Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opstanding en het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opstanding en het leven

Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven. Joh. 11 : 25a

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het. was een grote slag, die gevallen was in het huisgezin in Bethanië, waar Martha en Maria en Lazarus leefden. Lazarus was door de onverbiddelijke dood uit het leven. weggerukt. Géén middel, tot zijn herstel aangewend, had mogen baten; en.ook Jezus tot Wie men een boodschap gezonden had, was niet naar Bethanië gekomen. Hij toch, Die de blinden de ogen opende, de melaatsen reinigde „en doven deed hoi; en, zou in staat geweest zijn om ook Lazarus te yerlossen van de dodelijke ziekte, waardoor hij was aangetast. Gods wegen zijn hoger, dan onze en Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten. Ook in deze geschiedenis blijkt dit. Want Jezus heeft betuigd: Deze ziekte is niet tot de dood, maar ter heerlijkheid Gods en de waarheid van Zijn spreken zal door Hem bevestigd worden door Lazarus' sterven heen. Toen Jezus Bethanië naderde, ging Martha uit. Hem tegemoet, en nadat zij tot Hem gesproken had over het feit van haars broeders sterven en over Jezus' achterblijven, getuigt Christus, dat Lazarus weder zal opstaan én na Martha's spreken over de opstanding ten laatsten dage zeide Jezus tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven. Opstaan vooronderstelt een nederliggen; opstaan en leven Vooronderstelt een tenederliggen in de dood. „Leven" is een gebonden zijn aan het Leven, aan Hem, Die de Bron van het Leven is. Het Leven is God, van Wie alle leven zijn oorsprong heeft. Leven in de ware zin des woords bezit de mens, zoals hij is, niet meer. Want sinds de mens de band der gemeenschap door de zonde heeft doorgesneden, ligt hij onder de heerschappij van de dood. In een geestelijk opzicht, doordat hij alle vermogens ten goede ten enenmale mist, in een natuurlijk opzicht, omdat zijn bestaan hier op aarde niet anders is dan een „gestadige dood" en in een eeuwig opzicht, omdat bet eeuwig deel des mensen rechtvaardig zijn moet: de eeuwige dood. God sprak eenmaal: ten dage, als gij daarvan eet, zult ge de dood sterven. De mens onderwierp zich dit oordeel en is bezig „de drievoudige dood te sterven". En, zo God zich niet nog over Zijn uitverkorenen ontfermd had, zou dit 'het eeuwige lot van de mens zijn: de dood te sterven. Wie zal zich uit die staat des doods kunnen oprichten? Zo min een mens, wiens ziel en lichaam gescheiden is, in staat is om zich uit die doodstaat op te heffen, zo min is de natuurlijke mens bij machte zich op te heffen uit de geestelijke dood, die hij zich onderwierp. Alles wat hij voortbrengt in zijn natuurlijke staat is een „de dood vruchten dragen". Als het Gode behagen gaat om door de werking van Zijn Geest de Zijnen met Zichzelven bekend te maken, is het dit, wat zij gaan leren: dat zij liggen in de staat des doods en dat zo min de Moorman zijn huid kan veranderen en de luipaard zijn vlekken, zij kunnen goed doen, die geleerd zijn kwaad te doen. Door de zonde liggen wij onder het oordeel des doods.

Christus spreekt echter dit betekenisvolle woord: Ik ben de opstanding en het leven, en in dit woord openbaart Hij Zich als diegene aan Wie is toebetrouwd de opwekking uit de dood van hen over wie God nog gedachten des vredes heeft willen koesteren. Hij is hun opstanding, omdat de Vader Hem verordi- , neerde en bekwaamde om de Zaligmaker van de uitverkorenen te zijn en hen wederom te herstellen en op te richten. Hij is hun opstanding, doordat Hij Zich stelde onder het oordeel des doods, dat de Zijnen onderworpen waren. Als wij geboren worden, ja voordien reeds, begint ons „.stervens-proces", dat, zó God geen levendmakende daad aan ons heerlijk maakt, eeuwig voortduur . Wij zijn üi ongerechtigheden geboren en in zonden ontvangen en zijn uit hoofde daarvan al onder het oordeel des doods van het uur van onze ontvangenis af. Toen Christus ontvangen en geboren werd, was „de dood" niet bij Hem, want Hij is het heilige, dat uit Maria geboren werd. Hij, Die door d.e dood niet kan aangetast worden, stelde Zichzelf vrijwillig onder dit oordeel dés doods, opdat. Hij de Zijnen van de dood zou vrijmaken. Hij is de dood gestorven en is in het graf ternedergelegd om Zijn borgtochtelijk „dood-zijn" te bewijzen, opdat Hij' de opstanding van Zijn volk zou kunnen zijn. Zonder Voldoening tóch aan Gods geschonden recht"zou de.opwekking uit de staat des doods niet kunnen plaats grijpen. Daarom is Christus de opstanding en hét leven der Zijnen, omdat Hij aan de eis der gerechtigheid volkomen voldeed en de drievoudige dood voor de Zijnen is gestorven. Hij is de opstanding en hét leven, omdat Hij als Hoofd de dood verslond tot volkomen overwinning en l|; t leven en de onverderfelijkheid. aan het licht heeft gebracht. Hij is opgestaan, omdat de Rechter Hem wettelijk ontsloeg. De Rechter zag Zijn recht voldaan en Zijn waarheid gehandhaafd. Hij is de opstanding en het leven, omdat Hij, als.de Opgestane, nu ook de Zijnen zal opwekken. Zij zijn rechtens met Hem gestorven en met Hem opgestaan en nu zal Hij hen ook feitelijk uit de staat des doods krachtiglijk roepen, tot het leven, dat Hij hen bereidde. Zoals Hij Lazarus uit de dood tot het leven riep, zo is Hij alleen de Gerechtigde en de Machtige, om die, voor wie Hij de losprijs heeft aangebracht, ook uit de geestelijke dood tot het geestelijk leven krachtiglijk te roepen. De dood heeft geen recht meer op hen, want ze zijn de Zijnen reeds geworden. Gegeven zijn ze Hem in Gods raad en gekocht zijn ze door Zijn bloed en daarom zullen ze nu ook zekerlijk verlost worden door Zijn Geest. Als Christus de Zijnen roepen gaat door de werking van Zijn Woord en Geest, leert Hij, aan hen allereerst wie ze zijn. O, neen, ge zult Hem, Die de opstanding en het leven is, als de zodanige niet kennen, tenzij ge uw verlorenheid en dood hebt leren beseffen. Wie meent of menen zou, dat Christus, de opstandingen het leven, zijn opstanding en zijn leven is, zonder dat hij ooit de diepte van zijn val en het gewacht van zijn doodsstaat heeft leren inzien, bedriegt zich ten eeuwigen verderve. De Heere leert een volk, dat door Zijn roepende stem tot het leven gebracht wordt, dat 'het in de dood temeder ligt. Dat dit zijn doodstaat uitmaakt, dat hij van God gescheiden temeder hgt en de oorzaak daarvan is aan zijn zijde. O, neen, zulk een, die het missen van Gods gunst als „zijn 'doodstaat" leert inzien, zal niet meer zo ijdel en ledig over zijn doodstaat klappen, alsof die enige verontschuldiging voor hem bevatte. Zijn doodstaat, zijn Gods-gemis, wordt eigen schuld. Daarom gaan ze wenend over de aarde, omdat ze tégen God gezondigd hebben. God hebben beledigd. Zijn eer hebben aangetast, zichzelven van Zijn gemeenschap hebben beroofd. O, neen, ge moet zulken er niet van spreken, dat men door de weg van doen en laten nog tot het „Leven" zou kunnen genaken, want door inkerend licht van Gods Geest leren zij, dat ook met hun gerechtigheden, de afstand tussen God en hun ziel groter wordt, de kloof breder en de afgrond dieper. Kunnen dezulken in zulk een ervaring hun „leven" hebben? Neen, gewisselijk niet.

In de kennis van hun doodstaat is hun gelukzaligheid niet. Die kennis van hun ellendigheid maakt hen alleen maar gepast voor de zielsbevindelijke openbaring van Hem, in Wie alleen het leven zijn kan. Die de mens . met zijn ellende-kennis buiten Christus, Die de opstanding en het léven is, zalig spreekt, kweekt grote Christenen zonder Christus. Christus krijgt waarde in de ziel van zulkeen, die zijn diep rampzalige staat en'toestand leerde 'beseffen, alle hoop om door eigen krachten behouden'te worden, prijs geeft, die Gods recht leert billijk-en en in wie, de opstanding en hét leven" zich ontsluiten gaat door de bediening van Woord en Geest. Dan zal hun ziel uitgaan buiten 'zichzélf  dan zuilen ze in Hem ruimte vinden, dan gaan ze dorsten naar Zijn gerechtigheid, dan zullen ze alles schade en drek gaan achten om ^ijn kennis' en om Hem te gewinnen. Gelukkig is voorwaar dat volk, dat het buiten Jezus niet meer stellen kan, dat er wat van beleeft: Geef mij Jezus, of ik sterf, buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. O, laten onze zielen toch niet rusten buiten Hem, Die alleen rust kan aanbrengen. Hij is de opstanding en het leven, omdat Hij opstond uit de dood, om Zijn volk het door Zijn dood verworven leven deelachtig te maken en hen weder te brengen in de gemeenschap van die God, in Wiens gemeenschap alleen.het leven is. Gelukzalig volk, dat met Augustinus zegt: - Mijn ziel blijft onrustig, totdat het rust vindt in God en dat op Jezus' vraag: Gelooft gij dat? met Martha betuigen mag: Ja, Heere, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon Gods, Die in de wereld komen zou.

Zeist

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1952

De Saambinder | 4 Pagina's

De opstanding en het leven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1952

De Saambinder | 4 Pagina's