Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geestesdoop II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geestesdoop II

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na Mij komt, is sterker dan ik; Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met de Heilige Geest en met vuur dopen. Matth. 3 : 11

Maar waarom wordt nu door Johannes de Geestesdoop genoemd een vuurdoop? Omdat de Heilige Geest en het vuur zoveel eigenschappen gemeen hebben. Bij de uitstorting des Heiligen Geestes op de Pinksterdag, openbaarde Hij Zich immers ook door verdeelde tongen als van vuur? En wordt de Heilige Geest niet genoemd de Geest des oordeels en der uitbranding? Ook heeft de profeet Maleachi gezegd van de Heilige Geest, dat Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, die het goud en het zilver over Levi reinigen zal. Met de bijvoeging „en met vuur" wordt dus gewezen op de eigenschappen van de zaligmakende bediening des Heiligen Geestes, hoewel ook reeds Zijn algemene overtuigingen kunnen vallen als een vuur in een ontstelde ziel. Wat hitte van Gods toorn doet de Geest soms vallen in de harten der goddelozen, wat vurige beschuldigingen kunnen de consciëntie vaneenscheuren, wat vurige gebeden kunnen worden opgezonden uit kracht van eigenliefde en zelfbehoud, wat bange voorgevoelens van de hitte des toekomenden toorns de slaap uit de ogen houden, wat krachtige roepstemmen en uitreddingen komt de Heilige Geest te laden als vurige kolen op des zondaars hoofd! En nochtans niets zaligmakends er in, slechts algemeen en wettisch werk opleverende. Dat alles werd door Johannes niet bedoeld, al is het op zichzelf niet te verachten als een bewijs, dat men nog niet geheel en al is overgegeven aan de verharding des harten. Hij bedoelde de zaligmakende bearbeiding des Geestes, gelijk wij allen onmisbaar nodig hebben, want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Van nature wordt de mens geleid door een helse geest, de geest der wereld of een geest van verzet en opstand tegen God. Daar zijn vele geesten uitgegaan, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn. En de geest van de anti-christ roept op tot openlijke oorlog tegen God. Derhalve is het onmisbaar nodig, dat door de Geestesdoop de macht aan al die boze geesten ontnomen wordt en de Heilige Geest in het hart de leiding neemt, verlossend van de leugen en inleidend in alle waarheid. Die Geest van Christus verlicht het verduisterd verstand, om God te kennen en dat in al Zijn heerlijke deugden, gelijk ook vuur zijn licht verspreidt en doet ook Christus Zelf als het Licht der wereld kennen, opdat Gods volk Hem navolgende, in de duisternis niet zou blijven wandelen, maar het licht des levens, hebben zou. Bij dat licht in het evangelie zowel als in de wet ziet men de ganse wereld verdoemelijk voor God, maar tevens Gods genade verheerlijkt in de zaligheid dergenen, die getrokken zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. De Heilige Geest doet allengskens het hcht opgaan, in de harten dergenen, die de Heere vrezen, totdat zij bevestigd licht ontvangen over hun staat voor de eeuwigheid tot hun onuitsprekelijke troost. En in welke duisternis de kinderen des lichts ook kunnen geraken, nooit zal de Heilige Geest het licht geheel intrekken, want waar Hij eens intrek genomen heeft, daar zal Hij tot in eeuwigheid blijven. De bediening des Heiligen Geestes doet met toenemend geloofslicht de ziel zinken op de Borggerechtigheid des Middelaars met algehele verlating en verzaking van alle eigengerechtigheid. Evenwel maakt dat licht geen grote mensen, maar integendeel, hoe meer het licht des Geestes in de ziel mag inschijnen, hoe meer bevestigd wordt, dat God Zich doet overblijven een ellendig en arm volk, dat op Zijn goedertierenheid hoopt. Dat Geesteslicht doet alle redelijk, verstandelijk, natuurlijk licht geheiligd worden tot de ware vreze Gods en ten dienste van de gelukkige mens, die het heeft, en van anderen. Het is alleen zo heel erg tragisch, dat duizenden een nagebootst, ingebeeld kunstlicht hebben, wat zij aanzien voor zuiver Geesteslicht, zichzelf alzo bedriegende voor een grote eeuwigheid. En als Christus de Zijnen doopt met de Heilige Geest en met vuur, wordt de mens niet alleen verlicht, doch ook verwarmd. Licht en warmte zijn onmisbaar voor het leven van het schepsel in de natuur, maar evenzo voor het leven der genade. Onze harten zijn van nature niet alleen duister, doch ook zo koud als ijs. Koud zit de mens neer onder de warmste prediking, koud staart men naar overledenen, koud staat men aan een open graf, koud staat de mens tegenover God en zijn eigen ziel, zelfs met haar geen medelijden hebbend. Alle ware geestelijke warmte is ons van nature vreemd, al loopt men soms warm voor een uitwendige zaak of voor uitwendige belijdenis, ja al warmt de mens zich bij de spranken van zijn eigen vuur. Maar hoe anders wordt het, als Christus komt dopen met de Heilige Geest en met vuur. Dan gaat de Geest eerst beginnen, om het vreemd vuur, wat wij op het altaar brengen, te blussen, en een grote smart te verwekken, dat we altijd zo koud geweest zijn voor God en Zijn Woord en Zijn Wet. Heilige schaamte vervult de ziel, dat tegenover zoveel goedheid, zulk een koude, onverschillige houding werd aangenomen. Met hete tranen gaat men de zonden bewenen, gepaard met warme belangstelling voor alles wat Goddelijk is, ook voor Gods volk en voor de eigen zielsbelangen. Dan wordt alles anders, en als die eerste liefde later weer verflauwt, komt de Heilige Geest telkens weder hun koude harten verwarmen, om in hen het vuur der wederliefde tot de Heere te verwakkeren. Dan wordt bij vernieuwing ondervonden, dat licht en warmte des Geestes alles doet opleven, ook de broederlijke liefde, want dat liefdevuur en die liefdégeur doet elk tot liefde nopen. Dan worden de bloemen gezien in den lande en de zangtijd genaakt, en dan verdwijnt twist en wrok, gelijk zij toeneemt naarmate het vuur der liefde wordt uitgeblust. We leven helaas in een koude, winterachtige tijd op geestelijk gebied en we bemerken het niet. En ten slotte heeft het vuur des Geestes toch, ook een reinigende kracht, waardoor de eigenheden moeten worden gedood en ten onder gebracht. Alle hout, hooi en stoppelen van de mens worden door het vuur des Geestes verteerd, zodat alleen het goud van de vrije genade overblijft. En dat gaat boven het begrip van degenen, die de Heere alzo komt te reinigen, zodat zij niet anders denken of er zal in het geheel niets overblijven. En het is ook een eeuwig wonder als er een korrel overblijft van het goud der vrije genade, en hoe méér genade men heeft, hoe meer men dat inleven zal, want genade maakt geen grote christenen. Het vuur des Geestes reinigt het hart van aardsgezindheid en doet zoeken en bedenken, de dingen die Boven zijn, waar Christus is, en zo zal men vernieuwd worden van dag tot dag, als het goed gaat. Hoe noodzakelijk voor elk mens, om die Geestesdoop te ontvangen. Die de Heilige Geest mist in zijn zaligmakende bediening, is diep ongelukkig, want de dag gaat als kaf voorbij. De mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers zullen door de straten omgaan. Dat ieder mens zich toch eerlijk onderzoeke, opdat men zich niet bedriege voor de eeuwigheid. Want Christus heeft de wan in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen en het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden. Tegenover het vuur des Geestes, dat reinigt van schuld en smet, staat het vuur van Gods toorn, dat onuitblusselijk is, wanneer de genadetijd voorbij is. O, dat de schrik des Heeren mocht bewegen tot het geloof, en dat de geesteloosheid onzer dagen eens veranderd werd in een ruimere bediening des Geestes. De Heere houdt Zijn hand zo stil en er wordt zo weinig leed omgedragen, het is veelal maar te koud in ons hart en we lopen niet meer warm voor de zaken van Gods koninkrijk. En als de ongerechtigheid vermenigvuldigd wordt, dan zal de liefde van velen verkouden.

Werkendam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1951

De Saambinder | 4 Pagina's

De Geestesdoop II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1951

De Saambinder | 4 Pagina's