk der Drieëenheid Gods, wat terecht de hoofdsom en kroon van al de goddelijke openbaringen genoemd mag worden; en wat tegelijkertijd de grootste verborgenheid in zich bevat. Deze verborgenheid der Goddelijke Drieënheid wordt door de natuur niet ontdekt, maar alleen door het Woord Gods geopenbaard. Het is een geloofsstuk dat met de rede niet ontsluierd kan worden. Overeenkomstig de waarheid en het Woord Gods, zo belijdt dit bovengenoemde artikel, geloven wij in een enige God, die een enig wezen is, in hetwelk zijn drie personen, in der daad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden naar hun onmededeelbare eigenschappen, n.l. de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Bij het begin der Reformatie werden de Ger. Vaderen genoodzaakt in hun geloofsbelijdenissen aangaande de leer der Drieënheid scherp het onderscheid aan te geven tussen wat zij zelf beleden en de belijdenissen van Arianen, Antitrinitariërs, Socinianen en mannen als Servet.

In Gods Woord lezen wij nergens letterlijk God is één in wezen en drie in personen. Ook het woord „persoon" niet, en evenmin het woord „Drieënheid". Mag men het daarom niet gebruiken? Zeer zeker, omdat het juist uitdrukt wat de Schrift ons van God leert. Het woord „persoon" heeft de betekenis van zelfstandigheid, bestaanlijkheid in het Goddelijk Wezen. Het waren vooral de geestdrijvers en Dopersen die deze woorden niet wilden gebruiken, omdat het dromen van de menselijke rede en ijdele hersenschimmen zouden zijn. Maar onder het mom van rechtzinnigheid .wilden zij oude ketterijen bedektelijk, zoals Paulus zegt, weder invoeren. Door hun leuze: „Alleen de Schrift, geen filosofie, geen Roomse scholastiek, " hadden zij grote invloed op het eenvoudige volk. Zo wilden zij wel spreken van één God de Vader, van Wie alles uitgaat en dat er één Zoon van God is, door Wie alles is en één Heilige Geest, in Wie alles is. Maar zij ontkenden ten stelligste, dat er naar de personele eigenschappen van een zeker minder-zijn van de Zoon of van de Heilige Geest gesproken mag worden. Een andere groep waren de Antitrinitariërs: letterlijk tegen de leer der Drieëenheid Gods, waaronder de meeste bekende was Michael Servet, die te Geneve is terechtgesteld. Deze groep spotte openlijk met de leer van de Drieëenheid in het wezen Gods. Zij spraken lasterlijk van een driekoppig monster en dergelijke godslasterlijke taal meer. Weer een andere groep waren de Unitariërs (loochenaars der Drieëenheid), waarvan Faustus Socinus (1539 —1604) er een was, die ijverige pogingen aanwendde om de verschillende partijen der Unitariërs tot eenheid te brengen. Door persoonlijke gesprekken, door geschriften en door kerkelijke vergaderingen wist hij de begeerde eenheid tot stand te brengen. Zijn huwelijk met een adellijke jongedame werkte mee om zijn invloed te vergroten. Hij is dan ook de stichter van het daaruit gegroeide Socinianisme. Hun ketterijen bestonden grotendeels daaruit daf ze God één in wezen en één in persoon noemden. God was alleen maar schepper en souverein. God boven alles. Christus was geen persoon en wordt wel Zoon van God genoemd, maar dat is slechts in naam, omdat Hij op bovennatuurlijke wijze ontvangen is en zonder toedoen des mans verwekt is. Ook de Heilige Geest is geen persoon in het Goddelijk wezen, maar slechts een. Goddelijke kracht die van boven nederdaalt. Volgens hen zou de Schrift nergens leren dat God één is in wezen en drie in personen. Hun invloed was in die tijd zeer groot en tegen hen moesten de Reformatoren in hun geschriften voortdurend strijden. Dat er geen nieuws onder de zon is, zien wij ook in deze als we in onze dagen dezelfde denkbeelden terugvinden in het modernisme of vrijzinnig protestantisme.

Dit VlIIste artikel spreekt zo klaar en onomwonden uit dat er is een enig God, die een enig wezen is, in hetwelk Zijn drie personen. God bestaat niet uit, maar in drie personen. Het volle wezen Gods is in de. Vader; ditzelfde volle wezen is in de Zoon en in de Heilige Geest. Dit leerstuk is ook door de kerk van oude tijden af beleden, zoals b.v. Augusünus en Athanasius, en wel zo sterk is de overtuiging van de waarheid van dit leerstuk en van de noodzakelijkheid dit te kennen, dat de laatste in zijn belijdenis (van Athanasius, zie achter in ons kerkboek) leerde: Daarom zo wie zal zalig zijn, die moet alles van de Drievuldigheid gevoelen. Dit woord Drie-vuldigheid wordt gebruikt inplaats van Drieëenheid; ook in het IXe artikel van onze Ned. Geloofsbelijdenis, hoewel beter is van Drieëenheid te spreken, omdat daardoor de wezenséénheid in God beter uitkomt. We wezen er al op dat het woord Drieëenheid ook in de Heilige Schrift niet voorkomt, maar door onze Reformatoren is gebruikt in de strijd tegen dwaalgeesten. Het blijft slechts, wat Luther eens zeide, .een stamelen over God, en Calvijn zeide: God kan niet begrepen worden maar moet alleen aangebeden en vereerd worden. Door de Heilige. Geest bearbeid te worden en in eigen hart te leren kennen de treffende liefde des Vaders, de verlossing in het bloed des Zoons en de toepassing van de Heilige Geest is voor ieder noodzakehjk op deze grote reis naar de eeuwigheid. Onze belijdenis spreekt niet van een „eenheid" Gods, maar dat er is een enig God. Dat woord „enig" sluit de eenheid Gods in. Die eenheid is geen stoffelijke eenheid, er is in God geen samenvoeging van delen of zaken. Maar God is een enig God, d.w.z. een enig volmaakt wezen, waarvan Mozes in Deut. 6 : 4 getuigde: Hoor Israël, de Heere, onze God, is een énig Heere, d.w.z. een God die stond tegenover de veelheid der afgoden die rondom rot volk Israël leefden. Het was Israels voorrecht en heilige verantwoordelijkheid deze énige God te dienen en er getuigenis van te geven en het volk zou er wel bij varen, een voorspoedig en een gelukkig volk zijn. Een enig God, Die een enig wezen is, in hetwelk zijn drie personen. Deze personen zijn geen drie verschijningsvormen van hetzelfde wezen en ook geen drie delen. De vergelijking wordt wel eens gemaakt uit de natuur met wortel, stam en kruin van een boom, alsmede de drie vormen b.v. ijs, water, waterdamp. Maar deze delen en vormen kunnen de verborgenheid van de éénheid in de Drieheid en de drieheid in de eenheid niet bewijzen.

Lisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's