Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten uit het verleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten uit het verleden

Willem Teellinck

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds te lang heb ik stil gestaan bij hetgeen Voetius getuigde omtrent Teelinck, ook in betrekking tot zijn Sabbaths opvatting. Ik zou nu willen weergeven des mans getuigenis van zijn gevoel omtrent de Sabbath. Dit heeft hij afgelegd na de bemerkingen welke er op zijn eerste schrijven of wel tractaat van de Sabbath gemaakt waren. Het lijkt mij niet ondienstig het zoveel mogelijk in zijn geheel weer te geven, opdat men een goed begrip daarvan hebbe. Men had hem hard ; en scherp aangevallen, vooral Burs uit Tholen had zich niet ontzien zeer harde dingen aan zijn adres te schrijven. Nu begint Teelinck met te wijzen op de wonden, welke zulk een onwaar geschrijf bij hem geslagen hebben. Ik citeer thans Teelinck. Alhoewel ik enige tijd herwaarts dat geleerd heb, hetwelk ik te voren niet heb kunnen denken; namelijk dat een persoon eens van velen is beledigd geworden (hoezeer zulks ten onrechte moge geschied zijn), zijn verklaringen en betuigingen ter contrarie bezwaarlijk die wonde kunnen helen; daarom die zulke wonden slaan, te meer schuld  hebben, zo nochtans, opdat ik van mijnentwege, niet in gebreke zoude wezen om alle misverstand te weren, waartoe aanleiding zou kunnen zijn gegeven, gemerkt van mijn gevoelen omtrent de Sabbath vreemd gesproken wordt (want van andere dingen heb ik nooit iemand ontmoet die mij ooit heeft durven of kunnen aanzeggen dat ik ergens in verschille van het gevoelen van onze kerk; weet ook dat ik het in dit punt het niet doe) zo zal ik hierover mijn gevoelen in deze overschietende tijden kortelijk, en in alle oprechtheid voorstellen; verhopen dat hetzelve goed zal mogen doen bij diegenen welke hierover in misverstand zijn, want zij daaruit zullen kunnen afnemen wat zij van de gemene praat te houden hebben; en anderen zullen daarbij mogen leren zulks niet meer voort te strooien tot verduistering van hun eigen ziel, ontstichting van anderen, en spot onzer wederpartijen, want er is waarlijk , grotelijks gezondigd in deze. Ik weet toch dat het meest geschied is uit onkundigheid der zaken, hetwelk mij nog doet hopen, dat deze navolgende verklaring zal mogen dit onheil enigszins weren. Ik voeg tussen ten dezen, dat men Teelinck vreselijk en lasterlijk had aangevallen omtrent zijn al strenge opvatting betreffende de viering van de Sabbath. Men moge dan al niet alle opvattingen van de Godvrezende schrijver delen, zulk een onwaardig en onwaarachtig geschrijf was zeer ongepast. Men bemerkt, dat het vroeger al niet anders was dan tegenwoordig, waar men zich niet ontziet onwaarachtig en onwaardig te schrijven over personen en zaken. Teelinck gaat weer verder: Als de Rubenieten, de kinderen Gods en de halve stam van Manasse in hun land nog een altaar gebouwd hadden, boven het altaar des Heeren, zo hebben de andere stammen Israëls zich in een heilige ijver al te samen opgemaakt om hetzelve met gewapende hand uit te roeien. Maar vernemende daarna dat het altaar waarover zij jaloers waren, niet gebouwd was om enige verscheidenheid van godsdienst te maken, maar om de zuivere godsdienst ook bij hen te beter te vestigen, zo heeft dat Pinehas, de priester, en de oversten der gemeente en de oversten Israels, die met hen waren, wel bevallen, en hebben zulks de kinderen Israëls zo weder gezegd, dat het den kinderen Israëls wel bevallen is, zodat zij niet meer zeiden gelijk de tekst luidt: dat zij wilden optreken met een heir tegen hen, om te verderven het land daar de kinderen van Ruben en Gad waren wonende, Joz. 22. Och of God gave dat zulks ook nu mocht geschieden over alle misverstanden, die heden ten dage ontstaan zijn tussen sommigen, die anders het toch wel met elkaar eens zijn met onze kerk, dat ja enige onder de priesters, onder de oversten der gemeente en onder de vorsten Israëls toch wel vatten mochten, dat zij ook met een ijver, anderen wilden doen verstaan en daaruit ons dan grote vrede en rust zouden mogen toekomen. Om deze reden wil ik nog deze mijn verklaring van.de Sabbath beschrijven, waarover zoveel gesproken wordt. In het nu volgende gedeelte gaat dan Teelinck zijn gevoelen over de Sabbath nader uiteen zetten, welk gedeelte ik voornemens ben geheel weer te geven. Ik doe dat niet met de gedachte, noch de verwachting dat ieder het daarmede eens zal zijn, doch alleen om de man recht te laten wedervaren. Hij beroept zich daarbij op de Schrift en de belijdenis, hetwelk voorzeker een buitengewoon sterk standpunt is. Andere schrijvers kunnen er worden bijgehaald, maar dienen niet ter zake. Hier gelden alleen schrift en belijdenis uiteindelijk, wijl de laatste door de kerk als op de Schrift gegrond erkend wordt. Volgende maal beginnen we dan met de nadere verklaring van Teelinck omtrent deze aangelegenheid.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Gedachten uit het verleden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's