Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BAREND EN JOHANNA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BAREND EN JOHANNA

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Tot nog toe had wel Izak Jacob gezegend, maar de Heere had gezwegen totdat Jacob het in Bethel van de Heere Zelf bevestigd kreeg, ik kan me levendig voorstellen, dat dit voor Jacob een zeer belangrijke zaak was.

Barend: Ja, men kan horen prediken dat er een verlossingsweg is geopend in en door Christus en dat men er evenwel totaal blind voor blijft met betrekking tot eigen zaligheid.

Johanna: Wat was nu eigenlijk het doel Gods met deze droom, was dat alleen Zichzelf te verheerlijken in schenking van genade of had die droom ook nog een bijzonder doel ten opzichte van Jacob, die zich in een zeer droeve omstandigheid bevend?

Barend: God doet alles om Zijns Zelfs wil en om Zijns groten Naams wil, doch tevens wilde Hij Jacob vertroos­ten en versterken in zijn hachelijke toestand met Zijn dierbare beloften. De Heere wilde als de onveranderlijk getrouwe Verbondsgod, de God van Abraham en Izak met Jacob persoonlijk het verbond oprichten, Jacob werd in dat verbond Gods op en aangenomen.

Johanna: Het scheen voor Jacob of Kanaän voor hem en voor zijn nakomelingen verloren zou gaan, doch God kon van Zijn belofte aan Abraham niet af en kwam Hij daarom het alles aan Izak te bevestigen, wat Hij Abraham beloofd had?

Barend: De Heere beloofde aan Jacob, dat Kanaän aan Jacob en aan zijn zaad zou worden gegeven, dat zijn zaad zo menigvuldig zou zijn als het stof der aarde, en dat was wel het allervoornaamste, dat in zijnen zade alle geslachten des aardbodems zouden gezegend worden. Ook dat God met hem zou zijn en hem overal behoeden zou, en in Kanaän wederbrengen zou, en dat Hij hem niet verlaten zou, totdat het alles zou vervuld zijn.

Johanna: Wat zal de vrees voor Ezau daardoor verminderd zijn en de verre reis naar Haran veel van haar bezwaren verloren hebben, toen de' Heere hem beloofde, dat Hij hem zou wederbrengen in het land.

Barend: De verwondering over de gunstige tegenwoordigheid Gods aan die plaats vervulde Jacobs hart dan ook, want personele Godsontmoetingen zijn door alle tijden heen uiterst zeldzaam geweest, waar het eens heeft plaats gehad was de vrucht altijd een zalige verwondering, en gaf het een afdruk in de ziel van de onuitsprekelijke grootheid en goedheid Gods, en een geheiligde vreze, eerbied en ontzag, zonder opgeblazenheid en verheffing, maar integendeel met heilige schaamte over begane zonden.

Johanna: Maar wat bedoelde Jacob dan met de woorden: Hoe vreselijk is deze plaats? Was dat, omdat bij God is een. vreselijke majesteit?

Barend: Het wilde zeggen, dat Jacob nooit die ontmoeting aan deze plaats meer zou kunnen vergeten. Bethel zou voor Jacob altijd blijven als een huis Gods, waar hem de poort des hemels uit genade geopend werd.

Johanna: Wat was zijn bedoeling met de oprichting van die steen, op welke hij die olie goot, en wat betekende het, dat hij die plaats Bethel noemde?

Barend: Dat deed hij tot een gedenkteken van Gods goedheid, opdat de herinnering daaraan - bewaard zou blijven. Het was bij de aartsvaders gewoonte, doch later werd het verboden, Lev. 26 : 1: Gij zult ulieden geen afgoden maken; noch gesneden beeld, noch opgericht beeld zult gij u stellen, noch geheelde steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de Heere, uw God! En dat hij olie daarop goot, was om die steen te heiligen, hetgeen later vanwege het misbruik verboden werd. Jacob bedoelde later op die plaats een altaar te bouwen. De naam Bethel betekent Huis Gods, welke naam later de Israëlieten gaven aan de in de nabijheid gelegen stad, die door de Kanaänieten Luz werd genoemd, vanwege de vele amandelbomen, die daar groeiden, want Luz betekende amandelboom.

Johanna: Jacob beloofde een gelofte. Deden Abraham en Izak dat ook bij plechtige gelegenheden, of was dat iets ongewoons?

Barend: De Schrift doet daaromtrent geen enkele mededeling, doch het was een deel van de godsdienst, gelijk Mozes zegt in Deut. 23. De vorm van de gelofte was niet een uiting van twijfel aan hetgeen God beloofd had, ook niet alsof hij een verdrag met God wilde sluiten, maar in plaats van het woord „wanneer God met mij zal geweest zijn", zou moeten gelezen worden volgens de uitleggers: „Aangezien God met mij zal geweest zijn, en mij behoed zal hebben op de weg, die ik- reis, en mij gegeven zal hebben brood om te eten en klederen om aan te trekken, : en ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn, dan zal de voor Hem in ware godsvrucht leven en deze steen, die ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven".

Johanna: Uit alles kunnen wij wel opmaken, dat voor Jacob die nacht een gezegende nacht geweest is, en het zal er dus voor elk op aan komen of men in zijn leven een Bethel heeft leren kennen, is het niet?

Barend: Ja zeker, want een mens kan veel godsdienst hebben, doch alles uit eigenliefde en zelfbehoud, en de mens kan vele dingen doen om wat te worden voor God, maar God zal wat worden moeten voor ons. Genade staat tegenover schuld, en anders zal het nooit een wonder worden als een mens zalig worden mag. De weg der zaligheid is van nature een diepe verborgenheid, doch als God in Christus die weg wil ontsluiten, wordt alles anders. Jacob heeft daar een daadzaak beleefd, die zijn waarde behield, al was het nog geen Pniël, er was toch iets wezenlijks gebeurd.

Johanna: Vindt u het begin van Genesis 29 niet eigen­aardig, als er staat: Toen hief Jacob zijn voeten op en ging naar het land der kinderen van het Oosten? '. Wil dat zeggen, dat hij de reis te voet maakte?

Barend: Sommigen menen dat wel, maar anderen denken dat die woorden aantonen, dat Jacob blijde en goedsmoeds op reis ging, versterkt door deze Godsontmoeting, terwijl hij de vorige avond zeer ellendig en bezwaard op die plaats was aangekomen.

Johanna: Heeft Jacob op zijn verre reis nog meer dromen of ontmoetingen gehad? Of waren dergelijke ontmoetingen meer zeldzaam?

Barend: Zulke ontmoetingen worden wel welkome feesten genoemd voor het volk van God, maar daar ligt dan ook in dat het niet zo dikwijls feest is, en hoewel Jacob blijmoedig en goedsmoeds voortging, en de reis voorspoedig volbracht, heeft hij toch op de reis geen bijzonderheden meer ontmoet. Wel werd hij getrouw geleid door Gods voorzienigheid juist naar die streek, waar de kudden van zijn oom werden geweid en moes- ' ten gedrenkt.

Amsterdam-C

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1953

De Saambinder | 4 Pagina's

BAREND EN JOHANNA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1953

De Saambinder | 4 Pagina's