Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art VIII

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art VIII

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we lezen in dit artikel: „Zo geloven wij in een enige God, die een enig Wezen is, in hetwelk zijn drie personen, " dan is dit een gewijzigde redactie, die door de Dordtse Synode (1618—1619) is aangebracht. Oorspronkelijk was door Guido de Brés geschreven; Wij geloven in een enig God, Die is een enig Wezen, onderscheiden in drie personen. Dus stond er aanvankeHjk dat het Wezen Gods onderscheiden is in drie personen. In verband met de verkeerde gevolgtrekkingen die uit deze uitdrukking zouden kunnen getrokken worden door hen die van de zuivere waarheid afweken, besloot de Dordtse Synode een verandering aan te brengen, waardoor des te zuiverder en scherper zou gezegd worden dat het Wezen Gods niet gedeeld is en toch in drie personen bestaat. Dus inplaats van „dat het Wezen Gods onderscheiden is in drie personen" veranderde men het juister in: dat in het Wezen Gods drie personen zijn, onderling onderscheiden naar hun onmededeelbare eigenschappen, n.l. de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Ondanks het onderscheid der drie personen is het Wezen Gods niet gedeeld, daar alle drie personen God zijn en dat belijdt artikel VIII met de woorden: want zij zijn alle, drie van gelijke eeuwigheid in éénzelfde wezen. Daar is noch eerste, noch laatste, want zij zijn alle drie één jn Waarheid, in mogendheid, in goedheid en barmhartigheid.

Het is ook vooral de geloofsbelijdenis van Athanasius (333), die sterk nadruk gelegd heeft op de eenheid in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid; dat hetzelfde wezen is in de Vader, hetzelfde wezen is in de Zoon en hetzelfde wezen is in de Heilige Geest; dat toch de personen onderling onderscheiden zijn. Daarom spreekt Athanasius dan ook uit: de Vader is ongeschapen, de Zoon is ongeschapen, de Heilige Geest is ongeschapen. Onmetelijk is de Vader, onmetelijk is de Zoon, onmetelijk is de Heilige Geest. De Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest is eeuwig. Nochtans zijn het niet drie eeuwigen, maar één Eeuwige. Gelijk het ook niet drie. ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één onmetelijke is. Desgelijks is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig. En nochtans zijn het niet drie almachtigen, maar het is één almachtige. Alzo is ook de Vader God, de Zoon God, de Heihge Geest God. En nochtans zijn het niet drie Goden, maar het is één God. Alzo is de Vader Heere, de Zoon Heere, de Heilige Geest Heere, enz. enz.

Wanneer we spreken of schrijven over de drie personen, moet er altijd op gelet worden hoedanig men ze beziet. Worden ze gezien in betrekking tot het volle wezen Gods, dan valt elk onderscheid weg, daar toch iedere persoon het gehele wezen met al de deugden en volmaaktheden bezit. Dan is ook alle ondergeschiktheid (subordinatianisme) van de ene persoon aan de andere uitgesloten. Bezien we de goddelijke personen echter in verhouding tot elkaar, dan is er wel sprake van ondergeschiktheid.

Deze eenheid in het Goddelijk Wezen brengt dan ook mede, dat, wanneer van God zonder meer gesproken wordt, het betrekking kan hebben op alle drie personen. Ook Calvijn heeft in de institutie (1ste deel Hfst. 23) daar reeds sterk de nadruk op gelegd in verband met vele ketterijen, die we vorig maal genoemd hebben. Zo wijst hij er dan ook op dat in ieder der drie personen de gehele goddelijke natuur werkzaam wordt, te zamen met hetgeen die bepaalde persoon personeel toebehoort. De Vader is geheel in de Zoon, de Zoon geheel in de Vader, gelijk Christus zeide: Ik ben in de Vader en de Vader is in mij. Dus zijn de personen ook niet te scheiden. Letten we b.v. op de Zoon in betrekking tot het Wezen Gods, dan geldt het toch dat Hij, evenals de Vader, volkomen God is en dus ook eeuwig is en God van Zichzelf en van Zichzelf bestaat. Letten we op de Zoon in betrekking tot de Vader, dus op de personele eigenschappen, dan geldt het dat de Vader de oorsprong van de Zoon is, gelijk er staat geschreven: Gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven (Joh. 5 : 26).

We willen thans bezien het onderscheid der goddelijke personen naar hun onmededeelbare eigenschappen en nemen daartoe eerst over wat het geloofsartikel ervan zegt:

De Vader is de oorzaak, oorsprong en het begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke. De Zoon is het woord, de wijsheid en het beeld des Vaders. De Heilige Geest de eeuwige kracht en mogendheid, uitgaande van de Vader en de Zoon.

Zonder dat de personen niet van het wezen afgescheurd kunnen worden en ook niet van elkaar gescheiden kunnen worden, is er dus onderscheid wat betreft hun namen, rangorde, manier van werkingen zowel in het goddelijke wezen zelf als in hun werken naar buiten, die naar het bijzondere huishoudelijke werk dat ieder der personen eigen is, gezien worden.

Zo wordt hier eerst opgenoemd in dit artikel de personele eigenschap van de Vader, dat Hij is de oorzaak, oorsprong en begin van alle dingen. De Oosterse kerk noemde de Vader het beginsel of fontein der godheid; de Westerse kerk sprak echter uit dat de Vader, zijnde en bestaande van Zichzelf, de enige oorsprong en begin van alle zichtbare en onzichtbare dingen is, die Hij geschapen heeft door de Zoon.

Als personele eigenschap van de Zoon wordt hier genoemd dat Hij is het woord, de wijsheid en het beeld des Vaders. Hierin wordt uitgedrukt dat de Zoon door de Vader, op een voor ons onbegrijpelijke wijze, wordt gegenereerd en dat de Vader Zijn wezen aan de Zoon mededeelt. Zo straalt de Zoon Zijn heerlijkheid uit, zodat Johannes zegt: Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als de Eniggeborene des-Vaders, vol van genade en waarheid.

Van de Heilige Geest wordt vermeld dat Hij is eeuwige kracht en mogendheid, uitgaande van de Vader en de Zoon. Dat wil niet zeggen dat Hij slechts een blote kracht en mogendheid zou zijn, zonder verstand en wil, waardoor dan de Vader zou werken. Neen, de Heilige Geest is God en ook een waarachtig zelfstandig persoon, Die genoemd wordt de Trooster, Die zal komen, uitgaande van de Vader en van de Zoon.

Lisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art VIII

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1950

De Saambinder | 4 Pagina's