Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de. Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art 34

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de. Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art 34

Van de Heilige Doop ,

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Heilige Doop

Wij geloven en belijden, dat Jezus Christus, die het einde der wet is door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft aan alle andere bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden; en dat Hij, afgedaan hebbende de besnijdenis, 'die met bloed geschiedde inplaats derzelve heeft verordend het sacrament des Doops.

Met deze woorden vangt de belijdenis aan om in art. 34 nader over het sacrament van de Heilige Doop te spreken. Velerlei zijn de beschouwingen over de Doop, niet alleen tussen de Roomse en Protestantse Kerk, maai ook op het Protestantse erf. De Belijdenis geeft in dit art. 34 een eenvoudige, maar duidelijke uiteenzetting wat de Geref. Vaderen aangaande de Doop geleerd hebben. Het woord Doop (Grieks: Baptismos) is afgeleid van een woord dat indompeling of besprenging met water betekent. In de Heilige Schrift heeft het soms een oneigenlijke betekenis van bloeddoop, wanneer het ziet op het zwaar lijden van Christus, óf vuurdoop wanneer het ziet op de mededeling van de gaven des Geestes. Ook wordt de waterdoop wel genoemd het bad der wedergeboorte, en de afwassing der zonden, wanneer niet de handeling maar de betekenende zaak des doops bedoeld wordt.

Art. 34 spreekt in eigenlijke zin van de waterdoop als het eerste bondszegel van het Nieuwe Testament, waarin door indompeling in of besprenging met water door de hand van een wettig dienaar in des Heeren Naam, de bondgenoten Gods betekend en verzegeld wordt de afwassing van de schuld en smet der zonde, door Christus' Bloed en Geest (Sions roem en sterkte); dat de Doop in de plaats der besnijdenis gekomen is en dat Christus een einde gemaakt heeft aan alle bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen, tot verzoening der zonden. Daar de mens geboren wordt in een verbroken werkverbond d.i. het werkverbond dat onmachtig is hem te verlossen, j maar waarvan de vloek en straf wel gehandhaafd blijven, wil deze mens, zo gauw als hij onder gevoel van zijn zonde komt, alles wel geven tot verzoening, tot zelfs zijn bloed toe. In Micha 6 lezen wij: Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns lichaams voor de zonde mijner ziel? Zou de Heere een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tienduizenden van oliebeken?

Naar de aard der bedeling onder het Oude Testament gingen de sacramenten gepaard met bloedstorting; was het Verbond des Heeren in schaduwen gehuld en moest al wat mannelijk was ten' achtsten dage besneden worden. Met de komst van Christus hielden dé schaduwen en de bloedige tekenen op. Met de gewijzigde bediening van het Verbond in het Nieuwe Testament, veranderden ook de Sacramenten van besnijdenis in de Doop en van het Pascha in het H. Avondmaal. Alleen veranderde het uitwendige teken, naar niet het innerlijke, het wezen der zaak n.l. de vernieuwing en reiniging des harten door de Heilige Geest.

Met de komst van Christus is niet alleen een einde gemaakt aan de Besnijdenis (Cöll. 2 : 11, 12), maar is de Doop ingesteld, beginnende met de Doop van Johannes de Doper. De Doop van Johannes was een wettige Doop, met dezelfde kracht als de van Christus' ingestelde Doop, ook al heeft Rome over deze belijdenis zijn vloek uitgesproken. Johannes toch had 'n goddelijke opdracht om te dopen. Zelf zeide hij, van God gezonden te zijn om te dopen en Christus stelde de vraag aan de Joden: „Is de Doop van Johannes uit de hemel of uit de mensen", terwijl in deze vraag de Goddelijke bevestiging van de Doop van Johannes werd uitgedrukt. Ook doopte Johannes met gewoon water uit de Jordaan en met dezelfde betekenende zaak n.l. het bloed van Christus tot vergeving der zonden (Marcus 1 : 4), met dezelfde eis van geloof en bekering (Marcus 3 : 6). In wezen was de Doop van Johannes de Doper dezelfde, als die van Christus, met dit onderscheid dat Johannes doopte in de Messias, Die komen zou en dat met de komst van, Christus de mededeling des Geestes overvloediger geweest is dan tevoren, daar de Doop van Johannes voorbereidend voor de Doop van Christus was.

Afgedaan hebbende de besnijdenis die met bloed geschiedde, zegt de Belijdenis: De Besnijdenis was het zegel en onderpand van het Genadeverbond, waarin God de besnijdenis des harten door ^Zijn Geest aan Zijn uitverkorenen heeft toegezegd. Het Genadeverbond onder het Oude Testament was gesloten in de bolster der wet, daar de kerk onder de dienstbaarheid der wet verkeerde, wat niet alleen tot uitdrukking kwam in het gehele leven van Israël, maar ook in het bijzonder in de knechtelijke positie der vrouw die in de man gerekend werd, alhoewel zij in hem besneden niet buiten 't verbond en de genade gesteld was; alsmede in 't bloedig teken der besnijdenis n.l. de wegsnijding en uittrekking der voorhuid. Dit bloedig teken moest blijven totdat de wegsnijding en uittrekking van het lichaam der zonde door Christus' offerande aan het kruis geschied was. De bloedige wegneming van de voorhuid zag op de noodzakelijke wegneming van alle onreinheid van erf en dadelijke zonde door het bloed van Christus. De gestrengheid waarmee de besnijdenis geëist werd, zó zelfs dat 'n onbesnedene moest worden uitgeroeid, zag op de strenge eis van de besnijdenis des harten en de toorn Gods die blijft rusten op elke onbekeerde; De besnijdenis der voorhuid kon de besnijdenis des harten iet geven. God alleen kan de besnijdenis des harten n de verzoening en de reiniging van schuld en met der zonden slechts geven. De zaligheid hing van een uiterlijke besnijdenis niet af, getuige Paulus die toornde tegen hen, die slechts op de uiterlijke besnijdenis roemden, en de nadruk legde op de noodzakelijke besnijdenis des harten: Wij zijn de besnijdenis; wij die God in de Geest dienen en in Christus Jezus roemen en niet in het vlees betrouwen (Filip. 3 : 3). De besnijdenis als bloedig teken eindigde met de offerande en dood van Christus, zij ging met Hem in het graf. De Heilige Doop begint met dezelfde enige offerande van Christus in Zijn Opstanding uit de doden. e tekenen zijn gewijzigd, maar de betekenende zaken  gebleven, terwijl ook met de Doop de vrouw in een eer rechtstreekse en persoonlijke verhouding tot het verbondsteken werd gesteld, met de vervulling van die gerechtigheid, die Christus betaamde te vervullen.

Lisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1953

De Saambinder | 4 Pagina's

Toelichting op de. Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art 34

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1953

De Saambinder | 4 Pagina's